Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018
2500 EA Den Haag

Den Haag Ons kenmerk
13 december 2007 PO/Z&O/07/49523

Onderwerp Bijlage(n) meldingen sexueel grensoverschrijdend gedrag -

Naar aanleiding van de aandacht in de media voor seksueel onaanvaardbaar gedrag bij kinderen op de basisschool in het voorjaar heb ik toegezegd de omvang van deze problematiek te onderzoeken. Met deze brief wil ik de Kamer informeren.

In de Monitor Sociale Veiligheid in het Primair Onderwijs van Research en Beleid, u toegezonden als bijlage 4 bij de brief Veiligheid op school (Kamerstuk 2007-2008 29240, nr. 15), heeft u kunnen lezen dat seksuele intimidatie of seksueel misbruik door medeleerlingen in 2007 ten opzichte van 2003 niet is gestegen. De resultaten geven aan dat het wel op iets meer scholen voorkomt maar in totaal minder vaak.
Op mijn verzoek heeft de onderwijsinspectie een analyse uitgevoerd op de gegevens uit het registratiesysteem van de vertrouwensinspecteurs. Seksueel grensoverschrijdend gedrag wordt door de vertrouwensinspecteurs geregistreerd onder de categorieën seksuele intimidatie en seksueel misbruik. Het totaal aantal klachtmeldingen over seksuele intimidatie tussen leerlingen onderling en tussen volwassenen en leerlingen is de afgelopen jaren vrij stabiel; het aantal klachtmeldingen over seksueel misbruik schommelt van jaar tot jaar. In het schooljaar 2006-2007 zijn door de vertrouwensinspecteurs 97 klachtmeldingen geregistreerd over seksueel grensoverschrijdend gedrag van basisschoolleerlingen onderling. Omdat niet over alle incidenten een klachtmelding bij de vertrouwensinspecteurs plaatsvindt, zal het aantal incidenten dat feitelijk heeft plaatsgevonden naar verwachting groter zijn.
Vaak worden meldingen gedaan door ouders/verzorgers; daarnaast zijn er ook meldingen van leerkrachten of directieleden. De meeste meldingen betreffen kinderen van 4 tot 7 jaar. In sommige gevallen begint de melding met een incident in de thuissituatie (bv. kinderen die bij elkaar spelen), dat vervolgens op school escaleert.
Uit de analyse van de Inspectie blijkt dat de maatregelen van scholen en de (maatschappelijke) gevolgen van incidenten waarbij sprake is van seksueel grensoverschrijdend gedrag van leerlingen, erg uiteenlopen. Vaak lukt het scholen om het gedrag een halt toe te roepen door snel in te grijpen en zorgvuldig met alle betrokkenen te communiceren. Soms leidt het tot escalatie, zeker als ouders het vermoeden hebben dat er meerdere kinderen bij betrokken zijn (als `dader' of als `slachtoffer') en ouders de indruk hebben dat de school de zaak niet serieus genoeg oppakt. Dan wordt vaak de pers

blad 2/2

ingelicht, worden politie, maatschappelijk werk, jeugdzorg, schoolarts, etc. ingeschakeld en volgt een langdurig traject van afhandeling voordat de rust is weergekeerd. In sommige gevallen heeft dit geleid tot overplaatsing van één of meer leerlingen naar een andere school.

Incidenten kunnen helaas niet altijd worden voorkomen, een snelle en passende aanpak kan wel onnodige escalatie voorkomen. Inzicht in de werking en effecten van het eigen veiligheidsbeleid, de feitelijke omvang en aard van de incidenten en het opsporen van mogelijke veiligheidsrisico's is een voorwaarde voor een effectief veiligheidsbeleid en een adequate verantwoording door het schoolbestuur aan ouders en leerlingen hierover. Scholen moeten ook tijdig onderkennen dat een probleem de school overstijgt en een beroep kunnen doen op ondersteuning. In de brief Veiligheid op School is dit diepgaand beschreven en de verplichting tot een sluitende incidentenregistratie op schoolniveau aangekondigd. Daarnaast worden extra ondersteunende maatregelen voor scholen getroffen te weten de verdere verbetering van de informatievoorziening van het Centrum School en Veiligheid en het inzetten van veiligheidsteams.

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Sharon A.M. Dijksma