ChristenUnie
Bijdrage debat over de verlenging van de ISAF-missie in
Afghanistan
Bijdrage debat over de verlenging van de ISAF-missie in Afghanistan
dinsdag 18 december 2007 11:34
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik wil mijn derde termijn beginnen met het nogmaals
uitspreken van het grote gevoel van verantwoordelijkheid dat mijn
fractie ervaart bij dit belangrijke besluit over de verlenging van de
missie in Uruzgan. Het gaat hierbij om een politieke afweging over de
inzet van onze militairen, zonen, echtgenoten, vaders en in sommige
gevallen moeders en dochters, in, zoals de artikel 100-brief zegt,
"een risicovolle missie". Wij treuren mee met de families en de
gezinnen die hun vaders of echtgenoten al hebben verloren in de strijd
in Afghanistan. De fractie van de ChristenUnie weet zich echter ook
verbonden met hen die verdrukt worden of in armoede moeten leven.
Vanuit een positie van welvaart en overvloed is Nederland in staat om
andere landen die het veel minder hebben dan wij, bij te staan. Dit
betekent, zoals de profeet Micha in de Bijbel een jonge koning
adviseert op de vraag wat de belangrijkste taak is bij het bestuur van
een land: recht doen aan de armen, trouw zijn en nederig blijven. Door
de wijze waarop de internationale gemeenschap in de afgelopen zeven
jaar Afghanistan heeft kunnen bijstaan, wordt steeds meer recht gedaan
aan de Afghaanse bevolking, die 30 jaar gebukt is gegaan onder een
oorlog. Afghanistan is het op drie na armste land ter wereld. Het ging
gebukt onder een regime dat niets moest hebben van democratie,
mensenrechten en bescherming van minderheden. Meisjes en vrouwen
kregen er geen onderwijs en hadden geen of zeer beperkte toegang tot
gezondheidszorg. De situatie voor 31 miljoen inwoners was
uitzichtloos. Daarbij zij gezegd dat ook de dreiging van nieuwe
terroristische aanslagen voor de ChristenUnie een reden is om
betrokken te zijn bij de opbouw van vrede en stabiliteit in
Afghanistan.
Er zijn in de eerste en tweede termijn veel vragen gesteld, ook door
onze fractie. Dit laat zien dat de beslissing tot verlenging ook voor
de ChristenUnie een worsteling vormde. Wij hebben kritische
kanttekeningen geplaatst bij de omvang van de wederopbouwactiviteiten
en het civiel maken daarvan, het aandeel van derde landen, de hardheid
van de einddatum, de financiën, het bestrijden van de toevoer van
nieuwe taliban via het grensgebied met Pakistan en, ten slotte, de
cruciale nazorg voor de terugkerende Nederlandse militairen. De
ChristenUnie dankt de ministers voor de uitgebreide toelichting op de
artikel 100-brief en de aanvullende antwoorden. Voor de fractie van de
ChristenUnie was en is voor een weloverwogen besluit van cruciaal
belang om te weten dat er bij de verlenging met nog twee jaar alle
vertrouwen bestaat dat Nederland een wezenlijke bijdrage aan de
wederopbouw in Uruzgan kan leveren, met inbegrip van alle beperkingen
en alle onzekerheden. Dat vertrouwen is door deze drie ministers
gisteren uitdrukkelijk uitgesproken.
De ChristenUnie is blij met de toezegging van de minister voor
Ontwikkelingssamenwerking in het debat van gisteren om meer
ontwikkelingsdeskundigen toe te voegen aan de ambassade in Kabul en
aan het PRT. Het eerder genoemde aantal van twee extra OS-werkers gaf
voor ons te weinig de gepresenteerde accentverschuiving naar
wederopbouw weer. Alleen met voldoende OS-deskundigen kunnen wij samen
met de Afghanen bouwen aan duurzame ontwikkeling en wederopbouw in
Uruzgan. Het is goed dat de minister de Kamer een plan van aanpak
heeft toegezegd om inzichtelijk te maken welke concrete projecten en
welke doelen ons in de komende twee jaar voor ogen staan en door wie
deze projecten worden uitgevoerd. Hiermee heeft de Kamer straks een
instrument in handen om de wederopbouwactiviteiten goed te gaan
volgen.
Met betrekking tot het aandeel van derde landen hebben de ministers
ons, voor zover dat kon, duidelijkheid gegeven en toegezegd dat er nog
voor 1 juli een totaaloverzicht naar de Kamer komt. Ook is de
ChristenUnie met betrekking tot de hardheidsdatum van deze missie
tevreden met de brief van de SG van de NAVO. Vanaf nu zal de NAVO dus
op zoek moeten gaan naar een opvolger voor Nederland in 2010. Dat is
nu glashelder.
Als het gaat om de financiën, is de ChristenUnie blij met de harde
toezegging van deze minister van Defensie dat de instandhouding van de
krijgsmacht door deze missie niet mag worden aangetast. Dit heb ik hem
gisteren letterlijk zo horen zeggen. Het is prachtig dat de minister
het belang van de motie van de ChristenUnie, de Partij van de Arbeid
en het CDA met die strekking onderstreept. Slijtage, vervanging en
alle kosten die direct verbonden zijn aan de missie, worden buiten de
begroting van Defensie betaald.
Wij danken de bewindslieden voor de toezegging naar aanleiding van de
vraag van de ChristenUnie-fractie om teruggekeerde militairen nog
beter in beeld te houden, ook na die zes maanden. Dank ook voor de
brief daarover en voor de extra aandacht voor de post-actieve
militairen.
Ik wil een ander moment kiezen om uitgebreid met de minister verder te
praten over de financiële aspecten van de veteranenzorg en de nazorg
voor terugkerende militairen. Ik wil dan ook spreken over de eventuele
kosten van missies.
Alles afwegende vindt de ChristenUnie het verantwoord om de huidige
missie met twee jaar te verlengen. Met deze verlenging maken wij het
mogelijk om na de opstart van twee jaar de komende twee jaar te werken
aan de eerste overdracht van taken en duurzame wederopbouwprojecten.
Mijn fractie heeft er alle vertrouwen in dat na deze vier jaar
Nederland een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de stabiliteit en
de wederopbouw van de provincie Uruzgan. Mijn fractie stemt daarom in
met deze verlengingsmissie. Zij wenst daarbij de militairen en hun
familie wijsheid, moed, geduld en vooral Gods zegen toe.