abcdefgh
de voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Binnenhof 4
2513 AA DEN HAAG
Contactpersoon Doorkiesnummer
- -
Datum Bijlage(n)
14 december 2007 -
Ons kenmerk Uw kenmerk
VenW/DGP-2007/9417 07wb093
Onderwerp
Kamervragen
Geachte voorzitter,
Bijgaand doe ik u toekomen het antwoord op de vragen van 5 november 2007 van de
vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat aan de staatssecretaris van Verkeer en
Waterstaat over de aanbesteding van de veerdienst Hoek van Holland Maasvlakte
en inbesteding van de RET.
1. Bent u bekend met het persbericht `RET wint aanbesteding veerdienst Hoek van
Holland - Maasvlakte'?1
1. Ja, daar ben ik mee bekend.
2. Acht u het wenselijk dat een stadsvervoerder, in samenwerking met commerciële
partijen, commerciële relaties aangaat buiten haar eigen vervoersmarkt voor niet-
OV activiteiten (recreatievervoer), terwijl de thuismarkt van de stadsvervoerder
nog gesloten is en de RET en de stadsregio duidelijk aangeven een in-house
aanpak voor te staan? Zo ja, is hier dan geen sprake van oneerlijke concurrentie?
Zo neen, wat kunt u en wilt u ondernemen om dit per direct te voorkomen?
1 http://www.ret.nl/?=2826
Postadres Postbus 20901, 2500 EX Den Haag Telefoon 070 351 61 71
Bezoekadres Plesmanweg 1-6, 2597 JG Den Haag Fax 070 351 78 95
bereikbaar met tram 9 (station hs en cs) en bus 22 (station cs)
VenW/DGP-2007/9417
2. De door de stadsregio Rotterdam aanbesteedde veerdienst Hoek van Holland
Maasvlakte kan op grond van artikel 7 van het Besluit personenvervoer 2000
(Bp2000) worden aangemerkt als openbaar vervoer te water dat door een
gemeentelijk vervoerbedrijf mag worden verricht. Een gemeentelijk vervoerbedrijf
waarvan de thuismarkt nog niet is aanbesteed, wordt slechts van deelname aan
aanbesteding van een concessie voor openbaar vervoer per bus, metro of tram
uitgesloten (artikel 109 van de Wet personenvervoer 2000 (Wp2000)). Dat
betekent dat het gemeentelijk vervoerbedrijf (in dit geval RET) voor openbaar
vervoer te water niet wordt uitgesloten van deelname aan aanbesteding wanneer
de thuismarkt nog gesloten is.
De stadregio Rotterdam vult gelet op het bovenstaande haar bevoegdheid om de
veerdienst Hoek van Holland Maasvlakte aan te besteden, binnen de wettelijk
gegeven ruimte in. Er is voor mij op grond van deze informatie geen aanleiding
om te concluderen dat er sprake is van oneerlijke concurrentie.
3. Kunt u aangeven of de Stadsregio en RET gedurende de gesprekken over deze
onderhands gegunde opdracht voor wat betreft de concessieomvang zijn
afgeweken van de oorspronkelijke uitvraag? Zo ja, betekent dit dan niet
automatisch dat de aanbesteding ongeldig dient te worden verklaard en opnieuw
dient te worden uitgeschreven?
3. Zoals ik in mijn antwoord op vraag 2 heb aangegeven, betreft het een
overeenkomst die openbaar is aanbesteed door de Stadsregio Rotterdam. De
aanbesteding van de bewuste veerdienst is dan ook terug te vinden op de
aanbestedingskalender.
Naar aanleiding van het programma van eisen en naar aanleiding van het bestek
(welke door de concessieverlener dienen te worden opgesteld bij een openbare
aanbesteding), kunnen door geïnteresseerde vragen worden gesteld aan de
betreffende concessieverlener. Het antwoord op deze vragen wordt ook wel nota
van inlichtingen genoemd. Ik heb informatie ingewonnen bij de stadsregio
Rotterdam waaruit blijkt dat niet is afgeweken van de nota's van inlichtingen met
betrekking tot de programma's van eisen en/ of bestek en dat dus de
oorspronkelijke uitvraag niet is veranderd.
4. Bent u van mening dat de aangegane samenwerking tussen de RET en
Ottevanger OV exploitatie BV past binnen de regels met betrekking tot `inhouse
operators' zoals die staan vermeld in de PSO-verordening? Zo ja, waarom? Zo
neen, waarom niet?
4. Een samenwerkingsconstructie zoals tussen RET en Ottevanger OV exploitatie
BV, waarbij de RET hoofdaannemer is en Ottevanger OV onderaannemer, is een
---
VenW/DGP-2007/9417
constructie die niet strijdig is met de Wp2000 en past binnen de mogelijkheden
die de PSO-verordening (die over 2 jaar in werking treedt) biedt.
5. Is het waar dat u met de Stadsregio Rotterdam in overleg bent om de concessie
`Bus Streek overig' onder de werking van inbesteding te brengen?2 Wat is hier uw
insteek?
5. Ik ben op de hoogte van de inhoud van het document van de commissie Verkeer
en Vervoer waar u naar verwijst. Als gevolg van de motie Roefs is 7 september
een Kabinetsbesluit genomen dat een uitzondering op aanbesteding mogelijk
maakt (inbesteding) voor het openbaar vervoer zoals dat nu wordt uitgevoerd
door de gemeentelijke vervoerbedrijven in Amsterdam, Den Haag en Rotterdam
(G3). Om inbesteding mogelijk te maken, is wijziging van de Wp2000 en het
Bp2000 noodzakelijk. Een belangrijk onderdeel hierbij is de afbakening van het
inbestedingsgebied. Ik heb daarover recentelijk een brief gestuurd aan de
stadsregio's van de G3, waarin ik heb aangegeven niet de intentie te hebben de
betwistbare markt verder te verkleinen en ben daarover nog in overleg met
betrokken partijen voorafgaand aan de formulering van het wijzigingsvoorstel van
de Wet personenvervoer 2000.
6. Acht u het voornemen van de Stadsregio Rotterdam om vanaf 2009 en dus ook
na 2012 nagenoeg het volledige, grootstedelijk openbaar vervoer in die regio "in
te besteden" aan RET, als gevolg waarvan ook het streekvervoer dat thans door
Connexxion wordt uitgevoerd bijna volledig door RET zal gaan worden
uitgevoerd, passend in de Wet personenvervoer 2000? Zo neen, hoe treedt u
hiertegen op?
6. Ik acht het voornemen van de Stadregio Rotterdam prematuur gelet op de risico's
en onzekerheden die inbesteding met zich meebrengt. Ik doel daarmee op de
onduidelijkheden en interpretatiemogelijkheden in de Europese regelgeving en
jurisprudentie rond de vraag wanneer precies wordt voldaan aan de voorwaarden
voor de uitzonderingsmogelijkheid tot onderhandse gunning van het openbaar
vervoer aan een interne exploitant. Een interne exploitant kan een juridisch
onafhankelijke entiteit zijn waarop de bevoegde lokale overheid zeggenschap en
toezicht uitoefent zoals op haar eigen diensten. In vervolg op het kabinetsbesluit
van 7 september 20073 (naar aanleiding van de motie Roefs) zal een
uitzonderingsmogelijkheid in de Wp2000 worden geschapen ten aanzien van de
inbesteding van openbaar vervoer zoals dat nu wordt uitgevoerd door de
gemeentelijke vervoerbedrijven in Amsterdam, Den Haag en Rotterdam (G3). Na
aanpassing van het Bp2000 heeft de concessieverlener de bevoegdheid de keuze
te maken aan te besteden of in te besteden.
2http://www2.stadsregio.info/Data/Stadsregio/_bestanden/Post%20aanbesteding%20commis
sie%20VenV.pdf
3 Kamerstuknummer 23 645, nr. 17
---
VenW/DGP-2007/9417
7. Is het voornemen van de Stadsregio om op 31 oktober 2007 definitieve
besluitvorming over inbesteding te laten plaatsvinden, onder meer over het
stopzetten van de nu lopende aanbestedingsprocedure, in strijd met de huidige en
toekomstige wetgeving?
7. Het nemen van een besluit waarbij overgegaan wordt tot inbesteding van het
openbaar vervoer is op basis van de huidige wet- en regelgeving niet mogelijk.
Binnen de nieuwe wet wordt het voor de stadsregio's (G3) wel mogelijk te kiezen
tussen inbesteding, mits aan de criteria voldaan wordt, en aanbesteding. Doordat
de datum van de aanbestedingsplicht wordt gewijzigd in het Bp2000 van 1
januari 2009 in 1 januari 2012 krijgen de stadsregio's Rotterdam, Haaglanden en
Amsterdam de gelegenheid zich te bezinnen op aan- en inbesteding en geef ik ze
daarmee de mogelijkheid te anticiperen op de definitieve wijzigingen de Wp2000
en het Bp2000.
8. Is de stelling van de Stadsregio juist, dat het uitstellen van de aanbesteding van
deze concessies in afwachting van latere besluitvorming geen zin heeft omdat er
in 2010 geen nieuwe aspecten zouden zijn die in het besluitvormingsproces
zouden kunnen of moeten worden meegenomen? Zo ja, impliceert dit dan dat de
Stadsregio over meer informatie beschikt dan de Kamer, terwijl u in antwoord op
de motie Roefs4 in de Kamer hebt aangegeven dat er juist nieuwe wetgeving zal
moeten worden gemaakt om inbesteding überhaupt mogelijk te maken? Kunt u
bevestigen dat de Stadsregio thans inderdaad voldoende informatie heeft om een
zorgvuldige afweging te kunnen maken?
8. Er is een wetswijziging nodig om de stadsregio's Rotterdam, Haaglanden en
Amsterdam de keuze te geven om het gemeentelijke vervoer zoals dat wordt
uitgevoerd door de GVB-en openbaar aan te besteden of in te besteden. In het
hierboven genoemde kabinetsbesluit van 7 september 2007 staat dat het de
stadsregio's zelf zijn die moet beoordelen of op de eigen specifieke situatie de
uitzonderingsmogelijkheid voor inbesteding van toepassing kan zijn. Daarbij is de
Europese regelgeving en jurisprudentie met betrekking tot de criteria voor
inbesteding en staatssteun leidend. Ik ben mij ervan bewust dat de stadsregio's
tijd en gelegenheid moeten hebben nader te onderzoeken of zij gebruik kunnen
en willen maken van die inbestedingsmogelijkheid, daarom wijzig ik het Besluit
personenvervoer 2000 met uitstel van de ingangsdata van de
aanbestedingsverplichting van het openbaar vervoer per bus tot 1 januari 2012.
Belangrijke zaken die door de stadsregio's moeten worden onderzocht bij de
keuze voor inbesteding betreffen onder meer:
4 Kamerstuknummer 23 645, nr. 167
---
VenW/DGP-2007/9417
- Criteria op het gebied van inbesteding zoals de mate van
zeggenschap over de interne exploitant.
- Staatssteunaspecten
Voor een uitgebreidere beschouwing hierover verwijs ik naar mijn brief d.d. 1 juni
aan uw Kamer inclusief de juridische bijlage daarbij.5
9. Is het waar dat u ter uitvoering van de motie Roefs een wetswijziging
voorbereidt, die inhoudt dat de aanbestedingsverplichting in de gehele
grootsstedelijke regio's volledig komt te vervallen en al het vervoer in de
stadsregio's Rotterdam, Haaglanden en Amsterdam dienovereenkomstig zou
kunnen worden inbesteed aan respectievelijk RET, HTM en het GVB? Is de
gemeenteraad hier juist geïnformeerd of is het zo dat de motie Roefs zich beperkt
tot het huidige openbaar vervoer in de drie grote steden en dat u slechts voor dat
specifieke vervoer inbesteding mogelijk zult maken?
9. Zoals ik in de brief van 7 september j.l. aan uw Kamer reeds liet weten, zullen de
stadsregio's van Amsterdam, Rotterdam en Haaglanden de keuzemogelijkheid
krijgen om het vervoer zoals dat wordt uitgevoerd door de gemeentelijk
vervoerbedrijven aan- of in te besteden. Hoe de concessie-omvang nader
afgebakend wordt en op basis van welke criteria, is nu nog onderwerp van
gesprek en ik neem op basis daarvan binnenkort ten opzichte van voorstellen
voor wijzigingen Wp2000 en Bp2000 een standpunt in.
Voor het busvervoer `Bus Streek overig' en `Rotterdam c.a.', is een ontheffing van
de aanbestedingsverplichting verleend tot 1 januari 2009. Ik zie vooralsnog geen
reden en grondslag voor verlenging van de ontheffing.
10. Is het waar dat RET zal worden verplicht delen van het onderhands gegunde
openbaar vervoer weer via een aanbesteding door te geven aan private
vervoerders, terwijl de Europese verordening waar de inbesteding wordt geregeld
echter bij inbesteding lijkt te vereisen dat het onderhands gegunde vervoer
daadwerkelijk grotendeels door de eigen vervoerder wordt uitgevoerd? Kunt u
bevestigen dat deze doorgeefmogelijkheid in afwijking van de Europese
verordening in uw wetswijziging zal worden opgenomen? Zo ja, waarom is de
Kamer hier in voorgaande AO's niet over geïnformeerd?
10. In de PSO-verordening is voorgeschreven dat wanneer onderaanneming wordt
overwogen, de interne exploitant is gehouden het openbaar vervoer grotendeels
zelf uit te voeren. Ik zie voorshands geen aanleiding om van deze bepaling af te
wijken bij de wetswijziging en beschik ook niet over informatie dat de RET wordt
verplicht tot aanbesteding aan onderaannemers.
5 Kamerstukken II, 2006/07, 30421, nr 13.
---
VenW/DGP-2007/9417
11. Kunt u bevestigen dat de uiterlijke datum voor aanbesteding zoals die nu in het
Besluit personenvervoer 2000 staat vermeldt, te weten 1 januari 2009,
daadwerkelijk op korte termijn uit de wet zal verdwijnen? Kunt u tevens
aangeven hoe ver u bent met het wetgevingsproces en of u van mening bent dat
de aanbestedingsprocedure thans veilig kan worden gestaakt?
11. Momenteel ben ik bezig met de voorbereiding van een wijziging van het Bp2000
om de ingangsdatum van de aanbestedingsverplichting van het openbaar vervoer
per bus uit te stellen tot 1 januari 2012. Naar verwachting zal deze wijziging
medio 2008 in werking treden. Daarmee wordt aan de stadregio's Rotterdam,
Haaglanden en Amsterdam voldoende de gelegenheid geboden om een
weloverwogen en goed onderbouwde beslissing te nemen om aan of in te
besteden. Uitgangspunt blijft echter aanbesteding. Ook moeten zij een
inschatting maken van de risico's die zijn verbonden aan een staking van de reeds
gestarte aanbestedingsprocedures. Momenteel zijn deze overigens nog geschorst.
12. Heeft u ook met de twee andere stadsregio's overleg over mogelijke wijzigingen
van de concessiegebieden? Zo ja, over welke wijzigingen gaat het en wat is uw
standpunt in deze?
12. Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 9.
13. Acht u het juist dat de Stadsregio Rotterdam in principe kiest voor inbesteding
van haar stadsvervoer terwijl de huidige wet- en regelgeving dit niet toestaat?
Hoe oordeelt u over deze bestuurlijke ongehoorzaamheid en bent u bereid hier
iets aan te doen?
13. Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar mijn antwoorden op de
vragen 6 tot en met 8.
Hoogachtend,
DE STAATSSECRETARIS VAN VERKEER EN WATERSTAAT,
J.C. Huizinga-Heringa
---
Ministerie van Verkeer en Waterstaat