---
Physicians for Human Rights
Mensenrechtenschendingen
Martelingen door militairen in Irak? Een geneeskundige invalshoek
Omdat er verhalen de ronde gingen over betrokkenheid van Nederlandse
militairen bij mogelijke misstanden bij gesprekken met gedetineerden
in Irak in 2003 zijn er diverse rapporten en een kamerbrief
geschreven.
Daarin worden verschillende onderwerpen en incidenten behandeld en
becommentarieerd.
Beide commissies gaan op die zaken genuanceerd in. Zij komen o.a. tot
de conclusie dat Nederlandse militairen zich bij de ondervraging van
gedetineerden niet aan marteling hebben schuldig gemaakt.
Er worden geen relaties gelegd met handelingen door (militair)
geneeskundigen. Er worden geen opmerkingen gemaakt vanuit
medisch-ethische invalshoek.
Toch vallen er vanuit de medisch-ethische invalshoek kanttekeningen te
plaatsen of vragen te stellen:
De onderzoeken brengen aan het licht, dat er tijdens de huidige
militaire missies, zelfs bij nauwe randvoorwaarden, soms op het scherp
van de snede van het humanitair recht gehandeld wordt. Bijvoorbeeld:
wordt er binnen het mandaat gehandeld, wordt een gedetineerde "te
hard" aangepakt of wordt de terminologie onjuist gebruikt?
Dat kan dus ook betekenen, dat de militair arts daarmee geconfronteerd
kan worden. In eerste instantie komt de vraag dan op of de arts aktief
betrokken wordt bij (of dat hij zichzelf aktief moet bemoeien met)
onder andere het toezicht op de ondervragingsruimte of de instructies
aan diegenen, die de verhoren uitvoeren.
Maar ook komt de vraag op of hij weet om te gaan met een gedetineerde
die medische zorg nodig heeft, maar mogelijk gemarteld is?
Naast de medische behandeling van de ondervraagde zou hij ook bekend
moeten zijn met de mogelijkheid om vermoedens van mishandeling of
marteling te melden.
In zulke situaties moet de arts in een paar seconden allerlei
afwegingen maken om de juiste beslissingen te nemen. De belangen van
de patiënt/verdachte, de belangen van de politieke/militaire opdracht
en veiligheidssituatie, de mensenrechten en vele andere aspecten
moeten dan afgewogen worden. Het handelen van de arts kan later door
commissies, juristen en politici beoordeeld worden, waarbij allerlei
niet direct medische elementen meespelen (bijvoorbeeld of de
handelingen van de Nederlandse militairen rechtmatig waren). Een goed
inzicht en voorbereiding van de militair arts en de militaire leiding
is dan ook belangrijk.
Uit de rapporten blijkt ook nergens, dat de arts (of een arts)
betrokken is bij klachtenprocedures aangaande het bevragen van
mogelijke verdachten. De vraag is of het Istanbul protocol voldoende
bekend is in alle geledingen.
Met bijgevoegde link zijn deze rapporten te downloaden.
http://www.mindef.nl/actueel/nieuws/2007/06/20070618_geen_martelingen.
aspx
-Kamerbrief rapporten CTIVD en commissie Van den Berg (58 kB)
- Rapport Commissie Van den Berg (735 kB)
- Inhoudsopgave rapport Commissie van Toezicht (61 kB)
- Rapport Commissie van Toezicht (316 kB)
Verdere informatie zie ook:
http://physiciansforhumanrights.org/library/istanbul-protocol.html
Geplaatst op: vrijdag 14 december 2007
johannes wier stichting
---
Johannes Wier Stichting