Ministerie van Buitenlandse Zaken

KABINETSREACTIE OP HET WETGEVINGS- EN WERKPROGRAMMA

VAN DE EUROPESE COMMISSIE VOOR 2008

Inleiding
Het kabinet heeft waardering voor de opzet en inhoud van het wetgevings- en werkprogramma van de Europese Commissie voor 2008 zoals dat op 23 oktober jongstleden werd gepubliceerd. Evenals het kabinet dat deed in de "Staat van de Unie 2008", constateert ook de Commissie in haar werkprogramma dat het wijzigingsverdrag de Unie in staat zal stellen de grote inhoudelijke uitdagingen van onze tijd daadkrachtig en effectief aan te pakken. Met het werkprogramma presenteert de Commissie haar agenda voor een concreet Europa, waarbij het belang van subsidiariteit, transparantie en communicatie prominent naar voren komt. Die agenda komt voor een belangrijk deel overeen met de Nederlandse agenda, zoals in de "Staat van de Unie 2008" uiteengezet. De Commissie geeft een juiste opsomming van de grote onderwerpen die in 2008 op ons afkomen en het kabinet zal constructief en ambitieus meewerken om gezamenlijke antwoorden voor de gezamenlijke uitdagingen te formuleren. Speciale vermelding daarbij verdient de aanstaande begrotingsevaluatie, die naar het oordeel van het kabinet van groot belang kan zijn bij de toekomstige vormgeving van begroting én beleid van de Unie. Dat we daarin niet alleen staan, bleek tijdens de mondelinge presentatie van het Commissie-werkprogramma aan de Raad op 19 november: ook het inkomende Franse voorzitterschap gaf bij die gelegenheid te kennen de begrotingsevaluatie als een van de hoofdonderwerpen voor 2008 te beschouwen. De structuur van het Commissie-werkprogramma voor 2008 is grotendeels gelijk aan die van het werkprogramma 2007. Na een korte herbevestiging van de vier strategische oriëntaties die zij formuleerde bij de aanvang van haar mandaat (welvaart, solidariteit, veiligheid en vrijheid, en een sterker Europa in de wereld) formuleert de Commissie een vijftal prioritaire aandachtsgebieden voor haar werkzaamheden in 2008. Vervolgens besteedt zij betrekkelijk gedetailleerd aandacht aan het belang van voortgang van de "lopende agenda". Nieuw is een hoofdstukje waarin de Commissie aangeeft aan welke thema's in de loop van het nieuwe jaar gewerkt zal worden met het oog op mogelijke initiatieven in een later stadium. Tenslotte wordt aandacht gegeven aan het onderwerp betere regelgeving en, heel kort, aan "Communicatie over Europa".
Toegevoegd aan het werkprogramma is een viertal annexen met lijsten van achtereenvolgens nieuw te verwachten initiatieven van de Commissie, vereenvoudigingsvoorstellen met betrekking tot bestaande regelgeving, voorstellen tot intrekking van reeds gepubliceerde voorstellen en prioriteiten voor 2008 op communicatiegebied. Prioritaire aandachtsgebieden
De door de Commissie geformuleerde prioritaire aandachtsgebieden voor 2008 zijn: · groei en banen
De Commissie gaat ervan uit dat tijdens de Voorjaarsraad in 2008 bezien zal worden of de Lissabon-strategie verdere verfijning behoeft om daadwerkelijk een effectief antwoord op
---

de uitdagingen van globalisering te bieden. Om een succesvolle basis te leggen voor

verdere groei en verbetering van de levenskwaliteit is een combinatie van flexibiliteit en zekerheid noodzakelijk, voor werknemers zowel als voor werkgevers, gekoppeld aan goede en levenslange ontwikkelings- en opleidingsmogelijkheden. Van belang is, aldus de Commissie, sociale bescherming; evenzeer van belang is ontwikkeling van een kennismaatschappij.
Voorts zal de Commissie, mede op basis van de uitkomsten van de in 2007 ondernomen Interne Markt-evaluatie, trachten het functioneren van de interne markt verder te verbeteren. Speciale aandacht zal daarbij uitgaan naar het midden- en kleinbedrijf. · een duurzaam Europa
De Commissie zal de nadruk leggen op het klimaatdossier respectievelijk op thema's die hier direct mee samenhangen. Nadrukkelijk zal niet alleen gekeken worden naar mogelijkheden om klimaatverandering aan te pakken (mitigatie), maar ook zal de Commissie een witboek over aanpassing aan klimaatverandering (adaptatie) uitbrengen; beide aspecten zijn van belang om op een duurzame wijze met klimaatverandering om te gaan.
Als basis voor het toekomstige nieuwe actieplan over energie (2010 en verder) zal de Commissie in 2008 een "Tweede strategische evaluatie van de Europese energiesituatie" publiceren. De Commissie benadrukt dat op energiegebied versterkte solidariteit tussen lidstaten noodzakelijk is wanneer energievoorzieningszekerheid in gevaar komt. · een geïntegreerde benadering van het migratievraagstuk De Commissie onderkent migratie en integratie als grote uitdagingen van de 21e eeuw en zal in 2008 verdere voorstellen doen om bij te dragen aan de totstandkoming van een gemeenschappelijk migratiebeleid. Een geïntegreerde aanpak is noodzakelijk, waarbij arbeidsmigratie, circulaire migratie en het tegengaan van illegale migratie aan bod komen, evenals vraagstukken rond integratie van migranten. En dat alles in de context van hoe om te gaan met de demografische veranderingen die zich in onze maatschappij voltrekken. Verder gewerkt zal worden aan het verbeteren van het beheer van de buitengrenzen en aan de toekomstige totstandkoming van een coherent gemeenschappelijk asielbeleid. · de burgers komen op de eerste plaats
Teneinde de burger "een centrale plaats toe te kennen in het Europese project" neemt de Commissie zich voor een "moderne sociale agenda" voor Europa te ontwikkelen. Onderdeel daarvan zouden bijvoorbeeld moeten zijn de verzoening van werk, privé- en gezinsleven, samenwerking met lidstaten in het tegengaan van discriminatie en het zekerstellen dat alle Europeanen voldoende toegang hebben tot ontwikkelingsmogelijkheden. Om veiligheid en gezondheid van de burger te bevorderen zullen concrete initiatieven worden ontplooid op het gebied van de veiligheid van de patiënt en de kwaliteit van de gezondheidszorg.
· Europa als mondiale partner
In het besef dat intern en extern beleid van Europa meer dan ooit met elkaar verweven zijn, geeft de Commissie aan zich actief te zullen inzetten met betrekking tot de internationale dimensie van onderwerpen als klimaatverandering, migratie, terrorisme- bestrijding en energie-zekerheid. Tevens zal de Commissie zich uitdrukkelijk blijven richten op een actief en effectief beleid ten opzichte van de buurlanden van de Unie, of het daarbij nu gaat om uitbreiding, het stabilisatie- en associatieproces of het nabuurschapsbeleid. Met betrekking tot ontwikkelingssamenwerking zullen de
---

inspanningen van de Commissie zich richten op het zo effectief mogelijk inzetten van de

verschillende instrumenten, het onderzoeken van mogelijke nieuwe wegen om bij te dragen aan de implementatie van de Millennium Development Goals en het presenteren van ambitieuze voorstellen ten behoeve van in 2008 geagendeerde internationale bijeenkomsten inzake Financing for Development en Aid Effectiveness.

In de eerste annex bij het werkprogramma worden de nieuw te verwachten initiatieven van de Commissie opgesomd, evenals vorig jaar onderverdeeld in "strategische initiatieven" (die in de loop van 2008 door de Commissie zullen kunnen worden gepresenteerd) en "prioritaire initiatieven" (waarvan presentatie in de komende 12 tot 18 maanden voorzien wordt). In de bijlage bij deze kabinetsreactie wordt op een aantal van deze aangekondigde initiatieven nader ingegaan. In totaal worden 26 strategische en 61 prioritaire initiatieven voorzien, deels gegroepeerd in samenhangende pakketten. Een achttal strategische en 26 prioritaire initiatieven zijn wetgevend van aard (ontwerp-verordeningen en ontwerp-richtlijnen), de overige initiatieven betreffen mededelingen, groenboeken et cetera. Die aantallen wijken nauwelijks af van het bij het werkprogramma 2007 gepresenteerde pakket. Evenals toen kan het kabinet derhalve ook nu met instemming constateren dat het aantal voorstellen voor daadwerkelijke nieuwe Europese regelgeving betrekkelijk gering is. De door de Commissie gepresenteerde prioriteiten voor 2008 zijn niet verrassend. Daarmee wil echter niet gezegd zijn dat er te weinig ambitie uit het werkprogramma van de Commissie zou spreken. De Commissie bouwt voort op een agenda die gedurende de afgelopen jaren vorm heeft gekregen en die de grote uitdagingen van onze tijd reflecteert. In grote lijnen deelt het kabinet dan ook de door de Commissie aangegeven prioriteiten. In de "Staat van de Unie 2008" heeft het kabinet aangegeven en nader uitgewerkt op welke terreinen Europees optreden een duidelijke meerwaarde heeft en op welke terreinen het derhalve ambitieuze initiatieven van de Commissie toejuicht. Die terreinen sluiten nauw aan bij de thans gepresenteerde Commissie-prioriteiten. Vooral inzake Klimaat en energie, Asiel, migratie en grensbewaking, en Versterking van de Europese concurrentiekracht worden nadere voorstellen en initiatieven van de Commissie door het kabinet verwelkomd. Snelheid is daarbij van het grootste belang; zowel voor het onderwerp Klimaat en energie als voor de tenuitvoerlegging van de Lissabon-agenda kan Europa zich geen vertraging permitteren. Met name bij de verdere vormgeving van het Lissabon-programma is van belang dat nauwlettend in de gaten gehouden wordt dat, bij het zoeken naar mogelijkheden om economische groei, innovatie en concurrentievermogen te bevorderen, het sociale aspect niet uit het oog verloren wordt. De sociale dimensie lijkt geen prominente plaats in het Commissiewerkprogramma te hebben; dit hangt samen met het feit dat in 2008 een vernieuwde sociale beleidsagenda wordt gepresenteerd. Een oordeel over de sociale dimensie kan pas worden gegeven na publicatie van de vernieuwde sociale beleidsagenda.
Bij de verdere beoordeling en behandeling van dergelijke voorstellen en initiatieven zal het kabinet zich actief en constructief opstellen, waarbij enerzijds het belang van het behoud van noodzakelijke nationale beleidsruimte ­ zeker, maar niet uitsluitend, waar het gaat om onderdelen van een gemeenschappelijk migratie- en asielbeleid - en anderzijds de noodzaak van een ambitieuze gemeenschappelijke aanpak om gemeenschappelijke problemen het hoofd te kunnen bieden leidend zullen zijn.

---

Ook de nadruk die de Commissie legt op het belang van een helder en ambitieus extern beleid

van de Unie wordt door het kabinet toegejuicht. De Commissie-agenda met betrekking tot extern beleid komt overeen met de agenda van het kabinet: effectief internationaal optreden op terreinen die de grenzen van de Unie overstijgen (klimaatbeleid, energie, migratie, terrorismebestrijding), een duidelijk en bruikbaar instrumentarium voor het beleid ten opzichte van de buurlanden, en een coherent en effectief ontwikkelingssamenwerkings- en handelsbeleid. Helaas werkt de Commissie deze laatstgenoemde aspecten van het externe beleid nauwelijks uit in (de annex bij) het werkprogramma. Nederland heeft er hard aan getrokken om beleidscoherentie voor ontwikkeling op de Brusselse agenda te zetten. Het kabinet zal er dan ook op toezien dat in concrete coherentie- initiatieven in het werkprogramma voldoende aandacht aan OS-aspecten wordt besteed. Ook zal het belang van rechtsstaat (rule of law) en mensenrechten in de externe betrekkingen een grotere plaats moeten krijgen.
Minder enthousiast is het kabinet vooralsnog over de wijze waarop de Commissie de geformuleerde prioriteit "de burgers komen op de eerste plaats" wil invullen. De passage die daaraan in het werkprogramma wordt gewijd kan niet verhullen dat de Commissie op dit gebied zoekende is naar een zinvolle invulling. Van harte steunt en onderschrijft het kabinet de noodzaak en het belang van het geven van meer aandacht aan de burger. In de "Staat van de Unie 2008" heeft het kabinet daaraan ook uitgebreid aandacht besteed. Echter, een weliswaar open en geïnteresseerde maar niettemin kritische benadering is aan de orde over de wijze waarop de Commissie aan deze prioriteit invulling zal geven. Daarbij zal met name de vraag een rol spelen of Europees optreden een meerwaarde heeft boven optreden op nationaal of decentraal niveau, respectievelijk in andere internationale fora zoals bijvoorbeeld de Raad van Europa.
Voor het vertrouwen van de burgers in de Europese samenwerking is het ten slotte van groot belang dat de Unie en de lidstaten zich in hun handelen laten leiden door de beginselen van de rechtsstaat. Een zorgvuldige omgang met deze beginselen is met name essentieel op het terrein van de politiële en justitiële samenwerking. Om dit te waarborgen zou gebruik kunnen worden gemaakt van nieuw in te stellen mechanismen voor wederzijdse peer review, evaluatie en monitoring van het functioneren van de nationale rechtsstelsels. De lopende agenda
Naast de noodzakelijke aandacht voor de voor 2008 voorziene nieuwe initiatieven, dient de Commissie vanzelfsprekend ook verder te werken aan de lopende agenda. In het werkprogramma geeft de Commissie aan dat het daarbij in de eerste plaats gaat om het bevorderen van besluitvorming over respectievelijk het geven van follow-up aan voorstellen die reeds in 2007 waren voorzien of werden gepresenteerd, waarbij zij met name aandacht vraagt voor de in januari te verwachten voorstellen rond klimaat en energie en de verschillende reeds ter tafel liggende voorstellen die samenhangen met de implementatie van het Haags Programma. Het kabinet moedigt de Commissie hierbij van harte aan. Daarbij is overigens duidelijk dat sprake is van continuïteit van beleid; de voor 2008 geformuleerde prioriteiten bouwen voort op reeds in gang gezette activiteiten, en komen grotendeels overeen met de voor 2007 geformuleerde prioriteiten. Alle in het werkprogramma 2007 voorziene "strategische initiatieven" zullen aan het einde van het jaar ook daadwerkelijk door de
---

Commissie gepresenteerd zijn, met uitzondering van een aantal voorstellen uit het klimaat- en

energiepakket die op 23 januari 2008 zullen volgen. Vanzelfsprekend is de uiteindelijke besluitvorming over een groot deel van de in 2007 voorziene of gepresenteerde initiatieven nog niet afgerond, zodat voortgaande aandacht in 2008 noodzakelijk is. Deze initiatieven werden deels vorig jaar becommentarieerd in de kabinetsreactie op het Commissiewerkprogramma voor 2007. Voor Nederland gaat het hierbij onder meer om een aantal belangrijke initiatieven op milieugebied, zoals emissies van zware voertuigen (Euro VI), CO2 emissie van voertuigen, industriële emissies (herziening IPPC- richtlijn) en nationale emissieplafonds voor bepaalde luchtverontreinigende stoffen (herziening van de NEC-richtlijn).
Op extern gebied betreft de "lopende agenda" onder meer de toetredingsonderhandelingen met Turkije en Kroatië, het afronden van de verschillende Stabilisatie- en Associatie- Overeenkomsten met de landen van de Westelijke Balkan, het uitbrengen van een tweede set voortgangsrapporten met betrekking tot het nabuurschapsbeleid, het voortzetten van de onderhandelingen over de Economic Partnership Agreements, de implementatie van de Afrika-strategie, de afronding van de Doha-onderhandelingen en het succesvol van start laten gaan van het tiende Europees Ontwikkelingsfonds.
Ten slotte onderstreept de Commissie dat in haar dagelijkse werkzaamheden vanzelfsprekend ook het beheer van het budget, de uitvoering van verschillende financiële programma's en het toezicht op een correcte tenuitvoerlegging van het gemeenschapsacquis een belangrijke rol spelen. Bij dat laatste zal ze in het bijzonder aandacht besteden aan de inachtneming van de Europese normen op het gebied van vervoer, milieu, diergezondheid en dierenwelzijn, voedselveiligheid en de gezondheid van planten.
Vormgeving van nieuw beleid
In dit deel van het werkprogramma biedt de Commissie een overzicht van de onderwerpen waaraan in 2008 gewerkt zal worden met het oog op presentatie van initiatieven en voorstellen in de toekomst. De Commissie tracht daarmee duidelijk te maken dat zij werkt met een meerjarige agenda. De genoemde onderwerpen passen in de eerder omschreven prioriteiten, en de voor 2008 beoogde activiteiten betreffen vooral effectbeoordelingen, studies en consultaties. Onderwerpen waar de Commissie-diensten mee aan de slag zullen gaan zijn bijvoorbeeld duurzaam concurrentievermogen, schoolfruit, een haalbaarheidsstudie over een statuut voor de Europese stichting, herziening van het LGO-besluit en de voorbereiding van het Europese Jaar van Creativiteit en Innovatie (2009). Inzake territoriale cohesie wordt een groenboek voorzien. Ook het voorbereiden van de voor 2008-2009 voorziene begrotingsevaluatie wordt door de Commissie in het kader van "vormgeving van nieuw beleid" geplaatst.
Het kabinet juicht het toe dat de Commissie, zij het zeer beknopt, inzicht verschaft in de onderwerpen waarmee zij thans met het oog op de verdere toekomst aan de slag gaat. Dat biedt immers de mogelijkheid om ons voor te bereiden op mogelijke consultaties en een rol te spelen in de zo cruciale voorfase van Europese besluitvorming. Wel kan daarbij aangetekend worden dat de Commissie in haar huidige samenstelling in 2008 haar laatste volle jaar in gaat. De nieuwe Commissie die in 2009 zal aantreden zal met betrekking tot een aantal van de onderwerpen waarvoor de voorbereidingen thans van start gaan haar eigen accenten willen plaatsen.

---

Zoals in de inleiding al aangegeven, is de aankomende begrotingsevaluatie voor Nederland

van groot belang. De Commissie zal hierover in 2008 een mededeling het licht doen zien. In de annex bij deze kabinetsreactie wordt op deze verwachte mededeling nader ingegaan.

Betere regelgeving
Evenals vorig jaar besteedt de Commissie in haar werkprogramma nadrukkelijk aandacht aan het verbeteren van de kwaliteit van Europese regelgeving, als noodzakelijk ingrediënt van de Lissabon-agenda en cruciaal voor het tegengaan van europessimisme. Vroeg in 2008 zal een strategische evaluatie en herziening worden gepresenteerd over de gemaakte voortgang met betrekking tot de agenda voor betere regelgeving, ter bespreking in de Voorjaarsraad. Het gaat daarbij om een evaluatie van het systeem van impact assessments, vereenvoudiging van bestaande regelgeving en vermindering van administratieve lasten. Het kabinet ziet dit als een kans om de EU-agenda van betere regelgeving als geheel te verbeteren en een voortvarende implementatie te bevorderen. Bedoeling van de agenda voor betere regelgeving is vanzelfsprekend het verhogen van de transparantie van Europese regelgeving en het verminderen van onnodige regeldruk, zonder afbreuk te doen aan de effectiviteit van noodzakelijke regels. In de annex bij deze kabinetsreactie wordt op de verwachte evaluatie nader ingegaan.
De tweede en derde bijlage bij het werkprogramma moeten gezien worden in het licht van de wens de kwaliteit van de Europese regelgeving te verbeteren. Bijlage 2 bevat in totaal 45 vereenvoudigingsvoorstellen. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om het samenvoegen van bestaande instrumenten die nauw aan elkaar verwant zijn, vereenvoudiging van thans in Europese regelgeving vastgelegde procedures of verheldering van onderdelen van rechtsinstrumenten die tot onduidelijkheid leiden. Het kabinet juicht deze initiatieven ten zeerste toe. Vanzelfsprekend zal na presentatie per initiatief beoordeeld worden of de voorgestelde vereenvoudiging daadwerkelijk een merkbare verbetering op nationaal niveau inhoudt.
In bijlage 3 staan 30 reeds uitgebrachte voorstellen opgesomd die thans om allerlei redenen overbodig zijn geworden en die derhalve door de Commissie zullen worden ingetrokken. Ook deze lijst wordt door het kabinet in beginsel verwelkomd. Het kabinet moedigt de Commissie sterk aan voortvarend op de ingeslagen weg voort te gaan. Burgers en bedrijfsleven ervaren Europa nog te vaak als last, en Europese regelgeving als bureaucratische rompslomp. Verheldering van de regels, vereenvoudiging van de procedures en herziening van administratieve eisen die aan bedrijfsleven en burgers worden gesteld zullen bij kunnen dragen aan het herstel van vertrouwen in het Europese project. De nadrukkelijke inzet van de Europese Commissie op dit terrein, die ook tot uiting komt in de recente instelling van een speciale commissie met belanghebbenden uit het bedrijfsleven die wordt voorgezeten door de voormalige Beierse Minister-President Stoiber en waarvan ex- staatssecretaris Linschoten deel uitmaakt, wordt door het kabinet ten zeerste gewaardeerd. Betere Europese regelgeving is meer dan verheldering en vereenvoudiging alleen, hoe belangrijk ook. Aan de Europese regelgeving wordt de bijzondere eis gesteld dat zij zowel tegengestelde maatschappelijke belangen optimaal moet pogen te verenigen als ook een
---

balans moet vinden tussen de noodzakelijke eenduidigheid via Europese harmonisatie of

coördinatie enerzijds en de gewenste nationale beleidsruimte anderzijds. Dit betekent dat bij de totstandkoming van de Europese regels terdege rekening moet worden gehouden met de implementatie en de feitelijke toepassing in de nationale rechtsordes, hetgeen gefaciliteerd wordt door ook op dit aspect gerichte ex ante evaluatie en impact assessments.

Communicatie over Europa
De Commissie geeft aan zich actiever te willen richten op communicatie en het betrekken van de burger in het Europese besluitvormingsproces. De prioriteiten voor wat betreft communicatie in 2008 zullen de politieke prioriteiten van de Commissie moeten reflecteren en betreffen derhalve vooral onderwerpen als de Lissabon-agenda, energie en klimaatverandering, migratie, de balans van de sociale realiteit en de rol van Europa in de wereld. Voorts zou het communicatiebeleid van de Commissie (en de overige instellingen) expliciet bij moeten dragen aan het verzekeren van een hogere opkomst bij de Europese verkiezingen in 2009 dan in 2004 werd behaald. In annex 4 bij het werkprogramma worden de prioriteiten op het gebied van communicatie voor 2008 geformuleerd, onderverdeeld in "Interinstitutionele communicatieprioriteiten" en "Communicatieprioriteiten". Het kabinet onderschrijft nadrukkelijk de noodzaak van een intensivering van het communicatiebeleid over Europese samenwerking. In de "Staat van de Unie 2008" heeft het kabinet voor wat betreft de nationale Europa-communicatie een aantal concrete en ambitieuze voornemens bekend gemaakt, nader uitgewerkt in een recente brief aan het parlement. Herstel respectievelijk vergroting van het draagvlak voor Europese samenwerking is een gezamenlijke verantwoordelijkheid, en het dient dan ook toegejuicht te worden dat ook de Commissie inzet op een meer gericht en effectief communicatiebeleid. Het korte paragraafje dat daaraan in het werkprogramma wordt gewijd is echter weinig concreet. Het kabinet zou de Commissie dan ook nadrukkelijk op willen roepen een meer specifieke visie op haar rol op het gebied van Europa-communicatie te ontwikkelen. Die rol dient naar het oordeel van het kabinet complementair te zijn aan de inspanningen van de lidstaten op dit gebied.
--------------------


---

ANNEX KABINETSREACTIE

Deze annex bevat de eerste appreciatie van het kabinet van een aantal in het Commissiewerkprogramma 2008 opgesomde nieuwe initiatieven. Het betreft initiatieven van zowel wetgevende als niet-wetgevende aard, die afkomstig zijn uit zowel bijlage 1 ("Strategische initiatieven" en "Prioritaire initiatieven") als bijlage 2 ("Lijst van vereenvoudigingsinitiatieven") bij het werkprogramma van de Commissie. De geselecteerde initiatieven zijn onderverdeeld in twee lijsten. Lijst A bevat initiatieven die, naar het kabinet thans voorziet, voor Nederland mogelijk van groot belang zullen zijn. Daarbij kan gedacht worden aan een aanmerkelijk politiek en/of maatschappelijk belang, relatief grote financiële gevolgen, te voorziene complexiteit van implementatie (bijvoorbeeld vanwege noodzakelijke aanpassing van reeds bestaande nationale regelgeving), et cetera. In Lijst B zijn de initiatieven vermeld die thans weliswaar niet tot hoogste prioriteit bestempeld worden, maar die niettemin om verschillende redenen speciale aandacht lijken te verdienen. Overigens dient onderstreept te worden dat het hier een eerste selectie en appreciatie betreft, in vele gevallen slechts gebaseerd op fragmentarische informatie over de bedoelingen van de Commissie. De afzonderlijke appreciaties, waarbij overigens waar relevant en mogelijk ook maatschappelijke actoren betrokken zijn geweest, hebben dan ook een voorlopig karakter; naarmate de tijd vordert zullen de contouren van de te verwachten Commissievoorstellen scherper worden en zullen de eerste oordelen aangevuld en/of geamendeerd moeten worden. Voorts kan, ten overvloede, opgemerkt worden dat de aangekondigde initiatieven die niet werden geselecteerd voor opname in deze eerste appreciatie daarmee vanzelfsprekend niet uit het vizier van het kabinet verdwijnen. Zoals altijd zal Nederland ook bij de verdere vormgeving van en uiteindelijke besprekingen over deze initiatieven een actieve rol wensen te spelen.
Omwille van de overzichtelijkheid wordt in deze annex per lijst de volgorde aangehouden waarin de genoemde initiatieven in het Commissiewerkprogramma zijn opgenomen.
----

---

Lijst A: Initiatieven met een mogelijk groot belang voor Nederland

A1 Jaarlijks voortgangsverslag over de Lissabonstrategie Op 11 december zal de Commissie haar jaarlijkse voortgangsrapport over de Lissabonstrategie presenteren. Hierin zal de Commissie de voortgang in de lidstaten beoordelen, op basis van de nationale voortgangsrapporten die lidstaten half oktober naar de Commissie hebben gestuurd. Ze zal daarbij evenals vorig jaar voorstellen doen voor landenspecifieke aanbevelingen.
Daarnaast zal de Commissie voorstellen doen voor de volgende cyclus van de Lissabonstrategie. De huidige 3-jaarlijkse cyclus loopt in 2008 af. De nieuwe cyclus zal bestaan uit een voorstel voor de geïntegreerde richtsnoeren voor groei en werkgelegenheid en een nieuw Communautair Lissabonprogramma.
Op 3 oktober heeft de Commissie een interim-rapport gepresenteerd over de nieuwe Lissaboncyclus ("the European Interest, succeeding in the age of globalisation"). De hoofdboodschap is dat de in 2005 vernieuwde Lissabonstrategie haar waarde heeft bewezen en dat geen grote wijziging nodig is van de geïntegreerde richtsnoeren voor groei en werkgelegenheid.
Het kabinet steunt deze lijn. De resultaten van de herziene Lissabonstrategie zijn tot zover positief. Lidstaten maken serieus werk van hervormingen, zowel op het terrein van de arbeidsmarkt als bij het bevorderen van ondernemerschap en innovatie. En de eerste resultaten laten zich zien. Zo is er een substantiële stijging van de arbeidsparticipatie van ouderen en vrouwen en komen de Lissabondoelstellingen van 50% ouderenparticipatie en 60% vrouwenparticipatie in 2010 binnen bereik. Zowel qua proces als qua inhoud staat de strategie goed op de rails. Er is geen fundamentele wijziging van de geïntegreerde richtsnoeren voor groei en werkgelegenheid nodig.
A2 Witboek over aanpassing aan klimaatverandering
In navolging op het Groenboek Adaptatie zal de Europese Commissie in november 2008 een Witboek Adaptatie presenteren. Het kabinet is verheugd over het feit dat de Europese Commissie beleid op het gebied van adaptatie aan klimaatverandering voortvarend oppakt. Adaptatie aan klimaatverandering is één van de ambities van Nederland en heeft een hoge prioriteit. Daarom is ook een klimaatbestendig Europees beleid noodzakelijk. In de voorloper van het witboek, het Groenboek Adaptatie, wordt door de Europese Commissie op constructieve wijze uiteengezet welke acties kunnen worden ondernomen en op welke niveaus. De Europese Commissie hanteert in het groenboek een viertal beleidsoriëntaties (vier pijlers): vroegtijdige actie in de EU (stroomlijnen van beleid), integratie van aanpassing in het externe optreden van de EU, vermindering van de onzekerheid door verbreding van de kennisbasis via geïntegreerd klimaatonderzoek en het instellen van een Europese adviesgroep. In de consultatieperiode voor het groenboek heeft Nederland een kabinetsreactie opgesteld die door de Tweede Kamer is vastgesteld.
---

In aanloop naar het witboek zal Nederland constructief meedenken. Het kabinet ziet graag

terug in het witboek dat de rol van de EU vooral de volgende zaken behelst: het stroomlijnen van adaptatie in de volle breedte van haar beleid, inclusief OS-aspecten, het stimuleren/faciliteren van de discussie over adaptatie in Europa, het uitwisselen en ontwikkelen van kennis, het opstellen van best practices, het aanpakken van eventuele belemmeringen in communautaire regelgeving en het nemen van maatregelen en coördinatie van adaptatiemaatregelen bij een grensoverschrijdende aanpak waar dit een toegevoegde waarde heeft. Voor water wordt dit al ondervangen door bestaande richtlijnen. Het is daarnaast belangrijk dat de EU naar de intersectorale verbanden kijkt bij de stroomlijning van haar sectorale beleid.
Effecten van klimaatverandering vertonen regionale gevolgen, maatwerk is daarbij een vereiste. Voor het kabinet is hiervan een logisch gevolg dat eventuele vervolgvoorstellen op dit gebied van de Commissie kritisch op aspecten van bevoegdheid en subsidiariteit getoetst zullen worden.
A3 Energiepakket
Om de doelstellingen van de Europese Raad met betrekking tot de Europese klimaat- en energiestrategie (2007) te bereiken, heeft de Commissie al het derde liberaliseringspakket en het Strategisch Energietechnologie Actieplan gepresenteerd. Daarnaast werkt de Europese Commissie op dit moment nog aan een reeks andere belangrijke klimaat- en energievoorstellen. Het betreft voorstellen voor lastenverdeling van broeikasgasemissiereducties tussen de lidstaten, herziening van het Europese emissiehandelssysteem, wetgeving en steunmechanisme voor CO2-afvang en -opslag en de kaderrichtlijn hernieuwbare energie (inclusief duurzaamheidscriteria voor biobrandstoffen). Het commissiewerkprogramma gaat hierop nauwelijks in, omdat dit pakket oorspronkelijk in 2007 zou worden gepresenteerd en in het werkprogramma van 2007 uitgebreid is besproken. De presentatie van het pakket is echter uitgesteld naar januari 2008. In verschillende passages van het Commissie-werkprogramma (inleiding, prioriteiten voor 2008 en Annex 4) is wél duidelijk te zien dat het klimaat- en energiepakket onverminderd één van de topprioriteiten is voor Europese besluitvorming. Ook werkt de Commissie aan de evaluatie van de Energiebelastingrichtlijn ter ondersteuning van de energie- en klimaatdoelen. Het kabinet ziet uit naar deze voorstellen en zal het parlement spoedig na verschijnen van de voorstellen informeren over de inhoud en het Nederlandse standpunt. Verder werkt de Commissie aan de herziening van de richtlijn voor energieprestaties in gebouwen (2002/91 ­ Energy Performance Building Directive, EPBD). Focus ligt op de actualisatie en specificatie van de vereisten en toevoeging van de financiële aspecten aan de EPBD, voortvloeiend uit een effectbeoordeling. Het kabinet is voorstander van een actualisatie en specificatieslag van de EPBD en ziet uit naar de wijzigingsvoorstellen. Nederland heeft onlangs zijn ervaringen met de uitvoering van de EPBD gedeeld met de Europese Commissie. Subsidiariteit en definities zijn een belangrijk aandachtspunt bij wijziging van de EPBD: de manier waarop de lidstaten momenteel uitvoering geven aan de richtlijn moet in het oog gehouden worden. Het kabinet staat welwillend ten opzichte van de toevoeging van financiële aspecten, waarbij het voorkomen van een toename van de administratieve lasten een aandachtspunt is.

10

Ter voorbereiding van de Voorjaarsraad van 2009 zal de Commissie de tweede Strategische

Evaluatie presenteren, die een overzicht bevat van de voortgang die met de dit jaar aangekondigde concrete voorstellen op het gebied van een duurzame, concurrerende en continu geleverde energie voor Europa is geboekt. In het bijzonder zal worden onderzocht hoe de voorzieningszekerheid kan worden vergroot. Het kabinet kijkt uit naar deze mededeling. Voor het kabinet staan in de Strategische Evaluatie van 2008 het functioneren van de interne markt en versterking van het externe energiebeleid centraal. Daarnaast werkt de Commissie aan een voorstel voor herziening van de richtlijn inzake verplichte olievoorraden (2006/67). De bestaande richtlijn behoeft een herziening om o.a. de ongestoorde werking van de interne markt te kunnen bewerkstelligen, ook in tijden van een oliecrisis. Het doel is om op effectieve wijze om te kunnen gaan met verstoringen van de oliebevoorrading. Naar verwachting zal het consultatiedocument binnenkort worden gepresenteerd. Het kabinet ziet uit naar de voorstellen van de Commissie. Nederland hecht eraan om bilaterale verdragen volledig overbodig te maken en alle relevante zaken in de richtlijn op te nemen.
A4 Wetgevingsvoorstellen naar aanleiding van de mededeling over de `gezondheidscontrole' van het gemeenschappelijk landbouwbeleid
Op 20 november jongstleden presenteerde de Commissie de mededeling "Preparing for the "Health Check" of the CAP Reform". De health check is een tussentijdse evaluatie van het in 2003 hervormde GLB en moet leiden tot een aantal concrete beleidsaanpassingen voor de periode tot 2013. De health check kan worden gezien als opmaat voor de begrotingsherziening, in de woorden van Commissaris Fischer Boel "one vision, two steps". Meer principiële vragen, zoals over de optimale verdeling van verantwoordelijkheden tussen de lidstaten en de Unie, maken geen onderdeel uit de health check, maar wel van de budget review. Inhoudelijk wil de Commissie in de health check drie onderwerpen centraal stellen: de werking van het beleid van directe inkomensondersteuning; de omgang met marktondersteunende beleidsinstrumenten; en nieuwe uitdagingen op het gebied van klimaatverandering, biobrandstoffen, waterbeheer en risicomanagement. Het kabinetsstandpunt naar aanleiding van de Commissie-mededeling ging het parlement recentelijk toe.
De Europese afspraken over de hervorming van het landbouwbeleid zijn het kader voor het Nederlandse beleid. De Nederlandse inzet in de discussie over de toekomst van het GLB is neergelegd in het coalitieakkoord. Het kabinet zet in op verdere hervorming van de huidige Europese inkomenstoeslagen in de landbouw door deze in de toekomst meer te koppelen aan het realiseren van maatschappelijke waarden, zoals voedselveiligheid en voedselzekerheid, alsmede op het in stand houden van het landschap en de zorg voor het milieu en dierenwelzijn. De financiering van deze toeslagen dient te geschieden in een communautair kader.
In de Landbouwraad van 26 november jl. heeft de Commissie de mededeling gepresenteerd waarna lidstaten een eerste, voorlopige reactie konden geven. Waarschijnlijk zal deze gedachtewisseling voortgezet worden in de Raad van januari 2008. De discussie onder Sloveens EU-voorzitterschap zal naar verwachting leiden tot Raadsconclusies in maart. Mede op basis van die Raadsconclusies zal de Commissie vervolgens in mei of juni concrete wetgevingsvoorstellen doen. Gestreefd wordt om voor het einde van 2008 tot een politiek
---

akkoord over deze voorstellen te komen. Hiermee loopt de health check dus deels parallel aan

de budget review waarvan de discussie over de toekomst van het GLB na 2013 een belangrijk onderdeel is.

A5 Migratiepakket

- Mededeling over inreis/uitreissysteem en andere grensbeheerinstrumenten Ter uitvoering van het Haags Programma en in het bijzonder de verdere geleidelijke invoering van het geïntegreerde beheerssysteem voor de buitengrenzen beoogt de Europese Commissie om in het kader van persoonscontroles aan de buitengrens een differentiatie in passagiersstromen aan te brengen waarbij EU-onderdanen, visumplichtige en niet- visumplichtige derdelanders, vooraf geregistreerde passagiers en overige reizigers worden onderscheiden. De Commissie heeft dit ook aangekondigd tijdens de bijeenkomst van de ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken op 1 en 2 oktober 2007 te Lissabon. Hierbij zal gebruik worden gemaakt van het nog in ontwikkeling zijnde Europees Visum Informatiesysteem, het Schengen Informatiesysteem, Eurodac en passagiersgegevens en vormen van automatische grenspassage. De Commissie betrekt hierbij ook het gebruik van PNR gegevens, dat voorstel wordt thans beoordeeld door de lidstaten. Het kabinet juicht dit plan toe en benadrukt dat het toepassen van automatische grenspassage en het differentiëren in passagiersstromen essentieel is voor een duurzame effectieve en efficiënte doorstroom van passagiers. Het kabinet onderstreept het belang van de bescherming van persoonsgegevens die in het kader van de grenscontroles verkregen worden.
- Verslag over de evaluatie en de toekomstige ontwikkelingen van Frontex De Europese Commissie evalueert in het kader van de implementatie van het Haags Programma het Europese Grensagentschap Frontex. Deze evaluatie is van belang met het oog op strategische keuzes over de toekomst van Frontex en zal naar verwachting worden besproken in het voorjaar van 2008 onder Sloveens EU-voorzitterschap. Het kabinet hecht belang aan verdere intensivering van de operationele samenwerking (gezamenlijke operaties, trainingen, onderzoek e.d.) tussen EU lidstaten met het oog op het versterken van het grenstoezicht aan de buitengrenzen. Daarnaast biedt operationele samenwerking, bijvoorbeeld door middel van inzet van snelle grensinterventieteams, lidstaten de gelegenheid om ´best practices´ met elkaar uit te wisselen. Een verdere ontwikkeling van Frontex naar een volledige EU-grenswacht wordt door het kabinet niet wenselijk geacht, gezien het feit dat grenstoezicht raakt aan de soevereiniteit van de staat.
- Mededeling inzake een Europees grensbewakingssysteem De mededeling ziet op een te vormen surveillancesysteem (EUROSUR) dat de zuidelijke maritieme grenzen en oostelijke landgrenzen bestrijkt. Het voorstel zal additioneel zijn ten opzichte van de bestaande nationale systemen en voorziet in een koppeling van systemen in de lidstaten die nationale uitvoeringsdiensten in staat stelt personen die illegaal de EU proberen in te reizen op te sporen, te onderscheppen en te identificeren. Dit wordt gerealiseerd via een gestructureerde informatieuitwisseling waarbij wordt geput uit verschillende nationale informatiesystemen. Het kabinet hecht aan verdere samenwerking op het terrein van illegale grensoverschrijdingen en wacht dit voorstel met belangstelling af. Bij de behandeling van de verschillende in het migratiepakket aangekondigde initiatieven acht het kabinet het van belang dat voldoende aandacht wordt geschonken aan de OS-dimensie.
12

A6 Asielpakket

De vijf onderdelen van het zogenoemd 'asielpakket' hebben tot doel de tweede fase van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel voor eind 2010 tot stand te brengen, zoals verwoord tijdens de Europese Raad in Tampere van 15 en 16 oktober 1999 en in het Haags Programma in de paragrafen over de versterking van de vrijheid, dat is aangenomen door de Europese Raad van 4 en 5 november 2004. Zoals herbevestigd bij brief aan de Tweede Kamer van 11 september 2007 en in de kabinetsreactie op het groenboek over de toekomst van het gemeenschappelijk Europees asielsysteem van 11 september 2007, acht het kabinet het van belang dat verdere stappen worden ondernomen om een werkelijk gemeenschappelijk Europees asielstelsel tot stand te brengen. De inzet is daarbij gericht op het tot stand laten komen van één uniforme asielprocedure en één uniforme asielstatus, die dient te gelden voor alle vormen van bescherming. De te verwachten voorstellen dragen bij aan de verdieping van de Europese regelgeving zoals gerealiseerd onder de eerste fase van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel.
A7 Begrotingsevaluatie
In de conclusies van de Europese Raad van december 2005 wordt de Commissie opgeroepen in 2008/2009 te rapporteren over "een volledige, alomvattende en brede evaluatie (...) waarin alle aspecten van de EU-uitgaven, met inbegrip van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB), en van de uitgaven, met inbegrip van de korting voor het Verenigd Koninkrijk, aan bod komen." Vooruitlopend op deze rapportage heeft de Commissie 12 september jl. een paper1 gepubliceerd met een beschrijving van de ontwikkeling van de EU-begroting en het Eigen Middelen-systeem, alsook van de uitdagingen waarvoor Europa zich de komende decennia gesteld ziet. Het paper bevat tevens een aantal vragen en vormt het startschot voor een consultatieperiode die loopt tot voorjaar 2008. Voor de consultatie zijn niet alleen lidstaten uitgenodigd, maar ook regionale en lokale overheden, maatschappelijke organisaties en academici. Naar verwachting zal de Commissie de input uit de consultatieperiode gebruiken om in de loop van het Franse Voorzitterschap (tweede helft 2008) een witboek te presenteren met concrete opties voor het hervormen van de EU-begroting. Het kabinet ondersteunt het uitgangspunt van de Commissie dat de begrotingsevaluatie moet leiden tot een allesomvattende evaluatie van de EU-begroting waarbij alle EU-uitgaven en het hele systeem van Eigen Middelen gelijktijdig aan bod zullen komen. Deze evaluatie moet leiden tot een fundamentele hervorming en modernisering van de EU-uitgaven en de financiering daarvan. Daarom dient er een ambitieuze agenda te zijn, waarbij ook de controversiële vraagstukken aan bod komen. De leidende principes bij de herziening van alle EU-uitgaven moeten toegevoegde waarde en subsidiariteit zijn. De Nederlandse stellingname in de evaluatie-discussie zal voortbouwen op eerder ingenomen posities, zoals in de onderhandelingen over de huidige meerjarenbegroting. Zo zal Nederland onder meer pleiten voor verdere hervorming van het GLB en het cohesiebeleid. Verder streeft Nederland naar een financieringssysteem met slechts één financieringsbron (het BNI-middel). Het kabinet zal zich actief opstellen in het debat over de modernisering van de EU-begroting


1 "Reforming the Budget, Changing Europe; A Public Consultation Paper in View of the 2008/2009 Budget Review", 12 september 2007

13

en proberen de richting en uitkomst van de begrotingsevaluatie te beïnvloeden door deel uit te

maken van coalities van gelijkgezinde lidstaten. Deze coalities zullen, gezien de diversiteit van de onderwerpen, wisselend van samenstelling zijn.

A8 Duurzaamheidspakket
Begin 2008 zal de Commissie actieplannen uitbrengen over duurzaam produceren en consumeren en over duurzaam industriebeleid. Het kabinet onderstreept in een reactie op het consultatiedocument, dat op 9 november in afschrift aan de Tweede Kamer is gestuurd, de noodzaak om te komen tot concrete, ambitieuze en vooral ook samenhangende actieplannen. In zijn reactie komt het kabinet met een negental prioritaire beleidsdomeinen, inclusief suggesties en aanbevelingen. Zo zijn, om via de dynamiek van de Europese markt duurzaamheid en milieu te bevorderen, duurzaam industriebeleid, maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) en het bevorderen van top-runners en lead markets van groot belang. De overheid kan het beste aanwezige initiatieven in de markt stimuleren via duurzaam inkopen en vergroening van het financieel instrumentarium. Het kabinet zal zich inspannen om bij de totstandkoming en verdere uitwerking van de actieplannen een aanjagende rol te spelen.
A9 Voorstel voor een richtlijn tot toepassing van het beginsel van gelijke behandeling op andere gebieden dan arbeid
Het toekomstige richtlijnvoorstel is voor de Europese Commissie het 'logische' sluitstuk op de reeds bestaande gelijke behandelings-richtlijnen. De Europese Commissie heeft voor 2008 globaal een richtlijnvoorstel aangekondigd, maar de invulling is tot op heden onbekend. Het voorstel voor nieuwe gelijke behandelings-regelgeving op EU-niveau vloeit volgens de Commissie voort uit een consultatieronde en onderzoek dat zij heeft laten verrichten. Het kabinet is van mening dat discriminatie met kracht dient te worden bestreden. Op de precieze resultaten en de mogelijke knelpunten en hun oorzaken die uit de consultatie en het onderzoek voortvloeien heeft het kabinet echter nog geen zicht. Om die reden kan nog niet goed worden beoordeeld of Europees optreden een meerwaarde heeft boven nationaal of decentraal optreden. De positie die het kabinet zal innemen ten opzichte van een richtlijnvoorstel is mede afhankelijk van de resultaten van de consultatie en het onderzoek, inclusief een knelpunten- en oorzakenanalyse.
Een richtlijnvoorstel zal naar verwachting beperkte gevolgen hebben voor de Algemene Wet Gelijke Behandeling (Awgb), omdat deze reeds van toepassing is op het terrein goederen en diensten. Het richtlijnvoorstel zal wel grote consequenties hebben voor de `Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid' en de `Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte'. De eerste strekt zich op dit moment niet uit over goederen en diensten, de tweede slechts over deelaspecten daarvan. Het kabinet neemt voorlopig een neutrale positie ten opzichte van dit initiatief in. Op basis van de thans beschikbare kennis wordt geen overlap met Raad van Europa-initiatieven verwacht.

14

A10 Voorstel voor een richtlijn betreffende de kwaliteit en de veiligheid van orgaandonatie en

­transplantatie, vergezeld van een actieplan voor nauwere samenwerking tussen de lidstaten op het gebied van orgaandonatie en ­transplantatie

Het kabinet ondersteunt het actieplan van de Commissie dat moet leiden tot een hechtere samenwerking tussen lidstaten op de volgende terreinen: het uitwisselen van best practices, de coördinatie van trainingen voor professionals, het ondersteunen van fundamentele onderzoeksprogramma's naar nieuwe alternatieven voor orgaandonatie en samenwerking bij het matchen van hoog-urgente patiënten.
Het kabinet kan het voorstel van de Commissie voor een richtlijn echter niet ondersteunen omdat er serieuze twijfels zijn over de toegevoegde waarde ervan. Veel van de zaken die daarin worden voorgesteld zijn namelijk al door de Raad van Europa gewaarborgd en het kabinet ziet geen meerwaarde in verdere coördinatie of harmonisatie door de Europese Unie. Een richtlijn voor kwaliteit en veiligheid draagt het risico in zich dat er extra regels en barrières worden opgeworpen voor professionals in de zorg die met orgaandonatie en - transplantatie te maken hebben. Ook kunnen communautaire kwaliteits- en veiligheidseisen nationale praktijken in de weg staan zoals non-heartbeating orgaandonatie en het gebruik van marginale organen. Met name donatie bij leven is een gevoelig onderwerp in Nederland waardoor het niet geschikt is voor Europese interventies. A11 Wetgevingsvoorstel over de versterking van Eurojust Het kabinet verwelkomt de discussie over de toekomst van Eurojust en het EJN en beschouwt de in 2007 gepresenteerde Commissiemededeling hierover als een onderstreping van de belangrijke rol die deze organisaties inmiddels op het terrein van de strafrechtelijke samenwerking binnen de EU vervullen. Het kabinet vindt tevens dat Eurojust en de lidstaten waar mogelijk nu al naar verbeteringen in de bestaande werkwijze of structuur dienen te streven.
Het kabinet is van mening dat de Commissie bij de verdere uitwerking van haar voorstellen en met name bij het "impact assessment" de noodzaak van amendering van het Eurojustbesluit terdege inhoudelijk dient te onderbouwen. Dit geldt vooral de belangrijkste stelling in de mededeling dat er aanleiding is tot uitbreiding van de bevoegdheden van de leden van het Eurojustcollege en van het college zelf. Ook zal duidelijk moeten worden wat de consequenties van eventuele aanpassing van bevoegdheden van nationale leden dan wel het College in de praktijk zullen zijn voor de rolverdeling en taakafbakening tussen Eurojust en de nationale openbare ministeries.
Voorts meent het kabinet dat, ook los van de kwestie van de bevoegdheden, hoe dan ook beter gewaarborgd moet zijn dat iedere lidstaat zeer snelle en adequate follow up realiseert na optreden van een of meer nationale leden dan wel het college. Voor een goed functionerende samenwerking van de Europese justitiële autoriteiten is onderling vertrouwen essentieel. Hieraan kan worden bijgedragen door initiatieven gericht op opleiding en uitwisseling van magistraten en fora van juridische beroepsbeoefenaren. Bovenal is van belang dat het handelen van alle actoren in de Europese strafrechtketen in overeenstemming is met de normen van de rechtsstaat die alle Europese landen binden.
15

Het kabinet ondersteunt in beginsel ook eventuele andere maatregelen die de positie van

Eurojust bij de aanpak van georganiseerde criminaliteit en terrorisme verder kunnen versterken. Uiteraard steunt het kabinet alle inspanningen die erop gericht zijn de samenwerking tussen Eurojust enerzijds en Europol, OLAF, Frontex en derde landen anderzijds te versterken en bij te dragen tot een heldere onderlinge rolverdeling. Het kabinet is tevens voorstander van het onderbrengen van het secretariaat van de verschillende informele netwerken van praktijkdeskundigen bij Eurojust. Tot slot staat het kabinet welwillend tegenover een rationalisatie van de respectievelijke rollen die het EJN en Eurojust hebben in het kader van de justitiële samenwerking binnen de EU. A12 Mededeling over E-Justitie
In juni 2007 heeft de Raad prioriteiten vastgesteld en richtlijnen bepaald voor het werk op het terrein van E-Justitie. E-Justitie heeft tot doel gebruik te maken van de technologische mogelijkheden ten behoeve van het grensoverschrijdende rechtsverkeer. Prioriteiten zijn: (a) de ontwikkeling van een Europees E-Justitie portaal, in samenhang met nationale portalen, (b) het onderling verbinden van registers, zoals de insolventieregisters, strafregisters, kadasterregisters en handelsregisters, (c) het ontwikkelen van de elektronische variant van het Europese betalingsbevel en (d) het verbeteren van de mogelijkheden tot het gebruik van videoconferentie. Tijdens het Duitse en Portugese voorzitterschap is goede vooruitgang geboekt met betrekking tot de E-Justitie doelstellingen. Het kabinet beschouwt E-Justitie als een van de belangrijke prioriteiten voor de komende jaren. Het levert een bijdrage aan de verbetering en modernisering van het rechtsverkeer binnen de Europese Unie. Europese justitiële samenwerking en digitalisering van het rechtsverkeer zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Ook kan E-justitie bijdragen aan het verminderen van de belasting voor het milieu, bijvoorbeeld door het gebruik van videoconferentie in grensoverschrijdende gevallen. Het kabinet verwelkomt de doelstelling van de Commissie om een algemene visie te ontwikkelen op E-Justitie. Het kabinet is tevreden over de initiatieven die de Commissie neemt, bijvoorbeeld ten aanzien van het verbinden van strafregisters en het Europees betalingsbevel. Om E-Justitie goed te kunnen laten functioneren is echter ook op andere terreinen een visie nodig. Bijvoorbeeld als het gaat om vraagstukken als vertalingen, interoperabiliteit en financiën en de inrichting van het E-Justitie portaal. Op deze terreinen zal naar de mening van het kabinet een sterkere centrale coördinatie noodzakelijk zijn. Het kabinet ziet met belangstelling uit naar de visie van de Commissie op dit terrein. E-Justitie ondersteunt de gewenste samenwerking op basis van wederzijds vertrouwen. In het verlengde van E-Justitie zal ook aandacht naar de vereiste opleiding van rechters en de staf van rechtbanken uit moeten gaan.

16

Lijst B: Initiatieven die om uiteenlopende redenen speciale aandacht vereisen

B1 Pakket groen vervoer
De Europese Commissie komt in 2008 onder meer met een model om de externe kosten (effecten op het milieu, congestiekosten, veiligheidskosten, et cetera) van de verschillende vervoerswijzen te beoordelen. Op basis hiervan zal ze nagaan welke beleidsopties er zijn om de externe kosten te internaliseren en welke consequenties die opties met zich mee zouden brengen. Voorbeelden van zulke beleidsopties zijn uitbreiding van het emissiehandelssysteem, belastingen en heffingen. Mogelijk komt de Commissie in 2008 ook al met voorstellen voor wetgevende maatregelen.
Waar de Commissie precies mee zal komen, is nog onduidelijk. Het initiatief van de Commissie kan relevant zijn voor de vormgeving van de Nederlandse kilometerprijs. Ook kan dit initiatief leiden tot aanpassingen in de prijsstelling in het wegvervoer, het spoor en de binnenvaart en daardoor ook tot verschuivingen in de concurrentieverhoudingen tussen modaliteiten. Het kabinet volgt de vorderingen van de Commissie op dit terrein dan ook nauwgezet.
B2 Gezondheidspakket
Het kabinet is van mening dat de organisatie van gezondheidszorg primair een nationale competentie is. Europees beleid kan hierop een waardevolle aanvulling vormen. Het belang en de keuzevrijheid van patiënten staan centraal. Maar niet onvoorwaardelijk. Uitzonderingen zijn mogelijk, bijvoorbeeld indien blijkt dat het toestaan van grensoverschrijdende zorg een risico oplevert voor de financiële houdbaarheid van het systeem als geheel. In die zin sluit de Nederlandse positie aan op de jurisprudentie van het Europese hof. Het kabinet is van mening dat deze over het algemeen op praktische en redelijke wijze de belangen van het individu en het systeem in balans brengt. Solidariteit is en blijft een kernbegrip bij het vormgeven van gezondheidszorgbeleid, ook in Europese context.
Een belangrijke vraag hierbij is hoe de interne marktregels, keuzevrijheid voor patiënten en solidariteit zodanig kunnen worden verenigd dat patiënten optimaal profiteren, het zorgstelsel dynamisch is maar dat ook de kwaliteit en solidariteit intact blijven. Dat is een belangrijke uitdaging voor Europees gezondheidszorgbeleid. Grensoverschrijdende gezondheidszorg vraagt om een gelijk speelveld in de verschillende landen. Goed inzicht in kosten en kwaliteit is daarbij essentieel. Er moeten hiervoor Europa-brede indicatoren ontwikkeld worden. Europese samenwerking kan tevens meerwaarde bieden voor zaken als innovatie in de zorg en de toepassing en standaardisatie van e-health.
Zorggerelateerde infecties vormen een belangrijke indicator voor de kwaliteit van zorg. Preventie en bestrijding van zorggerelateerde infecties is in eerste instantie een nationale en zelfs zorginstellingsspecifieke verantwoordelijkheid. Europese richtlijnen en indicatoren kunnen hierop een waardevolle aanvulling vormen. Europese samenwerking levert een meerwaarde voor infecties die vanuit de bevolking hun intrede doen in zorginstellingen of die zich juist vanuit instellingen naar de gemeenschap verspreiden (MRSA, Clostridium difficile).
17

Alvorens adequate preventiemaatregelen te nemen is het essentieel de aard en omvang van

zorggerelateerde infecties in de verschillende lidstaten in kaart te brengen. Hiervoor zijn nationale surveillance-systemen van belang die onderling te vergelijken zijn. De Europese aanbevelingen dienen te pleiten voor infectiepreventie en dienen het belang van infectiepreventie in zorginstellingen te benadrukken. Committering van alle lidstaten in het nemen van preventiemaatregelen en maatregelen ter controle van deze infecties is hiervoor noodzakelijk omdat ze een bedreiging vormen voor de Europese bevolking daar ze vaak samenhangen met antibiotica-resistentie.
B3 Pakket betere regelgeving
Het kabinet hecht nadrukkelijk grote waarde aan het prioritaire belang dat door de Commissie wordt toegekend aan Betere Regelgeving, als integraal onderdeel van het communautaire beleid. In Nederland is en blijft minder en betere regelgeving dan ook een prioriteit. Zo is onlangs de Regiegroep Regeldruk in het leven geroepen, een samenwerkingsverband van de ministeries van Financiën en Economische Zaken met als doel onnodige regeldruk voor bedrijven, voortvloeiend uit nationale en Europese wet- en regelgeving, merkbaar terug te dringen.
De Commissie is voornemens begin 2008 met een tweede strategische evaluatie van haar hele programma van betere regelgeving te komen (administratieve lasten, evaluatie van het systeem van impact assessments en vereenvoudiging). Het kabinet ziet dit als een kans om de EU-agenda van betere regelgeving als geheel te verbeteren. Niettegenstaande de goede resultaten die tot op heden in EU-verband zijn behaald, is de robuustheid van de concrete EU- voornemens zelf en het tempo waarin ze worden gerealiseerd nog zodanig dat voortdurende druk van Nederland en andere lidstaten noodzakelijk blijft. Het kabinet zal dan ook alert zijn op een voortvarende implementatie van de integrale agenda van betere regelgeving. Wezenlijke uitgangspunten voor goed en legitiem beleid zijn principes als subsidiariteit, proportionaliteit en consistentie. Bovendien moeten EU-regels toepasbaar zijn in 27 zeer uiteenlopende landen en moet er derhalve worden gestreefd naar meer flexibiliteit, zonder de verworvenheden van de interne markt aan te tasten. Nederland heeft de afgelopen jaren veel geïnvesteerd in onderzoek naar en ontwikkeling van alternatieve reguleringsconcepten en ­ instrumenten die kunnen bijdragen aan deze uitgangspunten en aan de gewenste flexibiliteit. Het kabinet zal de komende periode gericht inzetten op brede toepassing van deze concepten en instrumenten in EU-regelgeving.
In het kader van betere regelgeving verdient komend jaar een voortvarende uitvoering van het EU-actieprogramma ter vermindering van de administratieve lasten voor bedrijven in de ogen van het kabinet bijzondere aandacht. Het stellen van een reductiedoelstelling van 25 procent voor lasten voortkomend uit communautaire regelgeving is een ambitieuze maar haalbare target, vooral ook omdat de Commissie gekozen heeft voor een verstandige en pragmatische aanpak, door prioritaire beleidsterreinen te selecteren en al in een vroege stadium quick wins te identificeren. Nederland vindt het echter van essentieel belang dat zowel de Commissie als de lidstaten een systematische bijdrage leveren aan het actieprogramma, ondermeer door het doorlopend uit te breiden en te voeden met aanvullende reductievoorstellen en additionele quick wins. Dit om ervoor te zorgen dat de EU-inspanningen op nationaal niveau tot merkbare resultaten leiden. Benutting van goede input van de betrokken belanghebbenden is hierbij van doorslaggevend belang. Het nastreven van reductiepercentages is uiteraard niet een doel op zich; er moet worden gesneden daar waar bedrijven last hebben van onnodige regeldruk met
18

tastbare reductiebaten als gevolg. Het kabinet benadrukt dat het doorlichten van domeinen

met het oog op de noodzaak van de regels, en op de inzet van andere, minder belastende of meer flexibele reguleringsvormen daarbij een belangrijke rol speelt en onderdeel moet zijn van het beleid voor betere regelgeving. Wat het kabinet betreft bevordert een netto EU- reductiedoelstelling (saldo van simplificatie en nieuwe regelgeving) het commitment van Commissie en lidstaten om een systematische bijdrage aan het actieprogramma te leveren. Nederland heeft dit meermalen actief uitgedragen en zal dat op strategische momenten met gelijkgezinde lidstaten blijven doen.
Een van de belangrijke instrumenten voor beter beleid zijn effectbeoordelingen. Door verwachte kosten en baten onderdeel te maken van de politieke onderhandelingen tussen de Commissie, Raad en Europees Parlement, hoopt men de EU-instellingen te binden aan onderbouwingen over nut en noodzaak van nieuw beleid. Het kabinet zet dan ook sterk in op een betere algemene kwaliteit van de effectbeoordelingen van de Commissie. Nadrukkelijke aandachtspunten betreffen het toepassingsgebied van impact assessments, het moment van effectbeschrijving (vaak te laat in het proces) en gebrek aan gegevens en kwantificering (ondermeer inschatting van nieuwe administratieve lasten). In de recente onafhankelijke evaluatie van deze procedure wordt terecht ook een systeem van kwaliteitsborging van impact assessments bepleit (en hoe dat zich verhoudt tot de rol van de begin dit jaar opgezette Impact Assessment Board).
Het kabinet acht naast de ex ante effectbeoordelingen een goede en stelselmatige ex post evaluatie van EU-regelgeving en de effecten daarvan in de lidstaten van groot belang als input voor verdere verbetering van de regelgeving. Het kabinet zal zich inspannen om initiatieven voor breed en gericht ex post evaluatieonderzoek naar de effecten van EU-regelgeving onderdeel te maken van het beleid voor betere regelgeving. Het kabinet verwelkomt het nieuwe communautaire vereenvoudigingsprogramma. Sinds 2005 zijn 71 voorstellen afgerond en in 2007 zijn in totaal 29 voorstellen gepresenteerd. Het programma voor 2008 bevat 45 vereenvoudigingsvoorstellen, waarvan 15 nieuwe initiatieven (ondermeer op het gebied van landbouw, gezondheid, statistiek, milieu en energie). Deze voorstellen hebben bijvoorbeeld betrekking op het herzien en codificeren van bestaande Europese wetgeving en reductie van administratieve lasten in het bijzonder. Daarnaast bevat het vereenvoudigingsprogramma voor 2008 een lijst van 30 reeds uitgebrachte voorstellen die om allerlei redenen overbodig zijn geworden en door de Commissie zullen worden ingetrokken. Het kabinet is van mening dat de Commissie moet worden gestimuleerd waar nodig om aan te geven wat sommige EU-vereenvoudigingsvoorstellen concreet inhouden (merkbare versus cosmetische simplificatie). Beschrijvingen zijn vaak van een hoog abstractieniveau; hierdoor is het moeilijk ze inhoudelijk te beoordelen, de voortgang te monitoren en overtuigend richting bedrijven te communiceren. B4 Groenboek over Europese territoriale cohesie
De Commissie wil medio 2008 een groenboek uitbrengen over territoriale cohesie. In het in oktober door de Europese regeringsleiders overeengekomen wijzigingsverdrag is territoriale cohesie, naast sociale en economische cohesie, toegevoegd als een van de doelstellingen van de Europese Unie.

19

Nederland is altijd groot voorstander geweest van het opnemen van het begrip territoriale

cohesie in het wijzigingsverdrag. Dit vanuit de gedachte dat het begrip tot meer ruimtelijke samenhang in EU-beleid zou leiden en samenwerking tussen regio's vanuit een ruimtelijke visie zou worden versterkt. Hiervoor is wel eerst helderheid nodig over wat het begrip precies inhoudt en juist daar bestaan op dit moment veel verschillende visies over. Inhoudelijk meanderen ze tussen `ondersteuning van achterstandsregio's' (onafhankelijk van de potenties van die regio) en juist `ondersteuning van kansrijke ontwikkelingen' (die vaak - maar niet per definitie- ook in kansrijke regio's plaatsvinden). Gezien deze veelheid aan verschillende interpretaties verwelkomt het kabinet het voornemen van de Commissie om een groenboek uit te brengen over territoriale cohesie, waarmee meer helderheid over de invulling en afbakening van het begrip kan ontstaan. Het kabinet benadrukt daarbij overigens dat e.e.a. geen aanzet dient te zijn tot het creëren van een Europese bevoegdheid op het terrein van ruimtelijke ordening.
Nederland heeft er belang bij dat de EU komt tot een betere integratie van bestaand beleid, zowel tussen de verschillende beleidssectoren als met het beleid van andere overheden. Het kabinet pleit er daarom voor dat de EU mechanismen inbouwt om het ruimtelijke effect van haar sectorbeleid tijdig in kaart te brengen en mee te wegen bij haar beslissingen. Daarbij is een ruimtelijke effectbeoordeling, met meeweging van onder meer de bestuurlijke effecten (subsidiariteit, uitvoerbaarheid, administratieve lasten), gewenst. Een tweede belang voor Nederland is dat territoriale cohesie (mede) wordt vormgegeven door beleid dat zich richt op versterking van regionale potenties en het stimuleren van kansrijke regio's op een duurzame manier, en dat daarmee aansluit bij de nota `Pieken in de Delta'. Daarmee zou diversiteit in Europa kunnen worden versterkt, als ruimtelijke bijdrage aan de Lissabon- en Gotenburgagenda.
Tijdens de informele ministersconferentie over territoriale cohesie op 23 en 24 november jongstleden is een actieplan voor de periode 2007-2011 goedgekeurd. Het actieplan heeft als doel om via vrijwillige concrete acties het ruimtelijk aspect in Europees en nationaal beleid beter voor het voetlicht te krijgen. Daarbij gaat de aandacht uit naar acties die gericht zijn op versterking van de samenwerking tussen verschillende partijen, namelijk overheden en belanghebbenden. Als eerste actie is een gemeenschappelijke bijdrage van de Europese Ministers van Ruimte aan het EU groenboek "Aanpassing aan klimaatverandering ­ opties voor EU-actie" goedgekeurd. Nederland zet in op acties die zich richten op de onderwerpen verstedelijking, aanpassing aan klimaatverandering en het zichtbaar maken van ruimtelijke effecten van Europees beleid.
Tot slot is het voor het kabinet van belang dat het groenboek ook aanknopingspunten biedt voor de realisatie van Nederlandse beleidsprioriteiten. B5 Verordening betreffende het statuut van de Europese besloten vennootschap De Europese Commissie heeft aangekondigd om medio 2008 te komen met een voorstel voor een statuut voor een Europese besloten vennootschap. Het is op dit moment niet duidelijk hoe die voorstellen er uit gaan zien. Het kabinet heeft geen hoge verwachtingen van een nieuwe Europese rechtsvorm voor kleine ondernemingen. Tot nu is niet gebleken dat hieraan behoefte bestaat bij het Nederlandse bedrijfsleven. Mede gelet op de moeizame onderhandelingen over het statuut voor de Europese naamloze vennootschap ligt het niet voor de hand dat de
20

aangekondigde voorstellen gaan leiden tot een rechtsvorm die een duidelijke meerwaarde

heeft naast de bestaande nationale rechtsvormen. In Nederland is recentelijk een wetsvoorstel ingediend dat de Nederlandse regeling voor de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid in aanzienlijke mate beoogt te flexibiliseren en aan te passen aan behoeftes in de praktijk.

B6 Mededeling `Europese wet voor kleine ondernemingen' De Commissie wil meer aandacht besteden aan het Midden- en Kleinbedrijf (MKB) en heeft in dit licht voor 2008 een mededeling aangekondigd over een mogelijke `Europese wet voor kleine ondernemingen'. Deze wet zal een combinatie zijn van onder meer het wegwerken van belemmeringen voor grensoverschrijdende activiteiten, het bieden van betere toegang tot EU- programma's, innovatie en het toegankelijker maken van groei voor het MKB. Het kabinet steunt het initiatief van de Commissie om meer aandacht te besteden aan het MKB. Echter wat het kabinet betreft behoort het MKB-beleid tot de primaire verantwoordelijkheid van de lidstaten. Initiatieven op communautair niveau op deze terreinen kunnen het beleid van lidstaten ondersteunen, maar de kern van het beleid dient bij de lidstaten zelf te liggen. Op communautair niveau is met name winst te behalen door enerzijds meer voortgang te maken met betere regelgeving, anderzijds door uitdrukkelijke aandacht te hebben voor het MKB bij de totstandkoming van algemene beleidskaders en horizontale regelgeving (bijvoorbeeld in de reguliere kosten-baten analyse bij het opstellen van regelgeving, of aandacht voor de positie van het MKB in communautaire programma's als KP7 en het Competitiveness and Innovation Programme (CIP)). Ook is het kabinet positief over de rol die de Commissie en de Europese Investeringsbank spelen bij het vergroten van de toegang tot kapitaal voor het MKB.
Als een belangrijk onderdeel van deze mogelijke wet noemt de Commissie tevens een verbeterde toegang van het MKB tot aanbestedingen. Hoewel de precieze invulling van de Commissie-plannen nog onduidelijk is, wil het kabinet hierbij de nadruk leggen op het tegengaan van onnodige belemmeringen, en niet op een verplicht percentage opdrachten voor het MKB. Hierbij kan concreet gedacht worden aan maatregelen die onnodige eisen die worden gesteld bij aanbestedingen aanpakken, verlaging van de administratieve lasten en instelling van een Europees informatiepunt voor MKB over aanbesteden. B7 Geneesmiddelenpakket
Het kabinet is een groot voorstander van de voorstellen die de Commissie doet in het Geneesmiddelenpakket. De laatste jaren wordt steeds meer belang gehecht aan patiëntveiligheid; medicatieveiligheid is een belangrijk onderdeel hiervan. Het pakket van maatregelen kan een bijdrage leveren aan deze medicatieveiligheid en daarnaast ook de ontwikkeling van nieuwe innovatieve geneesmiddelen bevorderen. Het kabinet ondersteunt de Commissie om in de mededeling tot een tussentijdse evaluatie te komen van EU-regels voor toelating van geneesmiddelen op de markt. Wat betreft informatie voor de patiënt is het van belang dat patiënten tijdig en goed geïnformeerd zijn over geneesmiddelen die ze toegediend krijgen. Het kabinet ziet daarbij een
21

grote rol voor het internet. Het gebruik en misbruik van internet neem overigens een enorme

vlucht, waardoor er steeds meer (namaak-) geneesmiddelen, voorzien van onjuiste informatie, via deze route hun weg naar de patient vinden.

Pas als geneesmiddelen op de markt zijn gekomen worden ze op grote schaal aan diverse groepen patiënten toegediend en komen voorheen onbekende bijwerkingen aan het licht. Farmacovigilantie is het proces dat erop is gericht om deze bijwerkingen tijdig te detecteren. Het goed EU-breed functioneren van dit proces is van groot belang voor de volksgezondheid. De komende jaren zullen deze onderwerpen veelvuldig op politieke agenda's komen te staan, zowel nationaal, EU-breed als mondiaal. En door het EU-karakter van de regelgeving voor geneesmiddelen lenen deze onderwerpen zich uitstekend voor evaluatie en/of actie in EU- verband.
B8 Voorstel voor een verordening inzake een specifiek wettelijk kader voor de bouw en exploitatie van nieuwe pan-Europese onderzoeksinfrastructuren en B9 Mededeling "Naar het gezamenlijk programmeren van onderzoek" Deze beide voorstellen moeten gezien worden als het vervolg op het Groenboek Europese Onderzoeksruimte: nieuwe perspectieven dat de Commissie op 4 april 2007 publiceerde. Het kabinet zond op 3 september jl. na afstemming met de Nederlandse onderzoeksgemeenschap de kabinetsreactie op dit groenboek naar het parlement. Inmiddels heeft de Commissie bij de presentatie van de resultaten van de consultatie op basis van het groenboek aangegeven dat dit niet gevolgd zal worden door een witboek, maar dat de Commissie begin 2008 zal komen met een reeks van concrete voorstellen. Naast de twee genoemde voorstellen in het werkprogramma 2008 gaat het daarbij naar verwachting om nieuwe initiatieven om obstakels voor mobiliteit van onderzoekers weg te nemen ("onderzoekerspaspoort"), een gedragscode voor het beheer van intellectueel eigendom door kennisinstellingen en een mededeling over het verbeteren van de afstemming tussen de EU en lidstaten in hun onderzoekssamenwerking met derde landen. De Raad voor Concurrentievermogen nam op 23 november jongstleden raadsconclusies aan over de toekomst van wetenschap en technologie in Europa, waarin voornoemde elementen van de Europese Onderzoeksruimte aan de orde zijn gesteld. De Commissie stelt in 2008 een verordening voor die een wettelijk kader moet bieden voor de bouw en exploitatie van nieuwe pan-Europese onderzoeksinfrastructuren. In verschillende werkgroepen van het European Strategy Forum for Research Infrastructures (ESFRI), waarin de lidstaten hun beleid op het gebied van onderzoeksinfrastructuren afstemmen, worden echter momenteel reeds juridische structuren ontwikkeld voor pan-Europese onderzoeksinfrastructuren en vinden momenteel de nodige activiteiten plaats. Ook EIROforum, een koepel van intergouvernementele onderzoeksorganisaties als CERN, EMBL, ESA, etc., claimt reeds efficiënte juridische structuren voor grootschalige onderzoeksfaciliteiten te hebben ontwikkeld. De vraag is dus allereerst of een communautaire rechtsbasis noodzakelijk is voor dergelijke pan-Europese infrastructuren. Daarnaast is een andere rechtsbasis voor een dergelijke verordening denkbaar dan het in het werkprogramma genoemde artikel 171. Het kabinet was, ondanks een positieve houding over een grotere rol van de Europese Unie bij de ontwikkeling van grootschalige onderzoeksinfrastructuren, in haar reactie op het groenboek terughoudend over de noodzaak van dergelijke regelgeving. Hoewel de toelichtende tekst melding maakt van een `gemakkelijk te hanteren' juridische basis, is het kabinet ook nu nog niet overtuigd van de meerwaarde van een wetgevend voorstel. Logischer zou zijn eerst de verschillende mogelijke juridische alternatieven en
---

hiermee opgedane ervaringen te verkennen, alvorens een wetgevend voorstel voor een

kaderregeling te presenteren.

In het geval van de aangekondigde mededeling "Naar een gezamenlijke programmering van onderzoek" zou het moeten gaan om het verhogen van het rendement van nationale onderzoeksinvesteringen door het gezamenlijk programmeren. Hierdoor zou volgens de Commissie meer kritische massa kunnen worden bereikt, waarmee nationale investeringen meer impact krijgen op mondiaal niveau. Het lopende Zevende Kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling (2007-2013) voorziet al in een aantal, deels nieuwe, deels bestaande, instrumenten die dezelfde doelstelling hebben. Het gaat dan zowel om "Artikel 169 EG initiatieven" voor de coördinatie van nationale onderzoeksprogramma's als om de toepassing van artikel 171 EG voor de publiek-private "Gezamenlijke Technologie Initiatieven", die medio 2008 van start gaan. Daarnaast bestaan ook lichtere vormen van ondersteuning van gezamenlijke onderzoeksprogrammering die al sinds het Zesde Kaderprogramma (2002-2006) succesvol zijn (ERA-netten). Het kabinet is in beginsel voorstander van meer coördinatie van onderzoeksprogrammering, op gebieden waar dit duidelijk meerwaarde heeft. De voorstellen van de Commissie op dit gebied kunnen het onderzoeksbeleid op veel beleidsterreinen beïnvloeden en zijn relevant voor de ontwikkeling van het Europese onderzoeksbeleid op lange termijn. Denkbaar is dat voorstellen al een rol kunnen gaan spelen bij de tussentijdse evaluatie van het Zevende Kaderprogramma in 2010, en eventuele aanpassing van dit programma. Zoals aangegeven in het kabinetsstandpunt over het groenboek Europese Onderzoeksruimte dient de Commissie de (Europese) meerwaarde van nieuwe initiatieven op onderzoeksterrein overtuigend te beargumenteren. Daarbij moeten ook de ervaringen met de bestaande initiatieven worden betrokken. Het kabinet zal voorstellen voor nieuwe initiatieven hierop beoordelen. B10 Mededeling over de lancering van het GMES-programma (Global Monitoring for Environment and Security) en het kader voor het beheer en de financiering daarvan op langere termijn
Het GMES-initiatief is in 1998 gelanceerd door de Europese Commissie en in juni 2001 goedgekeurd door de Europese Raad in Gotenburg. Het initiatief heeft als doel om aardobservatie vanuit satellieten en vanaf de grond duurzaam en operationeel in te zetten voor kennisvergaring en -verspreiding ten behoeve van de uitvoering van het Europese beleid op de terreinen van milieu en veiligheid. Het GMES-project is inmiddels zo ver gevorderd, dat de Commissie over wil gaan tot operationalisering van het systeem. Hiertoe publiceert ze in 2008 een mededeling, mogelijk al vergezeld van wetgevingsvoorstellen, over het beheer en de financiering van GMES op de lange termijn.
Het kabinet ziet een duidelijke meerwaarde voor GMES voor de noodzakelijke informatievoorziening over milieu en veiligheid als onderbouwing voor beleidskeuzes op deze gebieden. Met name kan GMES bijdragen aan een effectieve aanpak van de mogelijke bedreigingen die de klimaatverandering met zich meebrengt. GMES kan een belangrijke bijdrage leveren aan de bescherming van de Nederlandse bevolking tegen bijvoorbeeld stijging van de zeespiegel, dijkbeschadigingen en luchtvervuiling tijdens extreme warmteperiodes. Het kabinet steunt daarom de ontwikkeling van GMES. Wel zal het kabinet kritisch kijken naar de voorstellen van de Commissie over beheer en financiering van het project.

23

B11 Pakket maritiem vervoer

Zoals aangekondigd in de in oktober 2007 verschenen mededeling `Een geïntegreerd maritiem beleid voor de Europese Unie' komt de Europese Commissie in 2008 met een mededeling met daarin een strategische visie op de zeevaart in de Europese Unie voor de jaren 2008-2018. Deze mededeling moet aangeven wat voor de Europese Unie op dit terrein de belangrijkste uitdagingen in de nabije toekomst zijn (bijvoorbeeld de concurrentiekracht van de Europese maritieme sector, duurzaam vervoer, nieuwe logistieke ontwikkelingen) en welke mogelijkheden er zijn om deze uitdagingen het hoofd te bieden. De mededeling zal worden begeleid met voorstellen omtrent het takenpakket van EMSA (het Europese Agentschap voor Maritieme Veiligheid) en voorstellen om de administratieve procedures in de korte vaart (short sea shipping) binnen Europese wateren te verminderen. Het kabinet verwelkomt de aandacht van de Commissie voor de lange-termijn ontwikkelingen in de Europese zeevaart en kijkt uit naar de voorstellen van de Commissie met betrekking tot de korte vaart. Nederland heeft al tijdens haar voorzitterschap in 2004 aandacht gevraagd voor het wegnemen van bestaande belemmeringen voor deze modaliteit, die een waardevol alternatief kan bieden voor het goederenvervoer over land. Het kabinet is van mening dat tegelijkertijd moet worden ingezet op maatregelen ter vermindering van de luchtverontreinigende emissies van de korte vaart. B12 Pakket luchtvervoer
In 2008 werkt de Europese Commissie verder aan de totstandkoming van een gemeenschappelijk Europees luchtruim. Hiertoe wil ze het huidige pakket aan verordeningen herzien met het oog op onder andere verbetering van de prestaties van het luchtverkeersbeheer en een bijdrage van het luchtverkeersbeheer aan de duurzaamheidsdoelstellingen. Ook wil ze EASA (het Europese Agentschap voor de Veiligheid van de Luchtvaart) taken op het gebied van luchtvaartnavigatiediensten, luchtverkeersbeheer en luchthavens toebedelen. Ten slotte kondigt ze de start van de ontwikkelingsfase van SESAR (project om te komen tot een pan- Europees luchtverkeersbeheerssysteem) aan.
Het kabinet is positief gestemd over de aangekondigde aanpassingen van de regelgeving op het gebied van het luchtverkeersbeheer. Wat betreft EASA is nog niet duidelijk welke taken de Europese Commissie precies aan het agentschap wil toebedelen. Het kabinet zal voorstellen van de Commissie hierover kritisch bekijken. Evenals bij EMSA vindt het kabinet het van belang dat een juiste balans wordt gevonden tussen de eigen verantwoordelijkheid van de lidstaten en de meerwaarde van optreden van een centraal agentschap. Het kabinet hecht veel belang aan het SESAR-project. Het kan een essentiële bijdrage leveren aan de oplossing van de te verwachten capaciteitsproblemen in het Nederlandse luchtruim. Het is hierbij van belang dat voldoende aandacht wordt geschonken aan de relatie tussen de civiele en militaire luchtvaart. Voor wat betreft de ontwikkelingsfase van het systeem zet het kabinet in op een hoge mate van betrokkenheid van het bedrijfsleven en een goede beheersing van de veiligheidsrisico's die verbonden zijn aan de modernisering van bestaande luchtverkeersbeheerssystemen.

24

B13 Voorstel voor een richtlijn inzake de voorwaarden voor toegang en verblijf van

seizoensarbeiders en
B14 Voorstel voor een richtlijn inzake de procedures voor toegang, tijdelijk verblijf en verblijf van binnen een onderneming overgeplaatste personen en inzake de voorwaarden voor toegang en verblijf van bezoldigde stagiairs
Ter uitvoering van het Haags Programma en het "Groenboek over het beheer van de economische migratie: een EU-aanpak" van 11 januari 2005 heeft de Europese Commissie op 21 december 2005 de mededeling beleidsplan legale migratie gepubliceerd. Hierin kondigde zij voorstellen aan voor een algemene kaderrichtlijn en vier specifieke richtlijnen. De vier specifieke richtlijnen zullen worden opgesteld voor de categorieën kennismigranten, seizoensarbeiders, binnen een onderneming overgeplaatste werknemers en bezoldigde trainees. De voorstellen voor de kaderrichtlijn en voor een richtlijn voor kennismigranten zijn op 23 oktober jl. door de Commissie gepresenteerd. De geplande richtlijnvoorstellen voor 2008 maken dus deel uit van het beleidsplan legale migratie. Zoals neergelegd in een brief aan de Tweede Kamer van 11 september 2007 staat het kabinet positief tegenover EU-beleid op het gebied van arbeidsmigratie, mits het voldoende ruimte laat voor nationaal beleid, het de procedures zo eenvoudig mogelijk vorm geeft en het de ontwikkelingen in de nationale economie en arbeidsmarkt respecteert. Nederland heeft in zijn reactie op het eerder genoemde groenboek over het beheer van de economische migratie dan ook aangegeven dat EU-beleid gewenst kan zijn om positieve effecten van arbeidsmigratie voor de EU als geheel te maximaliseren en om gezamenlijk negatieve spillover-effecten tussen lidstaten onderling en illegale immigratie of tewerkstelling tegen te gaan. Het kabinet is benieuwd naar de exacte plannen van de Europese Commissie. B15 Mededeling over de volgende meerjarenstrategie voor de totstandbrenging van een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid Het kabinet ondersteunt van harte de plannen om tot een vervolg op het Haags Programma te komen. Het is echter allereerst van belang om maatregelen die al op politiek niveau zijn genomen volledig te implementeren: zowel ten aanzien van wetgeving en beleid als ten aanzien van de uitvoering. De wijze van omzetting van Europese wetgeving in nationale wetgeving en de effectieve toepassing daarvan zullen nog meer dan voorheen aandacht vragen.
Bij het nieuwe programma zou allereerst gericht moeten worden op pragmatische maatregelen. Wat betreft het strafrecht is blijvende aandacht voor vergroting van het onderlinge vertrouwen, verbetering van de operationele samenwerking, en in het bijzonder ook de informatie-uitwisseling, noodzakelijk. Versterking en stroomlijning van de Europese en nationale strafrechtelijke infrastructuur zal daarbij nodig zijn. Daarnaast wil het kabinet onder het nieuwe Programma stappen nemen om de Europese justitiële en politiële samenwerking te verdiepen. Dit betreft gemeenschappelijk Europees optreden op basis van een gemeenschappelijke visie op wat naar algemeen Europees inzicht strafwaardig is, zoals terrorisme, kinderporno en mensenhandel. Ook wil het kabinet actief werken aan Europese minimumnormen voor bewijsverkrijging, in het verlengde van het
25

Europees bewijsverkrijgingsbevel, zodat het elders verkregen bewijs ook effectief kan worden

gebruikt.

Bij het burgerlijk recht zou onder meer de nadruk moeten liggen op verdere vermindering van de regelgevingdruk en op versterking van de concurrentiepositie van Europa. Blijvende aandacht verdient de verhouding tussen het Europees recht en het internationaal privaat recht. Voor wat betreft asiel, migratie en grenzen zal de nadruk moeten liggen op de implementatie van de maatregelen die onder het Haags Programma zijn genomen (of onverhoopt nog genomen moeten worden), waarbij met name gedacht wordt aan het gemeenschappelijke Europese asielsysteem, de migratierichtlijnen, en richtlijnen inzake terugkeer, illegale tewerkstelling en biometrie maar ook de uitbouw van praktische samenwerking op visa, grenzen en asielterrein en informatiesystemen als VIS en SIS. De samenwerking met derde landen op het JBZ terrein van de externe betrekkingen behoeft blijvende aandacht. B16 Groenboek over gezondheidswerkers in Europa
Het kabinet is van mening dat het een goede zaak is dat de problematiek rond de mobiliteit van gezondheidswerkers van binnen en van buiten de Unie in al zijn facetten in het groenboek aan de orde zal komen. Hierbij moet allereerst een duidelijk onderscheid gemaakt worden tussen de positie van gezondheidswerkers van binnen en van buiten de Unie. De EU kent het principe van vrij verkeer van werknemers. Dat is een belangrijk uitgangspunt. Het kabinet is van mening dat alleen niet-discriminatoire kwaliteitsvereisten reden mogen zijn om werknemers van binnen de EU niet toe te laten tot de nationale arbeidsmarkt. Ten aanzien van die vereisten dient er in voldoende mate ruimte te zijn voor het toepassen van nationale wet- en regelgeving. Het kabinet vindt dat het werven van zorgpersoneel van buiten de Unie, en dan met name vanuit ontwikkelingslanden, een sluitpost dient te zijn van het arbeidsmarktbeleid. Dit vooral gezien de sociaal-maatschappelijk negatieve effecten die dit kan hebben op de gezondheidssituatie in deze landen zelf. B17 Verordening betreffende geavanceerde veiligheidsvoorzieningen en banden In de Milieuraad van oktober 2007 heeft Nederland, ondersteund door andere lidstaten, de Commissie verzocht geluidseisen aan banden zo snel mogelijk aan te scherpen. De Europese Commissie gaf daarop aan medio 2008 met een voorstel voor een herzieningsverordening te komen. De Commissie voorziet een brede herziening waarmee een vijftigtal afzonderlijke richtlijnen kan worden ingetrokken en die betrekking heeft op geluid, maar bijvoorbeeld ook op energieverbruik en veiligheid.
Geluidsoverlast vormt een significant gezondheidsprobleem. In Nederland veroorzaakt geluidshinder jaarlijks een verlies van 30.000 gezonde levensjaren. Ongeveer 35% van de Europese bevolking ondervindt ernstige hinder van verkeerslawaai. Om de bevolking tegen verkeerslawaai te beschermen, zijn bronmaatregelen zoals stille banden veel effectiever en bovendien goedkoper dan end-of-pipe-oplossingen als geluidsschermen en het isoleren van woningen. (Geluids-)eisen aan voertuigen en banden kunnen alleen op Europees niveau worden gesteld. Het kabinet is dan ook voorstander van een snelle herziening van de desbetreffende regelgeving waarin de geluidseisen aan banden worden aangescherpt. De Commissie heeft onderzoek laten doen waaruit blijkt dat de geluidslimieten fors kunnen
26

worden aangescherpt. Bovendien heeft dit onderzoek aangetoond dat dat mogelijk is zonder

problemen voor veiligheid en energieverbruik.

B18 Voorstel voor een kaderrichtlijn betreffende de contractuele rechten van de consument De Europese Commissie evalueert op dit moment acht bestaande consumentenrichtlijnen (het consumentenacquis). Bij de evaluatie wordt nagegaan in hoeverre deze consumentenrichtlijnen in de praktijk tezamen en afzonderlijk de door de Commissie gestelde doelen op het gebied van de consumentenbescherming en de interne markt hebben bereikt. In het werkplan kondigt de Commissie aan dat zij in 2008 een voorstel voor een kaderrichtlijn betreffende de contractuele rechten van de consument zal presenteren. Het kabinet ondersteunt het voornemen van de Commissie om te komen met voorstellen die de regelgeving op het gebied van het Europese consumentenrecht vereenvoudigen en verbeteren. Naar het oordeel van kabinet zou het voorgestelde kaderinstrument hieraan een bijdrage kunnen leveren. Wel benadrukt het kabinet dat zij elk concreet voorstel van de Commissie grondig zal analyseren om te bezien of behalve met het subsidiariteitsbeginsel ook rekening wordt gehouden met het proportionaliteitsbeginsel voor het vinden van het juiste evenwicht tussen een hoog beschermingsniveau voor de consument en het concurrentievermogen van het bedrijfsleven. Daarbij is voor het kabinet de vraag leidend welk middel het meest geschikt is om het doel van consumentenbescherming te bereiken, zonder daarbij onevenredige lasten voor het Nederlandse bedrijfsleven te veroorzaken. Het kabinet zal in dit herzieningsproces streven naar vermindering van regeldruk en administratieve lasten. De Commissie zal naar alle waarschijnlijkheid voorstellen doen die uitgaan van volledige harmonisatie. Op dit moment gaan de acht consumentenrichtlijnen nog uit van minimumharmonisatie. Het kabinet erkent dat volledige harmonisatie op een aantal terreinen die door de acht consumentenrichtlijnen worden bestreken wenselijk kan zijn. Daarom wijst het kabinet het beginsel van volledige harmonisatie op voorhand niet af. Het gaat echter te ver nu reeds te bepalen dat alle consumentenrichtlijnen uit zouden moeten gaan van volledige harmonisatie. Maatwerk is nodig, waarbij nut en noodzaak van een herzieningsvoorstel moet worden aangetoond.
Het kabinet zal zich in het vervolgtraject blijven inspannen voor het bereiken van een goede balans tussen consumentenbescherming en concurrentievermogen van het bedrijfsleven en zal de herzieningsvoorstellen die naar verwachting in het eerste half jaar van 2008 aan de Raad zullen worden aangeboden hierop analyseren.
B19 Voorstel om de wetgeving inzake het "eerste spoorpakket" te herschikken Het eerste spoorpakket, vastgesteld in 2001, opent de markt voor het spoorvervoer en stelt nadere regels op het gebied van de marktordening, zoals de scheiding van infrastructuur en exploitatie, het heffen van een gebruiksvergoeding voor het spoor en het waarborgen van een non-discriminatoire toegang en capaciteitverdeling. De Commissie wil dit pakket in 2008 vereenvoudigen door het samen te voegen tot één regelgevingsinstrument. In combinatie met deze vereenvoudiging komt de Commissie naar verwachting met additionele regelgeving, die voortvloeit uit de evaluatie van het eerste spoorpakket, de mededeling van de Commissie over de ontwikkeling van een Europees netwerk van meer goederengeoriënteerde spoorcorridors
27

en de eind 2007 of begin 2008 te verwachten mededeling van de Commissie over meerjarige

contracten voor het beheer van de infrastructuur.

Het kabinet staat positief ten opzichte van de aangekondigde vereenvoudiging van de regelgeving van het eerste spoorpakket. Gezien het belang van goede achterlandverbindingen voor de Nederlandse mainports en industriegebieden en het relatief schone karakter van het spoorvervoer ondersteunt Nederland in beginsel voorstellen die bijdragen aan het verbeteren van de kwaliteit en betrouwbaarheid van het internationale spoorvervoer. Het kabinet zet hierbij in op het wegnemen van marktverstoringen en het creëren van een Europees level playing field voor spoorvervoerders. Het kabinet hecht in dat verband ook aan een goede implementatie van het reeds bestaande spoorpakket door alle lidstaten.


------


28