Radboud Universiteit Nijmegen


Overgangsmaatregelen hebben Nederlandse arbeidsmarkt niet beschermd tegen 'de Polen'

Op 1 mei 2004 traden Estland, Letland, Litouwen, Polen, Hongarije, Tsjechië, Slowakije, Slovenië, Cyprus en Malta toe tot de Europese Unie (EU). Omdat Nederland vreesde voor een massale arbeidsmigratie vanuit de nieuwe lidstaten, werden overgangsmaatregelen getroffen, die tot 1 mei 2007 van kracht waren. Roos Pijpers, economisch geografe, promoveert op 14 december aan de Radboud Universiteit op een onderzoek naar deze maatregelen. Voor een deel hebben die een averechts effect gehad, is een van haar conclusies: Ondernemers bedachten omwegen die de arbeidsmarkt juist meer benadeelden'.

Nederland was niet het enige Europese land dat de gevolgen van de EU-uitbreiding in mei 2004 vreesde: alle 'oude' EU-lidstaten behalve Groot-Brittannië, Ierland en Zweden namen overgangsmaatregelen. De Nederlandse maatregelen waren tot mei 2007 van kracht en golden niet voor Cyprus en Malta: vooral de komst van vele Oost-Europese werknemers werd gevreesd. 'De angst voor de Oost-Europese werknemers heeft vooral te maken met de angst voor het verlies van economische zekerheden: 'zo meteen ben ik mijn baan kwijt','analyseert Roos Pijpers. 'Een flexibeler arbeidsmarkt maakt mensen onzeker - dat zie je ook aan de verhitte gemoederen die de discussie over het ontslagrecht oplevert.'

Foto: Bert Beelen; deze foto mag niet worden overgenomen zonder toestemming van de fotograaf

Angst: terecht of niet?
Hoe verklaarbaar ook: was de angst voor 'de Polen' terecht? Pijpers antwoordt genuanceerd. Eerst de ene kant: 'Werknemers in sommige branches hebben inderdaad te maken gekregen met concurrentie van de Oost-Europeanen. Poolse aspergestekers waren al langer bekend, maar ook in het Westland werkten en werken veel Oost-Europeanen in de tuinbouw. In de bouw, de inpakindustrie en de vleessector zijn ook meer Oost-Europeanen aan de slag gegaan. En in de transport gebeurt van alles: die sector heeft niet alleen te maken met Oost-Europese chauffeurs, maar ook met bedrijven die zich naar Oost-Europa verplaatsen. Wat gezien de aard van het werk natuurlijk makkelijk kan. Al met al gaat het vaak om ongeschoold en laaggeschoold werk. Dus het gaat wel om een kwetsbare groep op de arbeidsmarkt die geraakt wordt.'

Maar dan de andere kant: 'De angst voor concurrentie van de Oost-Europeanen kan dan wel voor een deel terecht zijn, hij is ook misplaatst. Want het gros van 'de Polen' komt niet zomaar: de vraagzijde van het hele verhaal is veel belangrijker dan in de publieke opinie wordt gesuggereerd. We trekken de Oost-Europese arbeidsmigranten zelf aan. Intussen is daar een hele economie omheen ontstaan, waar veel Nederlandse ondernemers aan verdienen: uitzendbureaus, fiscalisten en accountants, maar ook Poolse winkeltjes en cafés.'

Ingewikkelde omwegen
Hoe dan ook: de angst was er, de overgangsmaatregelen kwamen er. De vraag is nu alleen of die wel gewerkt hebben. Nou nee, meent Pijpers. 'De maatregelen werden genomen om de Nederlandse arbeidsmarkt te beschermen, maar in dat opzicht hebben ze voor een deel zelfs averechts gewerkt. Want een werkgever die Oost-Europeanen wil binnenhalen, laat zich niet tegenhouden door wat voor maatregel dan ook. Die verzint wel een omweg. Of liever gezegd: die wordt voor hem verzonnen door grote accountantskantoren. Ook dát is een deel van de economie die om de arbeidsmigratie is ontstaan. Omdat vrij verkeer van arbeid door overgangsmaatregelen niet mogelijk was, maar vrij verkeer van diensten wél, zijn er constructies verzonnen waarvan het gevolg is dat Polen hier komen werken tegen Poolse lonen - en dus een stuk goedkoper zijn dan Nederlanders. Kortom: de omwegen die partijen hebben bedacht, vormen allesbehalve een bescherming van de arbeidsmarkt.'

Nu zouden die omwegen er ook wel gekomen zijn zonder overgangsmaatregelen, haast Pijpers zich te zeggen: 'Als er ergens kostenvoordeel te halen is, zijn ondernemers altijd wel bereid tot ingewikkelde omwegen. Maar het lijkt mij aannemelijk dat het er minder zouden zijn geweest.'

Administratieve rompslomp
Intussen zijn de overgangsmaatregelen sinds mei 2007 weggevallen, maar van werkelijk vrij verkeer van arbeid in de EU is voorlopig nog geen sprake, meent Pijpers. 'De administratieve rompslomp die ontstaat door de verschillen tussen landen als het gaat om belastingen en sociale premies, die werpen pas echt barrières op.'

En ze hebben een nog wat scherper kantje: 'Er zijn uitzendbureaus en andere bemiddelaars die die administratieve last van arbeidsmigranten overnemen. De meeste van die bureaus zijn te goeder trouw - maar soms snappen ze alle regels zelf ook niet zo goed. En er zijn ook klassieke uitbuitingssituaties, waarbij de bemiddelaar een slaatje slaat uit de onwetendheid van de migrant.'

Toch zal ook administratieve ellende de Oost-Europeanen niet weerhouden om naar Nederland te komen. 'Zolang er hier meer geld te verdienen is dan daar, en zolang er allerlei mensen en bedrijven zijn die Oost-Europeanen naar Nederland willen halen, zullen ze hier blijven komen.'

Mw. drs. R.A.H. Pijpers (Managementwetenschappen): Between fear of masses and freedom of movement: migrant flexwork in the enlarged European Union. Promotiedatum: 14 december 2007, 10.30 uur, Radboud Universiteit Nijmegen. Promotor: prof. dr. Frans Boekema; copromotores: dr. Henk van Houtum, dr. Martin van der Velde.

Dit promotieonderzoek is uitgevoerd binnen het Institute for Management Research van de Radboud Universiteit Nijmegen.