Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met het aanmerken van
het kentekenregister als basisregistratie en in verband met de herziening van
de gegevensverstrekking uit het kentekenregister en enkele andere wijzigingen
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
Met belangstelling heb ik kennis genomen van het verslag van de vaste
commissie voor Verkeer en Waterstaat met betrekking tot het onderhavige
wetsvoorstel. Het verheugt mij dat het wetsvoorstel op de instemming van de
fracties die gereageerd hebben mag rekenen. Hieronder ga ik in op de in het
verslag gemaakte opmerkingen en gestelde vragen per onderwerp.
Het kentekenregister als basisregistratie
De leden van de SP-fractie geven aan bezorgd te zijn over het feit dat er andere
afnemers van gegevens uit het kentekenregister zijn dan overheidsorganen en
vragen zich af wie die andere afnemers zijn. Onder de reeds bestaande
wetgeving zijn er ook nu al andere afnemers dan overheidsorganen. Als
voorbeelden kunnen worden genoemd: advocaten (bijvoorbeeld voor de
afhandeling van rechtszaken als gevolg van ongevallen waarbij voertuigen zijn
betrokken, curatoren (in het kader van de afhandeling van faillissementen),
verzekeringsmaatschappijen (ten behoeve van de schade-afwikkeling), de
belangenbehartigers van de automobielbranche (straks: de informatieproviders;
ten behoeve van statistische bewerkingen en voertuiginformatiesystemen) en
particulieren. Al deze personen en instanties krijgen slechts in beperkte mate
gegevens uit het kentekenregister en alleen onder een strikte doelbinding. Ook
houdt de Dienst Wegverkeer (hierna: RDW) als verantwoordelijke voor het
kentekenregister toezicht op de wijze waarop de verstrekte gegevens worden
gebruikt.
De leden van de SP-fractie vragen of er met het onderhavige wetsvoorstel een
einde komt aan het gebruik van APK-gegevens door commerciële partijen. De
verstrekking van gegevens uit het kentekenregister voor commerciële
doeleinden is reeds met ingang van 1 maart 2007 stopgezet. De Tweede Kamer
is hierover geïnformeerd bij mijn brief van 20 februari 2007 (Kamerstukken II
2006/07 30 800 XII, nr. 55).
De leden van de SP-fractie vragen of er met een kentekenregister als
basisregistratie een verbetering van de daadkracht en efficiëntie van de overheid
kan ontstaan en of er besparingen voor de automobilisten te verwachten zijn.
Een verbetering op het gebied van de daadkracht en efficiëntie zal vooral het
gevolg zal zijn van het feit dat diverse basisregistraties met elkaar gegevens
zullen gaan uitwisselen, met als gevolg dat deze gegevens niet meermalig door
burgers en bedrijven hoeven te worden aangeleverd. Met betrekking tot het
onderhavige wetsvoorstel heeft dit uiteraard voornamelijk gevolgen voor
eigenaren van voertuigen, want de gegevens die in het kentekenregister staan
hebben uiteraard slechts betrekking op degenen op wiens naam een voertuig
staat geregistreerd. Voor deze groep van burgers en bedrijven zal er dus als
gevolg van het onderhavige wetsvoorstel sprake zijn van een vermindering van
de administratieve lasten. Met name ten aanzien van niet-gevoelige gegevens
zal het bovendien voor voertuigeigenaren makkelijker worden om deze verstrekt
te krijgen. Een beperkte set van gegevens wordt al via de website van de RDW
1
verstrekt onder opgave van een kenteken. Deze set zal in de komende tijd
worden uitgebreid. Het betreft hier uitsluitend niet-gevoelige gegevens.
De leden van de VVD-fractie vragen waarom omvorming van het het
kentekenregister tot basisregistratie niet leidt niet tot lagere kosten voor de
burger, anders dan de genoemde tijdwinst. Dit is omdat het kentekenregister in
de praktijk reeds grotendeels als basisregistratie fungeert. Het onderhavige
wetsvoorstel introduceert de beginselen die ten grondslag liggen aan het
systeem van basisregistraties, zoals verplicht gebruik en de terugmeldplicht voor
overheidsorganen, maar in de praktijk verandert er weinig aan de wijze waarop
het kentekenregister functioneert.
De leden van de VVD-fractie vragen of de omvorming van het kentekenregister
tot basisregistratie op den duur kan leiden tot afschaffing van de toonplicht van
het kentekenbewijs of zelfs tot afschaffing van het papieren kentekenbewijs. In
de memorie van toelichting bij het onderhavige wetsvoorstel is aangegeven dat
afschaffing van de toonplicht van het kentekenbewijs zal plaatsvinden zodra de
handhavingsproblemen die de afschaffing van de toonplicht met zich brengt zijn
opgelost. Zoals in de memorie van toelichting is toegezegd zal een onderzoek
worden gedaan naar de voorwaarden waaronder de afschaffing van de
toonplicht van het kentekenbewijs in de toekomst zal kunnen plaatsvinden. Op
dit moment is er een "smartcard" in conceptuele ontwikkelfase, die in de
toekomst wellicht het papieren kentekenbewijs kan gaan vervangen. Het
moment van invoering hangt af van de mogelijkheden in de andere EU-landen
om hier mee om te kunnen gaan.
Het nieuwe gegevensverstrekkingenbeleid
De leden van de VVD-fractie vragen hoe het komt dat de internationale
uitwisseling van gegevens in een stroomversnelling is geraakt en welke
maatregelen Nederland neemt op het gebied van de standaardisatie van de
toegenomen internationale uitwisseling van gegevens.
De (behoefte aan) internationale gegevensuitwisseling is de laatste jaren zeer
toegenomen vanwege:
- de toename van import en export van voertuigen;
- toename van het aantal lidstaten van de Europese Unie;
- behoefte om intensiever de (toenemende) grensoverschrijdende
voertuigfraude en -criminaliteit en terrorisme te bestrijden;
- het besef dat voertuigen een zeer vaak voorkomende modus operandi zijn bij
vele vormen van (niet alleen voertuig-) fraude en criminaliteit;
- toenemende druk om bekeuringen voor verkeersovertredingen als ook
parkeer- en tolgeldovertredingen bij buitenlandse overtreders te innen.
Daarnaast is er sprake van het tot stand komen van veel nieuwe wet- en
regelgeving, zowel nationaal als binnen de Europese Unie (onder andere
Richtlijn 1999/371 en de Derde Richtlijn Rijbewijzen2). Verder zijn er de
afgelopen jaren enkele belangrijke verdragen ter zake mede door Nederland
ondertekend zoals de verdragen van Senningen3, van Enschede4 en met name
1 Richtlijn 1999/37 van de Raad van 29 april 1999 inzake de kentekenbewijzen
van motorvoertuigen (PbEG L138).
2 Richtlijn 2006/126 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december
2006 betreffende het rijbewijs (PbEG L403).
3 Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, het Koninkrijk België en het
Groothertogdom Luxemburg inzake grensoverschrijdend politieel optreden van
8 juni 2004 (Trb. 2005, 35).
4 Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek
---
van Prüm5. Ten aanzien van het Verdrag van Prüm is gedurende het Duitse
voorzitterschap besloten dat dit verdrag onder de EU-wetgeving zal worden
gebracht, waardoor dit voor alle 27 EU-lidstaten en de vier EFTA landen zal
gaan gelden. De genoemde verdragen beogen de handhavingsautoriteiten on-
line en real time toegang tot en hiermee informatie uit de voertuigregistraties
van diverse landen te geven.
De ondertekenaars van het Verdrag van Prüm hebben gekozen voor het, op
initiatief van Nederland ontwikkelde, systeem voor informatie-uitwisseling
(EUCARIS) en begin 2008 zal de Nederlandse politie dan ook gebruik gaan
maken van dit systeem. De handhavende autoriteiten van de mede-
ondertekenaars zullen met gebruikmaking van deze technologie in 2008 kunnen
beschikken over de toegang tot elkaars voertuigregistraties.
De Commissie wenste in eerste instantie op basis van de nieuwe Derde
Rijbewijsrichtlijn de uitwisseling van informatie over rijbewijzen te gaan regelen
door het bouwen van een nieuw eigen systeem, het zogenoemde RESPER-
informatiesysteem. Mede dankzij bemiddeling van mijn voorgangster bij de
Eurocommissaris van Transport, wordt nu het reeds jaren goed functionerende
EUCARIS systeem door een onafhankelijke derde geëvalueerd.
Als ook de Commissie de voordelen gaat inzien zal de, door Nederland
geïnitieerde en door de meeste andere lidstaten onderschreven, visie met
betrekking tot de noodzakelijk gegevensuitwisseling worden geëffectueerd, te
weten:
- gebruik maken van één ICT-technologisch concept dat zijn waarde in de
praktijk heeft bewezen, inclusief de aspecten privacy en security, waarvoor geen
buitensporige nieuwe investeringen meer behoeven te worden gedaan;
- gebruik de registratie-autoriteiten (in Nederland: de RDW) als nationaal
contactpunt voor de informatieuitwisseling, waardoor niet alle buitenlandse
handhavingsautoriteiten (rechtstreeks, on-line en real time) toegang behoeven te
krijgen. Nederlandse handhavingsautoriteiten die informatie met betrekking tot
buitenlandse voertuigen en rijbewijzen willen hebben, kunnen deze opvragen door
gebruik te (blijven) maken de reeds nationaal bestaande technische voorzieningen
voor bevragingen bij de RDW.
Ik zeg u toe dat dit onderwerp, zowel de toenemende bevragingen en behoefte
aan informatie, als het voorkomen dat voor de technisch oplossingen wielen
opnieuw worden uitgevonden door mij op de voet zullen worden gevolgd en
dat ik mijn aandacht er ook vooral op zal richten dat er in EU-verband geen
onnodige investeringen zullen worden gedaan, noch van de lidstaten zullen
worden gevraagd.
Duitsland inzake de grensoverschrijdende politiële samenwerking en
de samenwerking in strafrechtelijke aangelegenheden van 2 maart 2005 (Trb.
2005, 241)
5 Verdrag tussen het Koninkrijk België, de Bondsrepubliek Duitsland, het
Koninkrijk Spanje, de Republiek Frankrijk, het Groothertogdom
Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek
Oostenrijk inzake de intensivering van de grensoverschrijdende
samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van het terrorisme, de
grensoverschrijdende criminaliteit en de illegale migratie van 27 mei 2005 (Trb.
2005, 197);
---
Het fietsenregister
De leden van de SP-fractie geven aan verheugd te zijn met de wettelijke basis
die nu voor het fietsenregister gecreëerd wordt. Zij vragen op welke termijn dit
fietsenregister tot stand komt en of er al een stappenplan is om dit
fietsenregister te vullen. Het fietsenregister is al enige jaren geleden door de
RDW ontwikkeld en geïmplementeerd. Alleen de vulling van het register met
gestolen en vermiste fietsen door de politie bleek in de praktijk op
invoeringsproblemen te stuiten. Nadat hiervoor een hernieuwd stappenplan
door de politieorganisatie is opgesteld, hebben in de afgelopen periode de
meeste politieregio's een aansluiting op het register gerealiseerd. Het doel is dat
op 1 januari 2008 tachtig procent van de korpsen is aangesloten, waaronder die
van de vier grote steden.
De leden van de ChristenUnie vragen hoe de financiering van het fietsenregister
zich verstaat in relatie tot de bestaande financiering van het kentekenregister.
Voorts vragen zij of de regering hun mening deelt dat het van belang is dat
zoveel mogelijk fietsen worden geregistreerd en dat betaling een drempel kan
opwerpen voor registratie. De reden dat er voor het fietsenregister is gekozen
voor een andere vorm van financiering dan voor het kentekenregister is gelegen
in het feit dat het kentekenregister wordt gefinancierd uit de tarieven voor
kentekenbewijzen. Voor fietsen bestaan geen kentekenbewijzen en behoort een
dergelijke vorm van financiering niet tot de opties. Het fietsenregister wordt
thans volledig uit publieke middelen betaald. Denkbaar is echter dat in de
toekomst wordt gekozen voor een andere vorm van financiering, bijvoorbeeld in
de vorm van vrijwillige registratie van fietsen uit voorzorg door de burger, zodat
de fiets indien deze na diefstal wordt teruggevonden aan de eigenaar kan
worden teruggegeven, dan wel door de fietsfabrikanten, die de kosten daarvan
doorberekenen aan de klant. Tot slot is het denkbaar dat
verzekeringsmaatschappijen bij hen verzekerde fietsen laten registreren. Om
deze andere vormen van financiering niet bij voorbaat uit te sluiten is besloten
de mogelijkheid tot het in rekening brengen van een aansluittarief, een
registratietarief of verstrekkingstarief op te nemen. Aangezien het inderdaad
van groot belang is dat zoveel mogelijk fietsen worden geregistreerd, zal er
evenwel vooralsnog geen sprake zijn van tarief voor registratie.
De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen waarom er niet voor is
gekozen om ook voor nieuwe fietsen de persoonsgegevens van de eigenaar te
registreren. Besloten is geen persoonsgegevens op te nemen van eigenaren van
nieuwe fietsen. Van elke nieuwe (bijvoorbeeld door de fabrikant) aangemelde
nieuwe fiets worden wèl de kenmerken opgenomen in het fietsenregister. Pas
als de fiets als gestolen of vermist wordt gemeld, worden de persoonsgegevens
van de eigenaar aan de gegevens van de fiets gekoppeld. Registratie van de
persoonsgegevens van alle fietsen zou betekenen dat de persoonsgegevens van
de eigenaar door de verkoper moeten worden aangeleverd bij het
fietsenregister. Dit zou dan ook moeten gelden bij elke volgende verkoop van
een fiets. Dit zou een grote administratieve last met zich brengen, voor zowel
bedrijven als voor de burger, terwijl het geen grote voordelen oplevert.
De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen hoeveel fietsen in
Nederland inmiddels een antidiefstalchip (ook wel genoemd: fietschip) hebben
en hoeveel procent van de nieuwe fietsen standaard is voorzien van een
antidiefstalchip. Per 15 oktober jl. waren 4.524.283 fietsen in het register van
de RDW geregistreerd. Van dat aantal zijn 2.456.131 fietsen voorzien van
een chip. Op dezelfde datum stonden 6.298 fietsen met chip en 1.835 fietsen
zonder chip als gestolen geregistreerd. Van de diefstalgevoelige fietsen in het
duurdere segment is overigens het merendeel voorzien van een fietschip.
4
De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen op welke manier de
regering de verspreiding van fietschips gaat bevorderen en of wordt overwogen
fietschips te verplichten voor nieuwe fietsen. Nu het fietsenregister gevuld gaat
worden, is het van belang voor de opsporing dat het aantal fietsen met een
fietschip verder toeneemt. Er wordt vanuit de stuurgroep Fietsdiefstal6 bij de
fabrikanten aangedrongen dit verder ter hand te nemen.
Tot slot vragen de leden van de fractie van de ChristenUnie welke
mogelijkheden de regering ziet om het inbouwen van fietschips in bestaande
fietsen te stimuleren. Tijdens een proefneming in Amsterdam bleek dat voor het
inbouwen van de fietschip in bestaande fietsen de benodigde techniek nog niet
voorhanden was. De door TNO geteste techniek bleek in de praktijk nog te
gevoelig voor het vernielen of verwijderen van de aangebrachte
chip. Stimulering zal zeker plaats vinden op het moment dat deze techniek wel
beschikbaar is en deze tegen acceptabele kosten kan worden toegepast.
DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,
Camiel Eurlings
6 Hierin zijn diverse partijen vertegenwoordigd, onder andere de ministeries van
Binnenlandse Zaken en Verkeer en Waterstaat, de RDW, de politie, de VNG, de
ANWB, de Fietsersbond en de fietsenfabrikanten.
---
Ministerie van Verkeer en Waterstaat