ChristenUnie
Overleg over de Scheldeverdragen
Overleg over de Scheldeverdragen
donderdag 13 december 2007 13:17
Vervolg van een overleg van 3 december
De heer Cramer (ChristenUnie): Voorzitter. Vorige week hebben wij een
stevig debat gevoerd over de Westerscheldeverdragen. De minister heeft
inmiddels een reactie aan de Kamer gestuurd. Het is voor ons uiteraard
mogelijk om verhandelingen te houden over onderdelen uit de brief en
de interpretatieve verklaring, maar ik vraag mij af wat wij nog moeten
zeggen nadat een compleet leger van juristen van het ministerie, de
parlementair advocaat en collega Van der Staaij zich over deze kwestie
hebben gebogen.
De brief roept bij ons wel wat vragen op. Ik schets een toekomstbeeld:
het is 1 januari 2010. De eigenaar van de Hertogin Hedwigepolder
verkoopt niet. De Kamer blijft bij haar standpunt dat er niet wordt
overgegaan tot gedwongen ontpoldering. Dat zou immers logisch zijn op
grond van de moties en de emoties van vorige week. Wat zal er dan
gebeuren?
De minister schrijft in haar brief over het bij het Zeeuwse bestuur
onder de aandacht brengen van de genoemde alternatieven. Daarover vind
ik echter niets terug in de interpretatieve verklaring en dat is
volgens mij slechts een uitsteldocument. Naar mijn idee wil de
minister haar gedachten wel laten gaan over alternatieven. Zij gaat er
echter uit bestuurlijk oogpunt van uit dat men in 2010 toch gedwongen
zal worden om over te gaan tot ontpoldering. Het moet mij van het hart
dat ik dat een niet al te empathische opstelling vind. De minister
vindt nagenoeg de gehele Kamer tegenover zich, maar zij kiest
kennelijk liever voor een conflict met de Kamer dan voor een stevige
discussie of voor een conflict met de Vlaamse regering.
Vanuit haar verantwoordelijkheid moet de Kamer een stap zetten om tot
ratificatie te kunnen overgaan. De fractie van de ChristenUnie
begrijpt dat de minister vanuit bestuurlijk oogpunt wil vasthouden aan
onteigening aan het eind van de rijksprojectenprocedure. Zij roept de
regering echter indringend op om rekening te houden met de
overweldigende weerstand in de Kamer tegen gedwongen ontpoldering.
Ik heb de motie-Koppejan ondertekend, omdat ik het van cruciaal belang
vind om een alternatief te bieden voor gedwongen ontpoldering. Dat
houdt naar mijn idee in dat wij een reële keuzemogelijkheid moeten
geven, zoals wij hebben aangegeven. De minister schrijft in haar brief
slechts over "onder de aandacht brengen". Dat lijkt ons niet
voldoende. In de interpretatieve verklaring mis ik dat aan het eind
van de rit geen sprake zal zijn van gedwongen ontpoldering. Ik vind
dat er uiterlijk een jaar na installatie van de in de motie genoemde
commissie een alternatief op tafel moet liggen en ben ervan overtuigd
dat dat mogelijk is. Als wij onszelf nu niet serieus nemen, accepteren
wij de interpretatieve verklaring met als eindperspectief 2010. Dan
zitten wij over ongeveer 2,5 jaar weer met elkaar te "dimdammen". Dan
zal er weer een voorstel van de regering op tafel liggen om toch tot
gedwongen ontpoldering over te gaan en is er weer herrie in de tent.
Volgens mij dient er duidelijkheid te komen. Wij moeten onszelf niet
meer tijd gunnen, maar druk op de ketel houden. De alternatieven
moeten reëel zijn en ook door het kabinet als zodanig worden
beschouwd. Dan is het mogelijk om tot een oplossing te komen. Ik ben
dan ook benieuwd naar de reactie van het kabinet op het amendement-Van
der Staaij.
Ik laat het bij deze woorden, want wij hebben meer aan een heldere
discussie dan aan rookwolken over juridische statements.
De heer Van der Staaij (SGP): Ik ben blij dat de heer Cramer zich
positief uitlaat over mijn amendement. Om misverstanden weg te nemen,
merk ik op dat ook mijn fractie wel degelijk hecht aan het actief en
creatief op zoek gaan naar alternatieven. Dat maakte ook onderdeel uit
van de motie-Van der Staaij die vorig jaar is aangenomen.
De heer Cramer (ChristenUnie): Ik heb die opmerking bewust gemaakt,
want de heer Van der Staaij was een van de eersten die zei dat hij
geen behoefte meer heeft aan moties. Hij heeft alleen een amendement
ingediend om juridisch te borgen dat slechts bij minnelijke regeling
tot ontpoldering kan worden overgegaan. Het andere blijft dan in de
lucht hangen. Ik heb er behoefte aan dat wij niet alleen het ene doen
maar ook het andere. De heer Van der Staaij moet zich niet meteen rijk
rekenen door ervan uit te gaan dat wij zijn amendement steunen. Er
wordt gesproken over de macht van de Tweede Kamer in relatie tot deze
verdragen. Het lijkt mij daarom goed dat de Kamer laat zien waar zij
staat en dat zij onder andere aan de regering duidelijk maakt hoe ver
zij wil gaan. Op een gegeven moment is de rek eruit en dan moet
duidelijk zijn wat het alternatief is. Ik heb de motie-Koppejan dus
gesteund omdat ik vind dat er binnen een jaar duidelijkheid moet zijn.
Tweede termijn
De heer Cramer (ChristenUnie): Voorzitter. Ik blij met de antwoorden
van de bewindslieden. Ik concludeer dat het parlement vandaag een
belangrijke stap zet. Bij aanneming van de motie-Koppejan komt er een
commissie die uiterlijk na een jaar een alternatief op tafel legt.
Daarmee nemen wij onszelf serieus om met dat alternatief iets te
bereiken. Dat alternatief wordt in overleg met Vlaanderen beoordeeld
op passendheid binnen het verdrag. Bij passendheid is het direct goed
- ik zeg het even in mijn taal - en bij minder passendheid voorziet
het verdrag in een vervolg, de artikel-12-procedure. Het
amendement-Van der Staaij is daarmee overbodig. Maar de indiener heeft
een aantal nuanceringen aangebracht, waardoor ik twijfel. Ik overweeg
het amendement niet te steunen, maar ik luister goed naar het antwoord
van de minister. Volgens mij kan het dus wel degelijk, gelet op de
interpretatieve verklaring. Dit voorziet in wat de Kamer wil. Waarom
hecht ik daar zoveel waarde aan? Als de alternatieven goed zijn
uitgewerkt, komen wij helemaal nooit toe aan ontpoldering. Daar was
het ons om te doen!
De heer Van der Staaij (SGP): Ik zou willen dat dat waar was! Als er
passende alternatieven komen, is dat volgens u goed, terwijl het
verdrag en de interpretatieve verklaring uitgaan van de met name
genoemde polders.
De heer Cramer (ChristenUnie): Terechte vraag. Vandaar mijn
interruptie in het antwoord van de minister of ik haar woorden goed
had begrepen. Voor zover ik weet zijn de Handelingen onderdeel van de
beraadslaging en dus van de besluitvorming. Daarin heeft de minister
de conclusie die ik net heb getrokken aangegeven: er komen
alternatieven, die worden beoordeeld, en bij een goede beoordeling
zijn ze gelijk onderdeel van het verdrag, of komen ze in plaats van,
en bij een minder goede beoordeling krijgen wij de procedure vanuit
het verdrag. Het voorziet derhalve in wat wij willen!
De heer Van der Staaij (SGP): Was het maar waar! De minister zei: als
er echt alternatieven zijn. Toen ik vroeg hoe dat is geregeld,
antwoordde zij: dat is een "als, dan"-situatie. Zij wist wel te
vertellen dat de marges smal zijn en dat er weinig verwachtingen zijn
omtrent alternatieven. Binnen de verdragstekst is niet direct ruimte
beschikbaar om alternatieven te aanvaarden.
De heer Cramer (ChristenUnie): Dat is het verschil tussen de
ChristenUnie en de SGP: wij benaderen dit wat zonniger dan de SGP. De
SGP gaat ervan uit dat er geen alternatieven zijn te vinden, waarmee
het zich op één lijn bevindt met de minister. Ik zeg echter
nadrukkelijk dat er wel alternatieven zijn te vinden. Het rapport van
de commissie-Maljers heeft een indicatie gegeven van een heel aantal
alternatieven, waaraan geen wetenschappelijk onderzoek ten grondslag
lag. Op een gegeven moment zullen conclusies moeten worden getrokken
op basis van een goed onderbouwd alternatief.
De heer Van der Staaij (SGP): Het verschil van inzicht gaat er niet
over of ik alternatieven kansrijk acht, daar ben ik helemaal niet
somber over. Ik ben erg voor onderzoek naar alternatieven, waarvan ik
geen negatieve verwachtingen heb. Maar ik ben somber over de
juridische verankering van die alternatieven. Ik proef bij de minister
de mening dat daar niet veel van terecht zal komen, zodat het niet
geregeld hoeft te worden. Het is goed geregeld als er geen
alternatieven komen, maar als die er wel zijn, staat in de
verdragstekst dat beide polders moeten worden ontpolderd. Als u daar
zonnig over bent, hoor ik graag waaraan u dat ontleent. De
parlementair advocaat zegt: uiteindelijk kan het
alternatievenonderzoek er in het licht van het verdrag plus de
interpretatieve verklaring niet toe leiden dat geen ontpoldering
plaatsvindt.
De heer Cramer (ChristenUnie): De heer Van der Staaij legt terecht de
vinger bij de kern van de discussie, reden waarom ik de minister mijn
eerder genoemde vraag heb gesteld. Wat zij antwoordde, is voor mij een
harde toezegging. Wij zitten wel degelijk op dezelfde koers als wat de
heer Van der Staaij beoogt, wat voor mij de juridische borging is. Als
de regering dat nu zegt in het debat, lijkt mij dat een sluitend
gegeven.
Ik vind de motie van de heer Polderman sympathiek, zodat ik haar graag
in de discussie betrokken zie. De minister sprak over de regie van de
provincie, die zij terecht hoog inschat. Maar de provincie heeft het
een beetje laten liggen door tot op het laatst te zeggen: wij gaan
ermee aan de slag, maar maken niet de laatste stap van de
rijksprocedure, te weten onteigening. Als de provincie de regie in
handen moet houden, moet zij ook die bestuurlijke verantwoordelijkheid
durven nemen. Wij blijven als Kamer graag op de hoogte van de
ontwikkelingen, om te voorkomen dat wij straks, als de regie bij de
provincie komt te liggen, alleen nog maar de minister-president op de
dijk zien staan!