Kamerbrief inzake verslag bezoek Nederlandse mensenrechtenambassadeur aan
China
17-12-2007 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken
Graag bied ik u hierbij het verslag aan van het bezoek van de
Nederlandse mensenrechtenambassadeur aan China. De reis vond plaats
van 19 tot 23 november jl. De mensenrechtenambassadeur bezocht Hong
Kong en Peking.
In Hong Kong sprak de mensenrechtenambassadeur met verschillende
mensenrechtenexperts. In Peking voerde de mensenrechtenambassadeur de
jaarlijkse mensenrechtenconsultaties met vertegenwoordigers van het
Chinese ministerie van Buitenlandse Zaken. Verder had hij gesprekken
met het United Front Work Department van de Communistische Partij van
China en met de State Administation for Religious Affairs. Naast de
gesprekken met regeri ngsfunctionarissen, sprak hij met een aantal
mensenrechtenverdedigers, academici, journalisten, vertegenwoordigers
van de internationale gemeenschap en projectpartners die activiteiten
uitvoeren die worden gefinancierd uit het Mensenrechtenfonds.
Tijdens de gesprekken met de Chinese overheid kwamen de volgende
onderwerpen aan bod: vrijheid van godsdienst, vrijheid van
meningsuiting en de positie van mensenrechtenverdedigers, Tibet,
mensenrechten en de Olympische Spelen en versterking van de
rechtsstaat. Ook heeft de mensenrechtenambassadeur gepleit voor de
vrijlating van een aantal politieke gevangenen. De aan China
aangeboden lijst met individuele gevallen van mensenrechtenschendingen
zal uw Kamer op vertrouwelijke wijze toegaan (DMV/MR-07/566).
Verschillende Chinese gesprekspartners spraken over de uitkomst van
het recente 17e partijcongres. Ze benadrukten dat naast het concept
van ` wetenschappelijke ontwikkeling' ook respect voor mensenrechten
nu is opgenomen in de statuten van de Communistische Partij van China.
De mensenrechtenambassadeur beaamde dat China voortgang maakt, maar
concludeerde dat de uitvoering van wetgeving, met name op lokaal
niveau, dikwijls achter lijkt te blijven.
De mensenrechtenambassadeur sprak zijn zorgen uit over de toenemende
inti midatie, bedreiging, mishandeling en opsluiting van mensenrechte
nverdedigers en gaf een aantal voorbeelden van
mensenrechtenverdedigers wier rechten door de Chinese autoriteiten
waren geschonden. In zijn reactie ontkende de Chinese
vertegenwoordiger voor mensenrechten de toenemende repressie. Hij wees
op het grote aantal organisaties dat met steun van de Chinese regering
juist werkt aan de bevordering van het werk van
mensenrechtenverdedigers. Hij benadrukte dat een kleine groep echter
onder het mom van mensenrechtenactivisme misdrijven pleegt met als
doel het gezag van de staat te ondermijnen en uiteindelijk omver te
werpen. Vaak werden deze activiteiten vanuit het buitenland financieel
ondersteund. De Chinese regering zal activiteiten die het staatsbelang
schaden actief vervolgen en China zal het momentum voor ontwikkeling
niet door deze kleine groep in gevaar laten brengen. De
mensenrechtenambassadeur vroeg in reactie hierop nogmaals om een
zorgvuldige afweging van de Chinese overheid tussen het actief
vervolgen van criminelen en het respecteren van fundamentele
vrijheden.
De aankondiging van een ronde tafelbijeenkomst in Nederland over de
mensenrechten in China en de Olympische Spelen leidde tot een advies
van China om de bijeenkomst niet te organiseren. De
mensenrechtenambassadeur bestreed deze opvatting. Hij bevestigde dat
ook de Nederlandse regering de overtuiging was toegedaan dat de
Olympische Spelen niet moeten worden gepolitiseerd, maar herhaalde
tegelijkertijd de Nederlandse hoop dat de groeiende internationale
belangstelling voor China in aanloop naar de Spelen aanleiding zal
zijn voor de Chinese regering om de mensenrechtensituatie in China
verder te verbeteren. Hij herinnerde in dat kader aan toezeggingen die
in een eerder stadium ook door vertegenwoordigers van de Chinese
overheid zijn gedaan. China ziet geen enkel verband tussen de Spelen
en mensenrechten. Het houden van de bijeenkomst zou de goede
bilaterale relaties schaden, aldus Chinese zegsman.
De mensenrechtenambassadeur drong aan op het instellen van een
moratorium op het uitvoeren van de doodstraf. Hij verwees naar de
recent aangenomen VN-resolutie en de groeiende internationale
consensus om de doodstraf af te schaffen. Het instellen van een
moratorium in China zou een goede eerste stap zijn naar afschaffing
van de doodstraf. Van Chinese zijde werd onderstreept dat de Chinese
regering uiteindelijk streeft naar afschaffing en dat het aantal
opgelegde doodstraffen in China snel afneemt. De sinds 1 januari 2007
hervatte herziening van doodstrafzaken door het Hooggerechtshof zal
leiden tot een striktere en uniforme standaard die door lokale
rechtbanken dient te worden nageleefd.
Ratificatie van het verdrag inzake burgerlijke en politieke rechten
(het bupo-verdrag) door China laat nog op zich wachten. De daartoe
ingestelde interministeriële werkgroep heeft geconcludeerd dat er
verschillende nationale wetten in overeenstemming met het verdrag
moeten worden gebracht. Vooral de strafproceswet is daarbij van
cruciaal belang. Ook de aangekondigde hervorming van het re-education
through labour programma is hierbij van belang. Ondanks veelvuldig
aandringen door Nederland en andere landen heeft de Chinese regering
geen tijdslimiet gesteld en is er ook geen tijdschema beschikbaar.
Desgevraagd werd aangegeven dat ratificatie van het bupo-verdrag voor
de Olympische Spelen niet verwachtbaar was. Dit was met name een
gevolg van het slechts langzaam voortschrijdende proces van hervorming
van nationale wet- en regelgeving.
De mensenrechtenambassadeur heeft aandacht gevraagd voor het uitzetten
van zendelingen door China. Hij wees op de vrijheid van godsdienst en
gaf aan bezorgd te zijn over het feit dat missionarissen en andere
individuen die actief zijn op religieus gebied in China door de
autoriteiten weinig ruimte geboden wordt. Hij benadrukte dat iedereen
het recht heeft zijn geloof uit te oefenen en te verkondigen, zonder
overheidsbeperkingen. In reactie werd van Chinese kant gesteld dat de
zendelingen in het land waren op een onderwijsvisum en daarom niet
gerechtigd waren religieuze activiteiten te ontplooien. De
mensenrechtenambassadeur gaf in reactie daarop aan dat het uitzetten
van personen op basis van religieuze overtuiging in tegenspraak is met
het bupo-verdrag dat China weliswaar nog niet heeft geratificeerd,
maar wel al heeft getekend.
In verschillende gesprekken sprak de mensenrechtenambassadeur zijn
zorgen uit over het gebrek aan vrijheid van meningsuiting in China en
de buitenproportionele straffen die in enkele individuele gevallen
zijn opgelegd. Hij verzocht de Chinese regering de geldigheidsduur van
de nieuwe regels voor buitenlandse journalisten te verlengen tot na de
Olympische Spelen en ook van toepassing te laten zijn op Chinese
journalisten. In reactie gaf de Chinese mensenrechtenvertegenwoordiger
aan dat de regering uiteraard de praktijk zal bestuderen om te bezien
of handhaving van de regelgeving mogelijk is.
De mensenrechtenambassadeur refereerde aan de recente
ASEAN-bijeenkomst in Singapore en vroeg naar de Chinese positie over
Birma. Van Chinese kant werd benadrukt dat China nauw contact
onderhoudt met buurland Birma en dat China zich zorgen maakte over de
mensenrechtensituatie aldaar. Onderstreept werd dat de Chinese indruk
is dat de ontwikkelingen de goede kant op gaan. De Chinese positie is
dat sancties tegen Birma zinloos zijn.
Mede naar aanleiding van de motie-Voordewind c.s. (31200 V, nr. 47)
uitte de mensenrechtenambassadeur de Nederlandse zorgen over het lot
van teruggestuurde vluchtelingen uit Noord-Korea en pleitte hij voor
toegang van UNHCR. Van Chinese zijde werd aangegeven dat de overgrote
meerderheid van migranten uit Noord-Korea economische drijfveren had
en daarom werd teruggestuurd. China onderhield contact met de
Noord-Koreaanse autoriteiten hierover en bij repatriëring zouden zij
geen ernstige consequenties ondervinden. Overigens heeft de
Nederlandse ambassadeur in Seoul tijdens zijn bezoek aan Noord-Korea
medio november bij de Noord-Koreaanse autoriteiten ook de Nederlandse
zorgen over de behandeling van door China teruggestuurde
Noord-Koreaanse vluchtelingen overgebracht. Ik ga ervan uit dat ik
hiermee invulling heb gegeven aan de motie Voordewind c.s. en de
toezegging die ik ter zake tijdens de begrotingsbehandeling van
Buitenlandse Zaken op 7, 8 en 13 november jl. heb gedaan.
In zijn gesprek met het United Front Work Department van de
Communistische Partij van China sprak de mensenrechtenambassadeur
vooral over de situatie in Tibet. Hij verwelkomde de dialoog tussen de
Chinese regering en vertegenwoordigers van de Dalai Lama en vroeg naar
de voortgang in de dialoog. Zijn gesprekspartner ging niet inhoudelijk
in op de onderhandelingen, maar stelde dat - in tegenstelling tot zijn
publieke uitlatingen - de Dalai Lama niet is gecommitteerd aan de
onderhandelingen. Hij benadrukte dat de Dalai Lama niet uitsluitend
als een religieuze leider kan worden beschouwd; uit zijn daden blijkt
dat hij zich ook als een politieke leider gedraagt, aldus China.
Desgevraagd werd ontkend dat de culturele identiteit van Tibetanen
onder druk staat. De economische situatie in Tibet verbetert snel en
er is ook voldoende ruimte voor de Tibetaanse taal en cultuur, aldus
Chinese zegsman.
In een gesprek met de State Administration for Religious Affairs vroeg
de mensenrechtenambassadeur naar de bescherming van de vrijheid van
godsdienst in China. Zijn Chinese gesprekspartner gaf aan dat na de
tijdens het recent gehouden 17e partijcongres de bescherming van
godsdienst is opgenomen in de statuten van de partij.
Secretaris-generaal Hu had gewezen op de positieve rol die godsdienst
kan spelen in de sociaaleconomische ontwikkeling van China. In China
heeft iedere burger het recht te geloven, maar ook om niet te geloven.
De mensenrechtenambassadeur bracht daar tegen in dat de Chinese
autoriteiten grote controle uitoefenen over religieuze activiteiten in
China en dat de vrijheid van godsdienst in China als gevolg daarvan
ernstig wordt beperkt.
Conclusie
De gesprekken met de autoriteiten verliepen in een open en over het
algemeen in goede sfeer. Uitzondering daarop was de ontmoeting met het
United Front Work Department dat ronduit teleurstellend was. Daarnaast
is duidelijk dat ook met andere vertegenwoordigers van de overheid
forse verschillen van inzicht blijven bestaan over de
mensenrechtensituatie en de maatregelen die China zou moeten nemen om
de situatie te verbeteren. De mensenrechtensituatie in China laat een
gemengd beeld zien. Hoewel er de laatste jaren op sommige punten
verbeteringen zijn, is de mensenrechtensituatie in zijn geheel genomen
er het afgelopen jaar niet op vooruit gegaan. Een positief punt is de
opkomst van particuliere initiatieven van advocaten en
mensenrechtengroeperingen die rechten van individuen trachten te
beschermen met de wet in de hand. Het lijkt erop dat de verschillende
particuliere initiatieven langzaam overgaan in een landelijk netwerk
waarbij universiteiten, mensenrechtengroeperingen en internationale
organisaties met elkaar verbonden worden.
Het is verontrustend dat de universaliteit van mensenrechten in China
onder vuur lijkt te liggen. Duidelijk bleek dat het collectief in
China boven het individu wordt gesteld. Interne stabiliteit en
maatschappelijke orde staan hoger op de politieke agenda dan het
internationale imago van China. Vooral journalisten en
mensenrechtenverdedigers hebben de laatste maanden te maken met
toenemende intimidatie en repressie. De hoop is dat de Chinese
regering zal beseffen dat het hardhandig onderdrukken van protesten
meer schade aan het imago van China zal doen dan het toelaten van
vreedzaam protest. Nederland en andere gelijkgezinde landen zullen
China daar op blijven wijzen.
De minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
* Ministerie van Buitenlandse Zaken
* Bezuidenhoutseweg 67
* Postbus 20061
* 2500 EB Den Haag
* Tel.: 070-3 486 486
* Fax: 070-3 484 848
* Internet: www.minbuza.nl
Ministerie van Buitenlandse Zaken