Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Implementatie Dienstenrichtlijn
14 december 2007
In deze brief wordt beschreven wat de Dienstenrichtlijn voor Nederland
betekent, wat er tot nu toe gedaan is aan de implementatie en
welke maatregelen genomen worden voordat de regeling op 28 december
2009 in werking kan treden.
Bestanden
* Brief aan de Tweede Kamer over de implementatie van de
Dienstenrichtlijn (35 Kb) | Pdf-icoon Pdf-bestand
Zie het origineel
Aan
De Voorzitter van de Tweede Kamer der
Staten-Generaal
Binnenhof 4
2513 AA 's-GRAVENHAGE
Datum Uw kenmerk Ons kenmerk Bijlage(n)
13 december 2007 EP/PID / 7145910
Onderwerp
Implementatie Dienstenrichtlijn
Bezoekadres Doorkiesnummer Telefax
Bezuidenhoutseweg 30 070-379 6261 070-379 6094
Behandeld door
mw. mr. K.A.E. Vervloet
Hoofdkantoor
Bezuidenhoutseweg 30
Postbus 20101
2500 EC 's-Gravenhage
Telefoon (070) 379 89 11
Telefax (070) 347 40 81
Email ezpost@minez.nl
Website www.minez.nl Verzoeke bij beantwoording van deze brief ons kenmerk te vermelden
1. Inleiding
Op 28 december 2006 is de Dienstenrichtlijn1 in werking getreden. Deze richtlijn zal
uiterlijk op 28 december 2009 in alle EU-lidstaten geïmplementeerd moeten zijn. In deze
brief geef ik concreet aan wat de Dienstenrichtlijn voor Nederland betekent, wat er tot nu
toe gedaan is aan de implementatie en wat u in de komende twee jaren kunt verwachten.
Ik zal de inhoud van de Dienstenrichtlijn schetsen en ga in op het doel en de verwachte
effecten ervan. Daarop volgt een beschrijving van de concrete
implementatiewerkzaamheden die de richtlijn met zich meebrengt en die grotendeels
gestart zijn, waarbij een aparte paragraaf gewijd is aan de implementatiewetgeving.
Komend jaar zal de implementatiewetgeving bij uw Kamer worden ingediend; deze brief
beoogt u daarop voor te bereiden.
Als Minister van Economische Zaken ben ik politiek eindverantwoordelijk voor tijdige en
correcte implementatie en een goede uitvoering van de Dienstenrichtlijn in Nederland.
Om dit te bereiken, is een interdepartementale projectgroep opgezet bestaande uit
medewerkers van de Ministeries van Economische Zaken, Justitie en Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties. Deze projectgroep brengt de verplichtingen in kaart en zorgt voor
rijksbrede sturing op de implementatie.
Naast de projectgroep is een groot aantal andere partijen bij de implementatie betrokken;
deze brief geeft daarvan een overzicht. De door u gevraagde kabinetsreactie op het
onderzoeksrapport over de gevolgen van de Dienstenrichtlijn voor decentrale overheden
treft u in paragraaf 6.
1 Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten
op de interne markt, PbEG L 376/36
2. De Dienstenrichtlijn
Het tot stand brengen van een interne markt is een van de hoofddoelstellingen van de
Europese Unie. Aanleiding voor het opstellen van de Dienstenrichtlijn was het feit dat de
bestaande Europese regelgeving en rechtspraak over de vrijheid van dienstverrichting en
de vrijheid van vestiging niet voldoende bleken om de belemmeringen op de interne
markt voor diensten op te heffen. Daarom is gekozen voor een communautair
wetgevingsinstrument, waarmee een geleidelijke en gecoördineerde modernisering van de
nationale regelgevingstelsels voor diensten tot stand komt en zodoende een echte
Europese interne dienstenmarkt wordt bereikt.
De Dienstenrichtlijn stelt algemene bepalingen vast ter vergemakkelijking van de
uitoefening van de vrijheid van vestiging van dienstverrichters en het vrije verkeer van
diensten binnen de Europese Unie, onder waarborging van een hoge kwaliteit van
diensten.
Een groot aantal onderdelen van de implementatie van de Dienstenrichtlijn sluit aan bij of
wordt ondervangen door diverse lopende trajecten, programma's en initiatieven in
Nederland. Daarbij kan gedacht worden aan vermindering van regeldruk, verlichting van
administratieve lasten, vereenvoudiging van vergunningen, diverse eoverheidsprogramma's,
het wetsvoorstel algemene bepalingen omgevingsvergunning
(Wabo; Kamerstukken II 2006/07, 30 844, nrs. 1-3) en de inzet van de Lex Silencio
Positivo (het instrument van de vergunning van rechtswege).
De dienstensector is in Europa en in Nederland van groot belang. Verwacht wordt, dat er
door de implementatie van de Dienstenrichtlijn in Europa 600.000 banen2 bij zullen
komen en dat de welvaart met maximaal 0,7% (¤ 43 miljard)3 zal groeien. De bilaterale
handel in Europa wordt door de implementatie van de Dienstenrichtlijn versterkt. Ook
voor Nederland voorzien economen overwegend positieve effecten. Zo zal het
Nederlandse BBP naar verwachting op de lange termijn groeien met 0,3-1,4%, dat is
tussen de 1,4 miljard en 6,3 miljard euro4.
2 Copenhagen Economics, Economic Assessment of the Barriers to the internal market for services, januari
2005 en Copenhagen Economics, The economic importance of the country of origin principle in the proposed
services directive, 2005
3 Op. cit. (voetnoot 2) en CPB (R. de Bruijn, H. Kox en A. Lejour), The trade induced effects of the Services
Directive and the Country of Origin principle, in: CPB Document, no. 108, February 2006, p. 41
4 CPB (H. Kox en A. Lejour), Verwachte economische effecten van de Europese Dienstenrichtlijn, CPB
notitie 14 november 2007
In het bijzonder zullen dienstverrichters die over de grens diensten aanbieden zonder zich
aldaar te willen vestigen, van de extra handelsmogelijkheden kunnen profiteren. Immers,
voor bedrijven in de dienstensector kan de stap naar het buitenland soms te groot zijn
vanwege de ingewikkelde regels in andere Europese landen. Die stap zal gemakkelijker
worden nu deze landen hun regels ook moeten vereenvoudigen en hun dienstensectoren
toegankelijker moeten maken.
Ook Nederlandse dienstverrichters - naast buitenlandse dienstverrichters - zullen als
gevolg van de Dienstenrichtlijn voordeel ondervinden van de vereenvoudiging van regels
en van de elektronische beschikbaarheid van informatie en procedures via het Eén-loket,
dat ook voor hen opengesteld zal zijn.
3. De implementatiewerkzaamheden
De drie belangrijkste componenten van de Dienstenrichtlijn zijn administratieve
vereenvoudiging, verbetering van de kwaliteit van diensten en samenwerking tussen
bevoegde instanties. De implementatiewerkzaamheden zijn gestructureerd langs deze drie
componenten en worden hierna beschreven. Implementatie vindt plaats door wetgeving,
feitelijk handelen (uitvoering, technische aspecten) en flankerende maatregelen
(bijvoorbeeld voorlichting).
3.1 Administratieve vereenvoudiging
3.1.1 Het doorlopen ('screenen') van alle wet- en regelgeving
Wet- en regelgeving die onder de reikwijdte van de Dienstenrichtlijn valt, dient te worden
gescreend op eisen waarmee dienstverrichters te maken hebben. Deze eisen worden
getoetst op noodzakelijkheid, proportionaliteit en non-discriminatie. Ongerechtvaardigde
belemmeringen in wet- en regelgeving dienen te worden weggenomen. Uiterlijk 28
december 2009 moet iedere lidstaat een verslag van deze screeningsoperatie indienen bij
de Europese Commissie. Deze verslagen worden vervolgens door de Europese
Commissie en de lidstaten in een proces van wederzijdse beoordeling bezien.
De screening levert belangrijke informatie op omtrent de reikwijdte van de
implementatiewetgeving. Het wordt duidelijk welke vergunningstelsels in de huidige
Nederlandse wet- en regelgeving onder de Dienstenrichtlijn vallen en aanpassing
behoeven. Voorts kunnen de bevoegde instanties worden geïdentificeerd die op het Eénloket
moeten worden aangesloten, wordt duidelijk welke informatie daar te vinden moet
zijn en welke procedures via het Eén-loket afgewikkeld moeten kunnen worden. Tot slot
komt uit de screening naar voren welke de bevoegde instanties zijn voor de uitvoering en
handhaving van de relevante wet- en regelgeving en het uitwisselen van informatie
daarover.
Vanwege dit belang van de screening voor de overige onderdelen van de implementatie
zijn de screeningswerkzaamheden met prioriteit opgepakt: de screeningsoperatie is op
rijksniveau reeds ruim een jaar geleden gestart. De afgelopen tijd hebben alle betrokken
4
departementen alsmede de publiekrechtelijke bedrijfs- en beroepsorganisaties op basis
van een gezamenlijk opgestelde systematische aanpak hun wet- en regelgeving
doorgelopen op mogelijke belemmeringen (thans in afrondende fase). Eventuele
wetswijzigingen die hieruit voortvloeien, moeten vóór de implementatiedeadline
gerealiseerd zijn. De resultaten van dit proces monden uiteindelijk uit in het
screeningsverslag aan de Europese Commissie.
Ook de decentrale overheden (gemeenten, provincies en waterschappen) zijn momenteel
doende of zullen zeer binnenkort starten met de screening die zij, vanuit een oogpunt van
efficiëntie en logische opbouw, zoveel mogelijk incorporeren in lopende trajecten met
betrekking tot vermindering van regeldruk en vereenvoudiging van vergunningen. De
koepelorganisaties Vereniging van Nederlandse Gemeenten, Interprovinciaal Overleg en
Unie van Waterschappen doen voorwerk door regelgevingsmodellen te screenen en
coördineren de werkzaamheden.
In vervolg op de screening bevat de Dienstenrichtlijn een meldingsverplichting aan de
Europese Commissie ('notificatie') voor alle wijzigings- en nieuwe wet- en regelgeving
waar dienstverrichters mee te maken krijgen. Hierdoor ontstaat meer transparantie en
kunnen nieuwe handelsbelemmeringen worden voorkomen. Zowel de wetgever in
formele zin als alle andere (overheids)organen die regelgeving vaststellen, moeten er
sinds de inwerkingtreding van de Dienstenrichtlijn voor zorgen dat hun wijzigings- of
nieuwe wet- en regelgeving in overeenstemming is met de richtlijn.
3.1.2 De vereenvoudiging van procedures, waaronder aanpassing van vergunningstelsels
De Dienstenrichtlijn bevat bepalingen inzake de vrijheid van vestiging van
dienstverrichters. Onderdeel hiervan zijn bepalingen die zien op vergunningen en die
onder meer betrekking hebben op vergunningstelsels, voorwaarden die aan vergunningen
gesteld worden en de selectie van gegadigden. De screeningsoperatie (zie paragraaf 3.1.1)
levert uitkomsten op die kunnen leiden tot aanpassingen in bepaalde
vergunningstelsels. Waar aanpassing van de Nederlandse regelgeving nodig is, gebeurt
dat via de implementatiewetgeving (zie ook paragraaf 4).
Eén van de bepalingen uit de Dienstenrichtlijn ziet op de inzet van de Lex Silencio
Positivo, een beleidsvoornemen dat ook in het regeerakkoord is opgenomen. De
Staatssecretaris van Economische Zaken zal mede namens de Minister van Justitie een
kabinetsstandpunt op de recente voorlichting van de Raad van State naar uw Kamer
zenden, waarin hij ook ingaat op de implementatie van de desbetreffende bepaling uit de
Dienstenrichtlijn.
3.1.3 Ontwerp en bouw van het Eén-loket
De Dienstenrichtlijn verplicht tot het inrichten van een Eén-loket. Daar moeten
dienstverrichters alle relevante informatie elektronisch kunnen vinden en alle
formaliteiten en procedures elektronisch kunnen afwikkelen. Het gaat daarbij om
informatie, formaliteiten en procedures die nodig zijn voor vestiging of het verrichten van
5
een dienst, voor zover deze dienst onder de Dienstenrichtlijn valt. Het Eén-loket vormt
een schakel tussen dienstverrichters en (overheids)organisaties die verantwoordelijk zijn
voor bijvoorbeeld inschrijving in registers of het verlenen van vergunningen. Deze
verantwoordelijkheidsverdeling wordt door de richtlijn niet aangetast.
De realisatie van het Eén-loket sluit aan bij lopende e-overheidsprogramma's en
bevordert de voortgang daarvan. De doelstellingen van verbetering van dienstverrichting
en vereenvoudiging van administratieve procedures die de richtlijn stelt, zijn in hoge mate
congruent met de doelstellingen van het e-overheidsbeleid.
Het voornemen is de ontwikkeling van het Eén-loket in te bedden in het Bedrijvenloket
(www.bedrijvenloket.nl) dat binnen het e-overheidsprogramma een 'front-office'-functie
vervult in het ontsluiten van informatie en procedures aan ondernemers. Een groot aantal
decentrale overheden en andere (overheids)organisaties ontsluit al informatie via het
Bedrijvenloket. Daarnaast wordt momenteel onderzocht waar gebruik kan worden
gemaakt van e-overheidsprogramma's zoals E-formulieren en Samenwerkende Catalogi,
en waar additionele activiteiten nodig zijn om de implementatie van het Eén-loket
mogelijk te maken.
3.2 Verbetering van de kwaliteit van diensten
Ten aanzien van de verbetering van de kwaliteit van diensten bevat de Dienstenrichtlijn
een aantal bepalingen over rechten van afnemers van diensten (bedrijven en
consumenten). Het gaat daarbij met name om de verplichting voor dienstverrichters om
bepaalde informatie te verstrekken aan afnemers, over de wijze waarop deze informatie
dient te worden verstrekt en op welk moment dat dient te geschieden. Daarnaast stelt de
Dienstenrichtlijn dat de lidstaten samen met de Europese Commissie dienstverrichters
dienen aan te moedigen om de kwaliteit van hun dienstverrichtingen te waarborgen. De
informatieverplichtingen zullen in de implementatiewetgeving opgenomen worden.
3.3 Samenwerking tussen bevoegde instanties
De Dienstenrichtlijn stelt ten slotte dat een goede controle en handhaving op wet- en
regelgeving gewaarborgd moet worden. Hiertoe wordt een nieuw toezichts- en
coördinatiemechanisme opgezet tussen toezichthoudende en handhavende instanties in
alle EU-lidstaten. De Europese Commissie ontwikkelt een elektronisch systeem voor
informatie-uitwisseling, het Interne Markt Informatie (IMI)-systeem. De Minister van
Economische Zaken is verantwoordelijk voor het IMI-systeem in Nederland. Dit systeem
wordt ook gebruikt bij de uitvoering van de Richtlijn Beroepskwalificaties5, onder
verantwoordelijkheid van de Minister van Onderwijs, Cultuur & Wetenschap.
5 Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de
erkenning van beroepskwalificaties, PbEG L 255/22
6
4. Implementatiewetgeving
De implementatiewetgeving krijgt de vorm van drie wetten, namelijk een Dienstenwet,
een Aanpassingswet en een Veegwet.
Bij de omzetting van de Dienstenrichtlijn wordt het uitgangspunt gehanteerd dat de
implementatiewetgeving zich beperkt tot het omzetten en implementeren van de
verplichtingen uit de Dienstenrichtlijn en binnen de reikwijdte van de Dienstenrichtlijn
blijft. Op de enkele punten waar de implementatiewetgeving mogelijk verder gaat dan
strikt genomen naar de letter van de Dienstenrichtlijn noodzakelijk, zal er sprake zijn van
een bewuste afweging die expliciet wordt toegelicht.
De Dienstenwet implementeert de in paragraaf 3 benoemde hoofdverplichtingen uit de
Dienstenrichtlijn en regelt de reikwijdte van de implementatiewetgeving. De Dienstenwet
implementeert de verplichtingen van de Dienstenrichtlijn hetzij door wijzigingen aan te
brengen in andere wetgeving, hetzij door deze verplichtingen zelfstandig te regelen. Ik
streef ernaar om in de tweede helft van 2008 het Dienstenwetsvoorstel naar uw Kamer te
zenden.
Het tweede deel van de implementatiewetgeving, de Aanpassingswet, past
(sector)specifieke wetgeving aan voor zover dit noodzakelijk is om te voldoen aan de
Dienstenrichtlijn en de bovengenoemde Dienstenwet. Ook kunnen in de Aanpassingswet
verplichtingen uit de Dienstenrichtlijn worden geïmplementeerd die nog niet met de
Dienstenwet konden worden meegenomen. Wijzingen die voortvloeien uit de screening
zullen worden meegenomen in departementale wetgeving. Indien dat niet mogelijk is, zal
hiertoe de Aanpassingswet benut worden. De Aanpassingswet wordt volgtijdelijk op de
Dienstenwet ingediend, ongeveer een half jaar daarna.
De Veegwet ten slotte zal uitsluitend technische onvolkomenheden, omissies en andere
technische wijzigingen aanbrengen in de Dienstenwet, de Aanpassingswet, of andere
wetgeving in verband met de implementatie van de Dienstenrichtlijn.
Het geven van prioriteit aan vastlegging van de hoofdverplichtingen uit de richtlijn in de
Dienstenwet is noodzakelijk, omdat deze richtinggevend zijn voor alle andere overheden
die aangesloten moeten worden op het Eén-loket en het systeem van samenwerking
tussen bevoegde instanties. Op deze wijze wordt tijdig het wettelijk kader bekend
waarbinnen de andere overheden en bevoegde instanties moeten opereren. Zij kunnen
zich daarnaar richten bij hun implementatiewerkzaamheden.
5. Bij de implementatie betrokken partijen
Vrijwel alle departementen, toezichthoudende en handhavende instanties,
publiekrechtelijke bedrijfs- en beroepsorganisaties en decentrale overheden zijn
betrokken bij het omzetten van de Dienstenrichtlijn in de Nederlandse wet- en
7
regelgeving en het realiseren van organisatorische voorzieningen voor de uitvoering van
de Dienstenrichtlijn. De interdepartementale projectgroep zorgt voor analyses, sturing,
coördinatie en monitoring van de implementatie.
In het kader van het implementatieproces wordt gesproken met vertegenwoordigers van
bedrijven en consumenten. Het is van groot belang hen te informeren over de inhoud en
gevolgen van de Dienstenrichtlijn. Het zijn immers de dienstverrichters en de afnemers
bij wie de effecten van de Dienstenrichtlijn uiteindelijk neerslaan.
Tijdens de implementatieperiode vinden er consultaties plaats met de Europese
Commissie en de andere EU-lidstaten ten behoeve van kennisuitwisseling en over de
wijze van implementeren. De Commissie organiseert meerdere informele
expertbijeenkomsten met alle lidstaten, zij stelt diverse notities op en zij onderhoudt
bilaterale contacten.
6. Onderzoeksrapport gevolgen Dienstenrichtlijn voor decentrale overheden
Op 26 september jl. heeft de vaste commissie van Economische Zaken van uw Kamer mij
gevraagd om een reactie namens het Kabinet op het onderzoeksrapport naar de gevolgen
van de Dienstenrichtlijn voor decentrale overheden in Nederland. Het rapport is uw
Kamer op 14 september jl. bij brief toegekomen (Kamerstukken II 2006/07, 30 800 XIII,
nr. 79). In deze brief, die ik u samen met de Minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties heb toegestuurd, gaf ik aan op basis van het rapport en de daarin
opgenomen financiële raming van de gevolgen, de gemeenten, provincies en
waterschappen gecompenseerd te hebben.
Vanwege het belang van de betrokkenheid van de decentrale overheden bij de
implementatie van de Dienstenrichtlijn, ga ik in de voorliggende brief mede namens de
Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties nader in op het
onderzoeksrapport.
Het onderzoek had tot doel te komen tot een integrale analyse van de financiële,
juridische en praktische gevolgen van de Dienstenrichtlijn voor het binnenlands bestuur.
De activiteiten die de decentrale overheden in het kader van de implementatie zullen
moeten ondernemen, worden in het onderzoeksrapport helder beschreven. Het
onderzoeksrapport dient in het implementatietraject als onderbouwing voor een verdere
dialoog tussen Rijk en decentrale overheden over de wijze van implementeren. Het
Kabinet onderschrijft de conclusie van het onderzoeksrapport dat de Dienstenrichtlijn tot
structurele wijzigingen leidt in activiteiten van decentrale overheden, met name ten
aanzien van het Eén-loket, de samenwerking tussen bevoegde instanties en het aanmelden
van nieuwe of gewijzigde decentrale regelgeving. Waar blijkt dat decentrale overheden
ondersteuning op maat behoeven in de implementatie, zullen Rijk en decentrale
overheden daarover nader in gesprek gaan.
8
7. Slot
Ik heb in deze brief geschetst wat de Dienstenrichtlijn inhoudt, wat de implementatie
behelst en welke stappen er tot op heden zijn gezet. Gedurende het afgelopen jaar is de
implementatie voorbereid. De komende twee jaren zullen verdere bijdragen vergen van
alle betrokkenen om het beoogde eindresultaat op 28 december 2009 te realiseren.
Aangezien het tijdig implementeren van richtlijnen tot de gezamenlijke
verantwoordelijkheid van Kabinet en Staten-Generaal behoort, vertrouw ik op de
medewerking van uw Kamer hierbij.
(w.g.) Maria J.A. van der Hoeven