Rechtbank Maastricht
parketleveranciers
`Op 10 december 2007 heeft de voorzieningenrechter uitspraak gedaan in
een kort geding tussen twee parketleveranciers.
De zaak betreft een partij parket die in februari 2007 door de
officier van justitie in beslag wordt genomen bij de ene leverancier
en die, in afwachting van de verdere strafrechtelijke afdoening van de
zaak, in bewaring wordt gegeven aan de andere leverancier. De
voorzieningenrechter leidt uit deze gang van zaken af dat de officier
van justitie - in elk geval op het moment van de beslaglegging - van
oordeel is dat de als bewaarder aangewezen leverancier redelijkerwijs
als rechthebbende kan worden beschouwd. Nadien heft de officier van
justitie het beslag op en, in oktober 2007, gelast hij de bewaarder
het parket terug te geven aan de leverancier onder wie het in beslag
is genomen. De (gewezen) bewaarder weigert aan deze last gevolg te
geven, hoofdzakelijk op basis van de stelling dat hij eigenaar is van
het parket. De leverancier onder wie het parket in beslag is genomen
stelt vervolgens dat de (gewezen) bewaarder aldus onrechtmatig handelt
en vordert teruggave van het parket.
De voorzieningenrechter wijst de vordering toe, overwegende dat uit
het bepaalde in artikel 116 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering
als hoofdregel volgt dat het in beslag genomen parket na de opheffing
van het beslag moet worden teruggegeven aan de parketleverancier bij
wie het in beslag is genomen, terwijl niet is gebleken dat enige
beslissing in strafrechtelijk of strafvorderlijk verband is genomen,
die rechtvaardigt dat het parket níet aan hem wordt teruggeven. De
voorzieningenrechter oordeelt verder dat het beroep op het
eigendomsrecht van de (gewezen) bewaarder - als rechtvaardiging voor
het niet-teruggeven - faalt, alleen al omdat deze parketleverancier
zijn eigendomsrecht op het parket onvoldoende aannemelijk weten te
maken.'
LJ Nummer
BC0176
Bron: Rechtbank Maastricht
Datum actualiteit: 14 december 2007 Naar boven