Antwoord minister van landbouw op Moties Burgerinitiatief 'Stop Fout Vlees' Geachte Voorzitter, Het stenogram van het plenair debat van uw Kamer op 13 december 2007 over het burgerinitiatief 'Stop fout vlees' (Kamerstukken II 2006/07 en 2007/08, 31 060) met de tijdens dit debat ingediende moties en het verzoek aan het slot van het debat van uw Kamer om een reactie van het kabinet op de moties, is mij ter kennis gekomen. Alvorens in te gaan op het gedane verzoek, wil ik eerst het volgende opmerken over de procedure die is gevolgd bij het eerste debat dat uw Kamer heeft gehouden op grond van een burgerinitiatief. U hebt bij de opening van het debat geconstateerd dat dit tussen de leden van de Kamer onderling zou worden gevoerd en vervolgens dat er geen vertegenwoordiger van het kabinet aanwezig was. Voor de goede orde stel ik vast dat het kabinet geen uitnodiging van uw Kamer heeft ontvangen om het debat bij te wonen. Dit is een bewust besluit van uw Kamer geweest dat het kabinet respecteert. De wederzijdse betrokkenheid tussen Ministerie van Landbouw, regering en Staten-Generaal, zoals deze is bepaald in artikel 69, eerste lid, van de Natuur en Voedselkwaliteit Grondwet, kan in de vergaderingen van uw Kamer bij de wisseling van standpunten en Directie Landbouw argumenten mede tot uitdrukking komen in het stellen en beantwoorden van vragen, het Bezuidenhoutseweg 73 Postadres: Postbus 20401 vragen en doen van toezeggingen en het, gehoord het besprokene, indienen, intrekken of 2500 EK 's-Gravenhage aanhouden van moties. Hieraan heeft het ontbroken tijdens het gevoerde debat waar het Telefoon: 070 - 3786868 gaat om de moties die zijn ingediend en gericht zijn aan de regering. Fax: 070 - 3786100 Ik hecht aan een goede omgang tussen regering en parlement waarbij de wederzijdse staatsrechtelijke betrokkenheid bij elkaar daadwerkelijk, direct en inhoudelijk invulling krijgt. Aan het verzoek om een reactie op de moties die gericht zijn aan de regering, geef ik hierbij gevolg. Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad 17 december 2007 DL. 2007/3546 2 Motie van Velzen, 31 060 nr. 9 De Kamer, gehoord de beraadslaging, verzoekt de regering te kiezen voor een veehouderij zonder dierenleed, zonder milieu- schade en zonder massale import van veevoersoja, die ten koste gaat van mensen en natuur in ontwikkelingslanden is geproduceerd en daarvoor beleid te ontwikkelen, en gaat over tot de orde van de dag. Reactie Zoals ik tijdens de behandeling van de LNV begroting 2008 heb aangegeven, is mijn streven dat de veehouderij zich binnen 15 jaar ontwikkelt tot een in alle opzichten duurzame veehouderij met een breed draagvlak in de samenleving. Dan bedoel ik een veehouderij die produceert met respect voor mens, dier en milieu waar ook ter wereld. Die visie vraagt om een duurzaamheidsprong. Op zich is het doel van de motie sympathiek, maar het houden van dieren gaat gepaard met een zekere belasting van milieu- en andere duurzaamheidsaspecten. Deze motie is daarom te absoluut gesteld en daardoor onuitvoerbaar. Ik ontraad de motie. Motie van Velzen, 31 060 nr. 10 De Kamer, gehoord de beraadslaging, van mening, dat een omslag nodig is in het denken over de Nederlandse landbouw, namelijk niet méér en intensiever, maar duurzaam, gezond en goed voor boer, consument en dier; constaterende, dat er bij de Health Check van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid sprake van is de toeslagen in de landbouw meer te gaan koppelen aan het realiseren van maatschappelijke waarden; constaterende, dat op deze wijze agrariërs toeslagen krijgen bij het voldoen aan bepaalde vastgestelde randvoorwaarden, waardoor het voldoen aan de wet wel, maar het voldoen aan maatregelen die verder gaan niet beloond wordt; verzoekt de regering bij de herziening van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid voor Nederland beloning te bepleiten voor maatregelen die verder gaan dan de wettelijke minimumeisen voor dierwelzijn, duurzaamheid en milieu, en gaat over tot de orde van de dag. Reactie Ik wil de strekking van deze motie ondersteunen waar er sprake is van groene en blauwe diensten, waar dus sprake is van de betaling voor publieke waarden. Zoals in de brief van het kabinet d.d. 7 december jl. over de Nederlandse inzet in de Health Check van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, is aangegeven kan een regionaal systeem voor de inkomenssteun mogelijkheden bieden voor extra betalingen voor het instandhouden of realiseren van specifieke waarden die van maatschappelijk belang zijn. Ook het investeren in bovenwettelijke maatregelen die de duurzaamheid bevorderen wil ik ondersteunen. Hiernaast blijf ik mij inzetten voor versterking van het marktspoor (bijvoorbeeld via tussensegmenten) waar het waarden als dierenwelzijn en milieu betreft. Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad 17 december 2007 DL. 2007/3546 3 Indien ik deze motie mag lezen zoals ik hier heb aangegeven beschouw ik deze als ondersteuning van mijn beleid. Motie van Velzen, 31 060 nr. 11 De Kamer, gehoord de beraadslaging, constaterende, dat de veehouderij maatschappelijke effecten heeft op onder andere het milieu en de natuur die niet gedragen worden door de sector; constaterende, dat de Nederlandse regering op dit moment een onderzoek uit laat voeren naar de externe kosten van de Nederlandse veehouderij; constaterende, dat het nodig is om de negatieve effecten van de veehouderij te minimaliseren; verzoekt de regering met voorstellen te komen hoe de maatschappelijke effecten van de veehouderij kunnen worden teruggedrongen, en gaat over tot de orde van de dag. Reactie Mijn beleid is gericht op verduurzaming van alle landbouwsectoren. Maatregelen voor terugdringen van de negatieve maatschappelijke effecten en het versterken van de positieve effecten zijn dan ook in het beleid vervat. Ik wil de uitkomsten afwachten van het onderzoek naar de maatschappelijke effecten van de intensieve veehouderij om te kunnen bezien of er voorstellen voor verdere maatregelen nodig zijn. Ik ontraad de motie. Motie van Velzen, 31 060 nr. 12 De Kamer, gehoord de beraadslaging, constaterende, dat de veehouderij bijdraagt aan de uitstoot van broeikasgassen, maar dat de precieze effecten op het klimaat niet bekend zijn; constaterende, dat er verschillende mogelijkheden zijn voor klimaatbeleid voor de veehouderij, zoals bijvoorbeeld het onderbrengen van de landbouw onder het emissiehandelssysteem; verzoekt de regering te onderzoeken wat de klimaateffecten zijn van de Nederlandse intensieve veehouderij en met voorstellen te komen om deze terug te dringen, en gaat over tot de orde van de dag. Reactie Nederland rapporteert elk jaar over de hoogte van de uitstoot aan broeikasgassen. In dit nationale inventarisatie rapport staat ook informatie over de uitstoot uit de landbouw (zie www.broeikasgassen.nl). In het kader van de voorlichtingscampagne "Zien is geloven" (zie www.senternovem.nl/roblandbouw) zal deze informatie worden vertaald naar de uitstoot voor de verschillende veehouderijsectoren. In "Nieuwe energie voor het klimaat" staat de ambitie van het kabinet voor het terugdringen van de uitstoot van koolstofdioxide en de "overige broeikasgassen". Daarnaast staat aangegeven aan welke maatregelen gedacht kan worden om de uitstoot van methaan en lachgas uit de landbouw terug te dringen. Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad 17 december 2007 DL. 2007/3546 4 Er wordt in dit kader een deelakkoord landbouw voorbereid, waarin LTO-Nederland, LTO- glaskracht, het Hoofdproductschap Akkerbouw (HPA), de Federatie van Nederlandse Levensmiddelenindustrie (FNLI) en de bos- en houtsector en het Ministerie van LNV concrete afspraken zullen maken over de bijdragen en randvoorwaarden aan de klimaatdoelstellingen in 2020. Hierin zal ook het terugdringen van broeikasgassen uit de intensieve veehouderij aan de orde komen. Gezien deze activiteiten is deze motie overbodig. Motie van Velzen, 31 060 nr. 13 De Kamer, gehoord de beraadslaging, van mening, dat een omslag nodig is in het denken over de Nederlandse landbouw, namelijk niet méér en intensiever, maar duurzaam, gezond en goed voor boer, consument en dier; constaterende, dat gesloten kringloopsystemen geen mestoverschotten geven en niet afhankelijk zijn van de import van veevoer uit het buitenland; verzoekt de regering te onderzoeken op welke wijze regionale, grondgebonden veehouderij in Nederland gestimuleerd kan worden, en gaat over tot de orde van de dag. Reactie Een regionaal grondgebonden veehouderij is (veel) te beperkend. De veehouderijsector opereert op de wereldmarkt. Ik wil op termijn focussen op het verder verduurzamen en zoveel mogelijk sluiten van kringlopen Europese schaalniveau. Ik ontraad deze motie. Motie van Gent c.s., 31 060 nr. 14 De Kamer, gehoord de beraadslaging, verzoekt de regering om uiterlijk in 2018 de normen en maatstaven voor biologisch gehouden dieren te laten gelden voor alle gehouden dieren, en gaat over tot de orde van de dag. Reactie Het kabinet ziet de biologische landbouw graag groeien, omdat het een duurzame vorm van landbouw is. Het kabinet ziet echter de biologische landbouw niet als enige denkbare vorm van duurzame landbouw, maar als onderdeel van een palet aan hoogwaardige systemen. Ik ontraad deze motie. Motie van Gent c.s., 31 060 nr. 15 De Kamer, gehoord de beraadslaging, constaterende, dat Nederland sterk achterloopt op de rest van Europa als het gaat om het aandeel biologisch in de voedselproductie; Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad 17 december 2007 DL. 2007/3546 5 constaterende, dat de vraag naar biologische producten het aanbod overschrijdt waardoor import noodzakelijk is; overwegende, dat biologisch voedsel gezond is en bovendien beter voor mens, dier en milieu; overwegende, dat ambitie belangrijk is voor een op de toekomst gerichte landbouwsector; verzoekt de regering om haar ambitie, beleid en middelen in te zetten opdat Nederland uiterlijk 1 januari 2012 behoort tot de Europese top drie als het gaat om het aandeel biologisch in de voedselproductie, en gaat over tot de orde van de dag. Reactie Ten aanzien van de biologische landbouw heb ik in de beleidsnota 'Biologische landbouwketen 2008 - 2011: biologisch in verbinding, perspectief op groei' die ik op 13 december 2007 aan uw Kamer heb aangeboden, aangegeven dat het kabinet zich richt op stimulering van de vraag om mede daardoor een groei van de consumptie van 10% per jaar te realiseren. Het is niet aan de overheid om de productie op kunstmatige wijze te verhogen, omdat het risico van verstoring van de markt zeer groot is. Ook de sector onderschrijft deze filosofie. Ik ontraad deze motie. Motie Thieme c.s., 31 060 nr. 16 De Kamer, gehoord de beraadslaging, constaterende, dat de rundveehouderij binnen de landbouwsector de grootste bijdrage levert aan de uitstoot van broeikasgassen; van mening, dat bij verdere verduurzaming van de veehouderij, zoals bedoeld met het burgerinitiatief, de rundveehouderij niet buiten beschouwing mag blijven; verzoekt de regering de verdere ontwikkeling van een duurzame en diervriendelijke rundveehouderij op te nemen bij het vervolg van het burgerinitiatief, en gaat over tot de orde van de dag. Reactie Het Kabinet heeft ook ten aanzien van een verdere verduurzaming van de rundveehouderij al verschillende ambities geformuleerd en voorstellen gedaan voor realisatie hiervan. Ik wijs hierbij op het werkprogramma van Schoon & Zuinig ("Nieuwe energie voor het klimaat") en op de nota dierenwelzijn. De motie voegt hier mijn inziens niets aan toe. Overigens is mij momenteel uiteraard niet bekend welk gevolg uw Kamer aan het burgerinitiatief wil geven. Daarom beschouw ik de motie als overbodig. Motie Thieme en Van Gent, 31 060 nr. 17 De Kamer, gehoord de beraadslaging, constaterende, dat de veehouderij grote maatschappelijke kosten veroorzaakt via vervuiling van bodem, lucht, water en leefomgeving; constaterende, dat deze kosten niet worden verrekend in de prijs van dierlijke producten; Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad 17 december 2007 DL. 2007/3546 6 spreekt haar mening uit dat de maatschappelijke kosten integraal onderdeel moeten zijn van de consumentenprijs van dierlijke producten, en gaat over tot de orde van de dag. Reactie Ik constateer dat deze motie niet gericht is aan de regering. Ik onthoud mij dan ook van een inhoudelijke reactie. Motie Thieme en Van Gent, 31 060 nr. 18 De Kamer, gehoord de beraadslaging, constaterende, dat het Milieu en Natuur Planbureau aangeeft dat een krimp van de veestapel met 70% noodzakelijk is om de negatieve effecten van de ammoniakuitstoot tegen te gaan; verzoekt de regering zich in te zetten voor een krimp van de veestapel met 70% om zo de noodzakelijk ammoniakreductie te realiseren, en gaat over tot de orde van de dag. Reactie De veehouderijsector werkt langs verschillende sporen aan het terugdringen van de ammoniakemissies (emissiearm uitrijden van mest, afdekken van mestopslagen, veevoerspoor en emissiearme stallen). Daar zijn de afgelopen jaren forse inspanningen verricht. Daarnaast wordt het effect van ammoniakemissies op kwetsbare natuurgebieden teruggebracht door het verplaatsen van intensieve veehouderijbedrijven uit de extensiveringsgebieden naar de landbouwontwikkelingsgebieden in het kader van het reconstructiebeleid en het aanvullende zoneringsbeleid vastgelegd in de Wet ammoniak en veehouderij. Het kabinet gaat voor een beleid gericht op verduurzaming van de sector en zal samen met de sector zoeken naar (innovatieve) oplossingen om de emissies van luchtverontreinigende stoffen structureel aan te pakken. Het Kabinet stelt heldere randvoorwaarden en laat het aan de sector hoe die voorwaarden worden ingevuld. De omvang van de veestapel is daarbij geen doel op zich. Ik ontraad de motie. Motie Thieme en Van Gent, 31 060 nr. 19 De Kamer, gehoord de beraadslaging, constaterende, dat het regeringsstandpunt is dat vlees het meest milieuvervuilende onderdeel vormt van ons voedselpakket; constaterende, dat een hoge vlees consumptie een eerlijke wereldvoedselverdeling in de weg staat; verzoekt de regering voorstellen te doen, die gericht zijn op een vermindering van de vleesconsumptie en de Kamer hierover binnen een half jaar te informeren, en gaat over tot de orde van de dag. Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad 17 december 2007 DL. 2007/3546 7 Reactie Mijn collega van VROM heeft samen met mij aangekondigd een onderzoek naar milieu- en andere maatschappelijke effecten van vervangingsstrategieën voor de consumptie van dierlijke eiwitten uit te zullen voeren (TK, aanhangsel 2006-2007 nr. 2676). We willen ons eerst richten op de uitkomsten van dit onderzoek voordat wij eventuele verdere stappen ondernemen. Ik ontraad de motie. Motie Koser Kaya c.s., 31 060 nr. 20 De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende, dat de redenering `de vervuiler betaalt' ook kan worden toegepast op de keten van vleesproductie en consumptie; overwegende, dat er mogelijkheden zijn om de maatschappelijke kosten van vleesproductie ten aanzien van natuur, milieu, dierenwelzijn en sociaal-economische factoren tot uiting te laten komen in de prijs van vlees(producten); verzoekt de regering om de voordelen, nadelen en haalbaarheid van verschillende instrumenten te onderzoeken die de maatschappelijke kosten van vleesproductie doen reflecteren in de prijs van vlees(producten) en de Kamer hierover te informeren bij de presentatie van de kosten-baten analyse van de intensieve veehouderij die de regering op dit moment uitvoert, en gaat over tot de orde van de dag. Reactie Voor deze motie verwijs ik naar het antwoord dat mijn collega van VROM mede namens de minister van VWS, de staatssecretaris van Financiën en mijzelf heeft gegeven op vragen van het lid Thieme (PvdD) over een accijnsheffing op vlees (TK, aanhangsel 2007-2008, nr. 133). De daarin opgenomen onderzoeken wacht ik af alvorens eventuele nadere stappen te zetten. Ik ontraad de motie. Motie Koser Kaya c.s., 31 060 nr. 21 De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende, dat de teelt van soja, en ander diervoer, een belangrijke bijdrage levert aan de kap van regenwouden en daarmee een bedreiging vormt voor de biodiversiteit; overwegende, dat Europese regelgeving ruimte biedt aan lidstaten om op basis van de publieke moraal, die vernietiging van het milieu en onderdrukking van mensen afkeurt, eigen maatregelen te treffen die vooruitlopen op Europese regelgeving; verzoekt de regeling om nu al maatregelen te nemen ter bestrijding van de handel in soja uit net ontboste gebieden, waarvoor waardevolle natuurgebieden zijn vernietigd en/of waarbij slavernij is gebruikt, en gaat over tot de orde van de dag. Reactie In mijn brief aan de Tweede kamer van 6 juni 2007 (TK 2006-07, 30800 XIV, nr. 106) ben ik uitgebreid ingegaan op de mogelijke gevolgen van de uitbreiding van de sojateelt in Zuid Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad 17 december 2007 DL. 2007/3546 8 Amerika en activiteiten die in dit verband door Nederland worden ontplooid. De regering deelt de maatschappelijke zorg die in ons land bestaat over de negatieve effecten voor het milieu en de rurale bevolking van deze uitbreiding in met name Argentinië en Brazilië. De regering ondersteunt diverse initiatieven van bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties die zich richten op een duurzame productie voor soja. Daarnaast wordt dit onderwerp aan de orde gesteld in de bilaterale contacten met de betrokken landen en in multilaterale fora als FAO en internationale grondstoffenorganisaties. Een belangrijk initiatief is de Round Table on Responsible Soy (RTRS), een internationaal platform van NGO's en bedrijfsleven dat duurzaamheidcriteria en indicatoren ontwikkelt voor de bulkstroom aan sojaproducten. Behoud van biodiversiteit en respect voor landrechten en de sociale positie rurale bevolking zijn uitgangspunten waarover door partijen overeenstemming is bereikt. Het is de bedoeling de RTRS medio 2009 begint met de certificering met bijhorend verificatiesysteem in de praktijk. Specifiek gericht op het tegen gaan van de verdere ontbossing van het tropisch regenwoud in Brazilië hebben handelaren en verwerkers vorig jaar afgesproken geen soja aan te kopen die afkomstig uit het Amazonegebied. Een maatregel die tot een aanzienlijke reductie van de boskap in het regenwoud heeft geleid. De regering geeft assistentie aan het RTRS-proces zowel door (mede) financiering als door de uitvoering van gerichte activiteiten zoals onderzoek naar samenwerking in de keten en de positie van kleine boeren. Daarnaast wordt actief bijgedragen aan de verbreding van het draagvlak voor de RTRS. Maatregelen in de vorm van regelgeving zijn niet mogelijk binnen het WTO-kader. Ik ontraad de motie. Motie Waalkens c.s., 31 060 nr. 22 De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende, dat wij waardering hebben voor de initiatiefnemers van het burgerinitiatief `Stop Fout Vlees' en het initiatief zien als een signaal uit de samenleving voor maatregelen die dierenwelzijn en milieukwaliteit verhogen in de veehouderij; overwegende, dat het Burgerinitiatief alleen als geheel aangenomen of verworpen kan worden; van mening dat binnen de sector bovendien al goede initiatieven plaatsvinden voor verduurzaming van de intensieve veehouderij; roept de betreffende sectoren op hun verantwoordelijkheden op het terrein van dierenwelzijn, milieu en het gebruik van duurzame grondstoffen te (blijven) nemen; spreekt uit zich in te zetten voor het opstellen van adequate dierenwelzijns- en milieueisen voor de veehouderij, het verbeteren van de sociaal-economische positie van milieu- en diervriendelijk producerende veehouders en het gebruik van grondstoffen die geen ecologische of sociale schade veroorzaken; en verwacht van de regering bij beleidsveranderingen voor de veehouderijsector een duurzaamheidstoets uit de voeren volgens onder andere de doelstellingen van het burgerinitiatief en de Kamer hierover te informeren, en gaat over tot de orde van de dag. Reactie Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad 17 december 2007 DL. 2007/3546 9 Mijn reactie blijft beperkt tot het laatste deel van de motie dat is gericht aan de regering. Het bij beleidsveranderingen afwegen van de verschillende aspecten van duurzaamheid zie ik als mijn taak. Ik ben dan ook bereid de afweging tussen deze duurzaamheidaspecten expliciet zichtbaar te maken bij beleidsvoorstellen aangaande de veehouderij. Ik zie het betreffende deel van de motie daarom als ondersteuning van mijn beleid. DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT, G. Verburg
---- --