De Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag
Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1 A Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA S GRAVENHAGE Fax (070) 333 40 33
www.szw.nl
2513AA22XA
Ons kenmerk SV/V&G/07/40671
Datum 17 december 2007
Onderwerp Grensoverschrijdende insolventie
In het verslag van de Tweede Kamer inzake het voorstel tot wijziging van hoofdstuk IV van de
Werkloosheidswet teneinde enkele vereenvoudigingen te realiseren en een uitkering bij
overlijden toe te voegen (Kamerstukken II 2007/08, 31 080, nr. 4), hebben de leden van de
PvdA-fractie vragen gesteld over in Nederland woonachtige werknemers die werken voor
buitenlandse werkgevers die hier geen vaste vertegenwoordiging of inrichting hebben. Deze
leden hebben de regering verzocht om te voorkomen dat de bedoelde werknemers bij een
faillissement van hun werkgever tussen wal en schip vallen.
In de nota naar aanleiding van het verslag (Kamerstukken II 2007/08, 31 080, nr. 5) heb ik
aangegeven dat de regering naar mogelijke oplossingen zoekt en toegezegd de Tweede Kamer
hierover vóór 1 januari 2008 schriftelijk te informeren. In deze brief informeer ik u over de
uitkomsten van het onderzoek.
Naar mij is gebleken, is jaarlijks in een klein aantal gevallen sprake van een situatie waarin een
in Nederland werkende en woonachtige werknemer met een in het buitenland gevestigde
werkgever in geval van betalingsonmacht van deze werkgever geen recht heeft op een
tijdelijke loonovername. De situatie doet zich met name voor in relatie tot België en Duitsland
en wordt veroorzaakt door verschillende implementaties van de Insolventierichtlijn. België en
Duitsland wijzen in geval van grensoverschrijdende insolventie het waarborgfonds aan van het
land waarin de werknemer gewoonlijk werkt. Op grond van de Nederlandse wetgeving
(Werkloosheidswet) is het UWV alleen bevoegd tot het uitkeren van een insolventie-uitkering
indien de in het buitenland gevestigde werkgever tevens een vaste inrichting of een in
Nederland wonende of gevestigde vertegenwoordiger heeft.
Ik ben van mening dat, gelet op de tekst en totstandkomingsgeschiedenis en de juridische
context van de Insolventierichtlijn, voor zover het gaat om grensoverschrijdende arbeid, de
Nederlandse wetgeving dient te worden aangepast. Dit doet recht aan de bedoeling van de
Europese wetgever om werknemers bij insolventie van de werkgever een minimum aan
bescherming te bieden. Doordat in de huidige Nederlandse wetgeving de aanwezigheid van
een vaste inrichting of een vaste vertegenwoordiger is vereist, kan een werknemer niet
optimaal profiteren van de bescherming van de Insolventierichtlijn.
Ons kenmerk SV/V&G/07/40671
Met een aanpassing van de Werkloosheidswet (WW) wordt voorts voorkomen dat
werknemers, die hoofdzakelijk werken in Nederland, uitsluitend in de periode van het
verkrijgen van een insolventie-uitkering aangewezen zijn op een voorziening in een ander land
om vervolgens bij werkloosheid in Nederland een uitkering te verkrijgen op grond van de
WW.
Ik heb daarom besloten om over te gaan tot aanpassing van artikel 62, vierde lid, WW.
De aanpassing bestaat erin dat voor het recht op een insolventie-uitkering het vereiste van het
aanwezig hebben van een vaste inrichting of een in Nederland wonende of gevestigd vaste
vertegenwoordiger van de werkgever wordt geschrapt. Voortaan zal het UWV de insolventie-
uitkering verstrekken indien de werknemer gewoonlijk in Nederland werkt. Deze
verwijzingsregel sluit aan bij die van de ons omringende landen, waardoor toekomstige `wal
en schipgevallen' zich in relatie tot die landen niet meer voordoen.
Een wijziging van artikel 62, vierde lid, WW, zal in 2008 bij uw Kamer worden ingediend.
Vooruitlopend op het desbetreffende wetsvoorstel zal ik, in overleg met het UWV, trachten te
bewerkstelligen dat artikel 62, vierde lid, WW buiten toepassing wordt gelaten.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(J.P.H. Donner)
---
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid