Raad van State


Uitspraak

Zaaknummer: 200708057/1
Publicatie datum: maandag 17 december 2007
Tegen: het college van burgemeester en wethouders van Oss Proceduresoort: Voorlopige voorziening
Rechtsgebied: Kamer 2 - Milieu - Bestuursdwang / Dwangsom
---

200708057/1.
Datum uitspraak: 17 december 2007

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

, wonend te Oss,

en

het college van burgemeester en wethouders van Oss, verweerder.


1. Procesverloop

Bij besluit van 1 november 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Oss (hierna: het college) aan een last onder dwangsom opgelegd wegens het buiten de vergunde werktijden in werking hebben van een vleeswarenbedrijf aan de te Oss.

Tegen dit besluit heeft bezwaar gemaakt. Bij brief van 16 november 2007, bij de Raad van State ingekomen op 19 november 2007, heeft de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 november 2007, waar , bijgestaan door ir. J.C.C.B. Evers, en het college, vertegenwoordigd door H.W.J. Staassen, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is , bijgestaan door mr. M.L.J. Bomers, advocaat te Nijmegen, als partij gehoord.


2. Overwegingen

2.1. betoogt dat het college ten onrechte een last onder dwangsom heeft opgelegd, nu zich volgens hem concreet uitzicht op legalisatie voordoet. Hiertoe voert hij aan dat ten tijde van het nemen van het bestreden besluit een aanvraag om vergunning was ingediend.

2.2. Niet in geschil is dat bij een door het college uitgevoerde controle op 8 oktober 2007 is geconstateerd dat er in de inrichting gerookt werd in de rookkasten, buiten de bij de revisievergunning van 13 december 2005 vergunde werktijden. Het college is derhalve bevoegd handhavend op te treden.

2.3. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet uitzicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.

2.4. Op 30 oktober 2007 heeft een aanvraag om vergunning ingediend die betrekking heeft op uitbreiding van de werktijden van de rookkasten. Het college heeft ter zitting betoogd dat inmiddels is gebleken dat de aanvraag niet-ontvankelijk is en dat deze bovendien vanwege het aspect geur niet zal kunnen worden ingewilligd. Mede gelet hierop moet worden geconcludeerd dat niet vast staat dat vergunning zal (kunnen) worden verleend voor de door gewenste uitbreiding, zodat niet kan worden gesproken van concreet uitzicht op legalisatie. Ook overigens is niet gebleken van bijzondere omstandigheden op grond waarvan het college van handhavend optreden had dienen af te zien.

2.5. De voorzitter wijst het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af.

2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.


3. Beslissing

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. D. van Leeuwen, ambtenaar van Staat.

w.g. Drupsteen w.g. Van Leeuwen
voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 17 december 2007

373-493.