Raad van State
Uitspraak
Zaaknummer: 200707967/1 en 200707967/2
Publicatie datum: vrijdag 14 december 2007
Tegen: de algemeen directeur van de Dienst Wegverkeer
Proceduresoort: Voorlopige voorziening / hoofdzaak
Rechtsgebied: Kamer 3 - Hoger Beroep - Wegenverkeerswet
---
200707967/1 en 200707967/2.
Datum uitspraak: 14 december 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de
Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige
voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met
toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het hoger beroep van:
, wonend te ,
tegen de uitspraak in zaak nos. 07/3703 en 07/3704 van de
voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam van 8 november 2007 in
het geding tussen:
appellant
en
de algemeen directeur van de Dienst Wegverkeer.
1. Procesverloop
Bij besluit van 8 mei 2007 heeft de algemeen directeur van de Dienst
Wegverkeer (hierna: de RDW) de keuringsbevoegdheid voor de categorie
voertuigen tot en met 3500 kg van tijdelijk ingetrokken
voor de duur van zes weken.
Bij besluit van 28 september 2007 heeft de RDW het door
daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 8 november 2007, verzonden op 9 november 2007, heeft
de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam (hierna: de
voorzieningenrechter) het door daartegen ingestelde beroep
ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft bij brief, bij de Raad van
State ingekomen op 14 november 2007, hoger beroep ingesteld. Deze
brief is aangehecht.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 14 november 2007, heeft
de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te
treffen.
De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 december 2007,
waar , bijgestaan door mr. J.R. Juriaans, advocaat te
Leiden, en de RDW, vertegenwoordigd door mr. R. Bal, werkzaam bij de
Dienst Wegverkeer te Zoetermeer, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen
aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel
om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet
bestuursrecht onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.2. Ingevolge de eerste volzin van artikel 45, vijfde lid, van de
Erkenningsregeling APK, wordt aan een steekproef alle medewerking
verleend en worden de ter zake door de Dienst Wegverkeer gegeven
aanwijzingen in acht genomen.
2.3. Aan het in bezwaar gehandhaafde besluit van 8 mei 2007 heeft de
RDW, voor zover hier van belang, ten grondslag gelegd dat tijdens de
steekproefherkeuring van 28 februari 2007 het in de steekproef
vallende voertuig niet startte waardoor de steekproef niet kon worden
uitgevoerd. Dit is door de RDW aangemerkt als het niet verlenen van
alle medewerking aan de steekproef als bedoeld in artikel 45, vijfde
lid, van de Erkenningsregeling APK.
2.4. betoogt dat de voorzieningenrechter ten onrechte zijn
beroep op overmacht heeft verworpen. Hij stelt dat het voertuig dat in
de steekproef viel wel startte toen hij de keuring uitvoerde, dat de
elektronische sleutel van het voertuig echter niet meer werkte tijdens
de steekproef en dat toen geen reservesleutel voorhanden was. Voorts
stelt hij dat het defect raken van een elektronische sleutel zich
onaangekondigd voor kan doen en dat hem van het defect raken geen
verwijt kan worden gemaakt.
2.4.1. Gelet op het navolgende kan in het midden blijven of een beroep
op overmacht in een geval als dit gehonoreerd kan worden. Zo al een
beroep op overmacht kan worden gedaan als sprake is van het niet
verlenen van de ingevolge artikel 45, vijfde lid, van de
Erkenningsregeling APK vereiste medewerking, dan moeten daaraan immers
zware eisen worden gesteld opdat het betrokken voertuig niet zonder
gegronde redenen aan de steekproefcontrole, die in het belang van de
verkeersveiligheid effectief en efficiënt plaats dient te kunnen
vinden, kan worden onttrokken. Dit brengt mee dat tenminste door
degene die zich op overmacht beroep, aannemelijk moet worden gemaakt
dat zich buiten zijn macht gelegen specifieke omstandigheden hebben
voorgedaan waardoor hij de vereiste medewerking niet heeft kunnen
verlenen. Daaraan heeft niet voldaan. Nu het voertuig,
zoals stelt, tijdens de keuring wel startte volgt uit zijn
betoog dat de sleutel in het ongerede is geraakt terwijl hij bij
in bezit was. Daarom kan, nu geen specifieke
grond voor het defect raken van de sleutel aannemelijk heeft gemaakt
niet worden geoordeeld, dat het defect raken is gebeurd door een
buiten zijn macht gelegen omstandigheid. De door ter
staving van zijn betoog overgelegde verklaring van Mercedes-Benz vormt
onvoldoende grond voor een ander oordeel. Daaruit blijkt immers dat -
ook al kunnen andere mogelijkheden niet worden uitgesloten - het meest
voor de hand ligt dat een elektronische sleutel defect raakt door
invloeden van buitenaf, zoals het laten vallen van de sleutel, al dan
niet in water. Volgens het betoog van kan dit slechts
gebeurd zijn in de keuringsplaats, hetgeen voor zijn rekening en
risico komt en derhalve geen overmacht oplevert. Dat zich een andere
reden voor het defect raken van de sleutel zou hebben voorgedaan is op
geen enkele wijze gestaafd, waarbij bovendien ook die reden zich dan
zou hebben voorgedaan in de keuringsplaats. Het betoog faalt. De
voorzieningenrechter heeft daarom met juistheid overwogen dat
niet alle vereiste medewerking aan de steekproef heeft
verleend en derhalve niet alle aan de steekproef verbonden
voorschriften in acht heeft genomen. Gelet hierop behoeft hetgeen
overigens heeft aangevoerd geen bespreking.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te
worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van
State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, als Voorzitter, in
tegenwoordigheid van mr. M.J.M. Mathot, ambtenaar van Staat.
w.g. Polak w.g. Mathot
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 december 2007
413.