Ingezonden persbericht


     Directie Juridische Zaken 







                           De Voorzitter van Tweede Kamer 

                           der Staten-Generaal 

                           Postbus 20018 

                           2500 EA  DEN HAAG 










                           uw brief van                   uw kenmerk                 ons kenmerk         datum 



                                                                                     TRCJZ/2007/3885       december 2007 
                                                                                                         14 
                           onderwerp                                                 doorkiesnummer      bijlagen

                           Handhaving verordening (EG)                                                              
                           nr. 1/2005; ketting en keten 
                           Geachte Voorzitter, 

                           1. Aanleiding 
                           In het debat met de Tweede Kamer van 12 september 2007 inzake internationale 
                           varkenstransporten1 heb ik u toegezegd de Kamer te zullen inlichten over wanneer welke 
                           sancties worden toegepast ten aanzien van overtredingen van de Europese 
                           dierenwelzijnsregelgeving met betrekking tot het transport van dieren. Deze brief dient 
                           ter invulling van die toezegging. Daarbij is eveneens onderzocht welke mogelijkheden er 
                           zijn om een wegvervoermiddel "aan de ketting te leggen" en in hoeverre ook andere 
                           partijen via ketenaansprakelijkheid aangesproken kunnen worden op de naleving van de 
                           verordening. 

                           2. Handhavingsinstrumentarium 
                           De bepalingen omtrent de bescherming van het dierenwelzijn tijdens vervoer zijn 
                           opgenomen in de Europese verordening inzake de bescherming van dieren tijdens 
                           vervoer2 (hierna: de verordening).  
                           Deze bepalingen zijn gericht op de bescherming van het dierenwelzijn tijdens vervoer. Ten 
                           aanzien van het vervoer van dieren gelden ook regels in het kader van de bestrijding van 
                           dierziekten en in het kader van de openbare veiligheid op de rijkswegen. Daar is in deze 
                           brief niet naar gekeken.  

                           De verordening is slechts van toepassing op vervoer in het kader van een economische 
                           activiteit. Vervoer van een huisdier door zijn particuliere eigenaar is in principe buiten het 
                           toepassingsgebied gelaten. Vervoer rechtstreeks naar een diergeneeskundige inrichting 
                           op aanwijzing van een dierenarts is eveneens uitgesloten.  

                           Overtredingen van de bepalingen van de verordening zijn strafbaar op grond van artikel 9 
                           van de Regeling dierenvervoer 2007. Deze strafbare gedragingen worden aangemerkt als 
                           economische delicten in de zin van de Wet op de Economische delicten (WED).3  
                           De maximale straf voor overtreding van de verordening is in beginsel zes maanden 
                           hechtenis of een boete tot een hoogte van  16.750,-. Wanneer sprake is van groot 


                           1 Handeling II 2007-2008, nr. 95 
                           2 Verordening (EG) nr. 1/2005 inzake bescherming van dieren tijdens vervoer. 
                           3 Artikel 1, onderdeel 4°, van de WED in samenhang met artikel 59a van de Gezondheids- 
                           en Welzijnswet voor Dieren. 









Datum                Kenmerk            Paraaf:           Vervolgblad 
14 december 2007 TRCJZ/2007/3885                          2

economisch gewin dat met de overtreding verkregen is, kan een boete tot een maximum 
van  67.000,- worden opgelegd.  
Tot slot kan, wanneer de dader een rechtspersoon betreft, waartegen met de gestelde 
strafmaxima geen afschrikwekkend effect wordt verwacht, de strafrechter beslissen een 
boete op te leggen tot het maximum van  670.000,-. 

De opsporingsambtenaren van de Algemene Inspectiedienst (AID) zijn belast met het 
opsporen van overtredingen van de verordening. Het Openbaar Ministerie beslist over de 
vervolging van een delict. Daarbij wordt onder andere gebruik gemaakt van de Richtlijn 
voor Strafvordering Regelgeving Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 
(stcrt. 2007, nr. 74). 

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit beschikt voorts over de 
bevoegdheid om bestuurlijke maatregelen op te leggen. Deze maatregelen zijn gericht op 
het beëindigen van een overtreding of het herstellen van gebreken conform de 
verordening. De uitvoering van die bevoegdheden is gemandateerd aan de ambtenaren 
van de AID en de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA). 

De maatregelen kunnen behelzen dat ter plekke een ongeschikte chauffeur wordt 
vervangen of de gebreken aan een wagen worden gerepareerd. Voorts kan een maatregel 
inhouden dat een gebrekkige wagen vervangen wordt door een geschikte wagen of dat 
dieren met zo min mogelijk oponthoud worden vervoerd naar geschikte huisvesting met 
adequate verzorging.  
Indien de betrokkene geen gehoor geeft aan de maatregel, kan de naleving van de 
maatregel worden afgedwongen door middel van een last onder dwangsom of 
bestuursdwang. 

Wanneer wordt geconstateerd dat een vervoermiddel niet langer voldoet aan de 
voorwaarde waaronder een certificaat van goedkeuring voor dat vervoermiddel is 
verstrekt (het vervoermiddel is bijvoorbeeld sindsdien aangepast), kan ter plekke het 
certificaat worden ingetrokken. Hetzelfde geldt voor een getuigschrift van 
vakbekwaamheid wanneer de gedragingen van de houder van het getuigschrift daartoe 
aanleiding geven. 

Tot slot kan worden besloten om een last op te leggen tot herstel van de strafbare situatie 
binnen een bepaalde periode, om aanvullende controles uit te voeren bij de betrokken 
vervoerder of om over te gaan tot het schorsen of intrekken van vergunningen van de 
betrokken vervoerder. 

Het intrekken van een vergunning kan ingrijpende gevolgen hebben voor een bedrijf, 
zeker wanneer het een bedrijf betreft met meerdere chauffeurs en wagens. Ten behoeve 
van een zorgvuldige en transparante inzet van de bevoegdheid tot schorsen of intrekken 
van vergunningen zijn beleidsregels opgesteld in de Beleidsregels dierenwelzijn  
(Stcrt 2001, nr. 243). Die beleidsregels houden onder andere in dat bij herhaalde 
overtredingen door de vergunninghouder, de vergunning na twee waarschuwingen 
binnen een periode van vier jaar, bij de derde overtreding wordt geschorst of ingetrokken. 
Ingeval van gebreken die het dierenwelzijn ernstige in gevaar brengen kan de VWA voorts 
beslissen om direct over te gaan tot het schorsen of intrekken van de vergunning. 

De verordening bevat overigens ook een grondslag om aanvraag voor een vergunning te 
weigeren indien de vervoerder in de drie jaar voorafgaand aan de aanvraag bij rechtelijke 
uitspraak veroordeeld is geweest voor ernstige vergrijpen tegen de bescherming van 
dieren. 









Datum                          Kenmerk                    Paraaf:     Vervolgblad 
14 december 2007 TRCJZ/2007/3885                                      3


Constatering van bevoegde autoriteiten van andere lidstaten 
Het vervoer van dieren reikt in veel gevallen over de grenzen heen met de plaats van 
bestemming in een andere lidstaat. Wanneer de bevoegde autoriteit van een andere 
lidstaat een overtreding constateert tijdens het transport of bij de plaats van bestemming, 
is deze verplicht dat zo snel mogelijk te melden aan de bevoegde autoriteiten van de 
lidstaat waar de vervoerder is gevestigd. Die melding moet plaatsvinden ongeacht de 
vraag of de lidstaat waar het gebrek is geconstateerd, het strafbare feit vervolgt of niet. 

Officiële meldingen van overtredingen door andere lidstaten worden verzameld bij de 
VWA. Deze kan naar aanleiding daarvan besluiten om stappen te ondernemen tegen de 
overtreder. Daarvoor kan de VWA gebruik maken van de bevoegdheden om maatregelen 
op te leggen zoals die hierboven zijn genoemd. Daarnaast kan de VWA beslissen om een 
zaak over te dragen aan de AID ten behoeve van strafrechtelijke vervolging.  

3. Ketenaansprakelijkheid 
Het toezicht van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten op de naleving van de 
verordening ontslaat het transportbedrijfsleven niet van zijn eigen verantwoordelijkheid 
om de dieren die het vervoert te beschermen tegen onnodig leed of waarschijnlijk letsel 
tijdens het transport. De verordening legt die verantwoordelijkheid echter niet alleen bij 
de vervoerder en de chauffeur.  
De verordening beoogt de bescherming van het welzijn van dieren tijdens vervoer door de 
keten heen te borgen.4 Vanuit dat uitgangspunt worden ook verplichtingen neergelegd bij 
de houders van de betrokken dieren en bij de exploitanten van verzamelcentra.  

De houder van dieren is verplicht tijdens het vertrek of bij aankomst van dieren te 
controleren of de voorschriften van de verordening worden nageleefd. Deze verplichting 
geldt logischerwijs als de houder tevens de vervoerder of opdrachtgever is voor het 
transport, maar de verordening legt die verplichting ook op aan de houders die de dieren 
slechts afgeven op de plaats van vertrek of in ontvangst nemen bij de plaats van 
aankomst. Bij transporten waarvoor het opstellen van een reisjournaal verplicht is gesteld, 
dient de ontvangende partij het reisjournaal na controle mede te ondertekenen. 
Dieren die worden ondergebracht op een verzamelcentrum, vallen mede onder 
verantwoordelijkheid van de exploitant van dat verzamelcentrum. De exploitanten zijn 
verantwoordelijk voor de behandeling van de dieren tijdens het verblijf op hun bedrijf. De 
verordening legt verschillende verplichtingen op aan de exploitanten, die zich richten op 
het faciliteren van de benodigde middelen op locatie om de bescherming van de dieren te 
borgen. 

Op grond van de verordening zijn er dus voldoende mogelijkheden om ook de schakels 
die zijdelings met het transport te maken hebben, verantwoordelijk te stellen voor de 
behandeling van de dieren. Uitgangspunt blijft daarbij wel dat de aangesprokene naar 
redelijkheid en billijkheid aansprakelijk kan worden gehouden voor de overtreding. 

4. Het aan de ketting leggen van wagens 
"Het aan de ketting leggen van wagens" wordt in deze brief geïnterpreteerd als de 
mogelijkheid om wegvervoermiddelen direct van de weg te halen of voor langere periode 
van de weg te weren, wanneer het vervoermiddel conform de verordening niet geschikt is 
voor transport van dieren. 



4 Zie overweging 16 bij Verordening (EG) nr. 1/2005. 









Datum                          Kenmerk                    Paraaf:     Vervolgblad 
14 december 2007 TRCJZ/2007/3885                                      4

Voor bepaalde vormen van transport5 is op grond van de verordening een certificaat van 
goedkeuring voor het te gebruiken vervoermiddel vereist. In dat geval zal een wagen niet 
ingezet kunnen worden dan nadat de wagen door de RDW gekeurd en gecertificeerd is. 
De VWA controleert deze transporten voor vertrek op onder andere de aanwezigheid van 
dat certificaat. Zonder certificaat zal de wagen geen toestemming kunnen krijgen om te 
vertrekken.   
Wordt tijdens een controle op de plaats van vertrek of tijdens het transport geconstateerd 
dat er wel een certificaat voor de wagen is, maar dat de wagen niet langer voldoet aan de 
voorwaarde waaronder dat certificaat is verleend, dan zal het certificaat ingenomen 
worden en kan de wagen niet meer gebruikt worden voor het betreffende transport. 

Ten aanzien van alle transporten geldt dat een wegvervoermiddel dat tijdens transport 
van dieren wordt gecontroleerd, en dat niet blijkt te voldoen aan de verordening, de 
controlerende instantie ter plekke vervanging van de wagen kan gelasten. Het transport 
wordt dan niet meer voortgezet in de betrokken wagen. 

Op basis van een geconstateerde overtreding kunnen tenslotte de VWA of de AID ook 
beslissen een last op te leggen aan de vervoerder waar de wagen aan toebehoort, om de 
wagen te laten repareren alvorens de wagen opnieuw wordt ingezet voor het transport 
met dieren. Daarmee kunnen wagens van de weg geweerd worden zolang zij niet geschikt 
zijn voor transport van dieren.  

Algemeen uitgangspunt is dat het gebruik van een wagen niet geweerd kan worden als de 
wagen voldoet aan de technische voorschriften van de verordening.  
Het bij wijze van bestraffing ontnemen van de wagen aan de eigenaar is geen optie. De 
overheid heeft geen bevoegdheid om een straf of maatregel van die aard op te leggen.  
De wetgeving legt die bevoegdheid expliciet bij de rechter. In alle gevallen gelden 
daarvoor strikte eisen van proportionaliteit. Daarbij speelt een belangrijke rol dat een 
wagen gerepareerd kan worden en geschikt kan worden gemaakt conform de 
verordening.  


DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN 
VOEDSELKWALITEIT 





G. Verburg 



5 Transport van onder andere runderen, varkens, geiten en schapen voor duur langer dan 
8 uur. 



---- --