Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
31 290 VIII Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap (VIII) voor het jaar 2007 (wijzigingen samenhangende met de Najaarsnota)
Nr. Lijst van vragen en antwoorden
Vastgesteld (wordt door griffie ingevuld als antwoorden er zijn)
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap1 heeft de minister van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap de volgende vragen ter beantwoording voorgelegd over de Wijziging
van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor
het jaar 2007 (wijzigingen samenhangende met de Najaarsnota) (kamerstuk 31 290 VIII, nrs 1
en 2).
De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van... De vragen en antwoorden zijn
hieronder afgedrukt.
De voorzitter van de commissie,
Van de Camp
Adjunct-griffier van de commissie
Van Marion
Nr Vraag Blz
van tot
1 Wordt het bedrag van 6 miljoen Euro (brede scholen primair onderwijs) dat dit jaar niet 0
meer tot uitbetaling zal komen doorgeschoven naar de begroting van 2008? Zo neen,
waarom niet?
Over het doorschuiven van deze middelen wordt bij Voorjaarsnota beslist.
2 Kan worden toegelicht hoe de afname van het aantal rugzakleerlingen zich verhoudt tot de 0
groeiende budgetten op de begroting 2008 en de groei van cluster 4. Binnen welke clusters
is het aantal rugzakleerlingen afgenomen?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 9.
3 Kan worden toegelicht waarom de invoering van het onderwijsnummer in het primair 0
onderwijs complexer is dan in de andere sectoren?
Door het veel grotere aantal instellingen en de veel kleinere schaal van die instellingen
verschilt de sector PO wezenlijk van de andere onderwijssectoren. De interne organisatie
van de instellingen in het PO, met name op administratief gebied en het beheer van de
leerlingenadministratie, is niet te vergelijken met de situatie in VO en BVE. Instellingen in
1
52285a.doc 1/6
het PO hebben minder vaak dan instellingen in VO en BVE de beschikking over
professionele administratieve krachten die zich bezighouden met de leerlingenadministratie
en het invoeren van de gegevens die moeten worden uitgewisseld met de IB-Groep. In het
PO is daarom gekozen voor een andere techniek voor de gegevensuitwisseling dan in VO
en BVE. Deze techniek vraagt minder administratieve inspanningen van de scholen. Om
scholen te begeleiden bij de overgang naar bekostiging op basis van het onderwijsnummer,
heeft OCW de onderwijsorganisaties in staat gesteld om voor de duur van het
invoeringstraject een projectorganisatie in te richten.
Voor de IB-Groep en CFI is de uitwisseling van gegevens op persoonsniveau met zo'n
grote groep instellingen een veel complexer proces dan in VO en BVE. Voor deze
uitvoeringsorganisaties is de bouw van de benodigde ICT-systemen voor de PO-sector ook
complexer. Dit heeft onder meer te maken met de verschillende bekostigingssystemen van
de scholen die onder de Wet op het Primair Onderwijs vallen (basisscholen), en de scholen
die vallen onder de Wet op de Expertisecentra (WEC). Bovendien kent de sector PO een
systematiek van `groeibekostiging', waardoor gedurende een schooljaar veel vaker
leerlinggegevens worden uitgewisseld met de overheid.
4 Welk deel van de autonome en beleidsmatige mutaties zal worden ingezet voor dekking van 0
de kosten voor het Actieplan LeerKracht van Nederland en welk deel van de middelen voor
de kwaliteitsagenda VO zal worden doorgeschoven naar 2008?
Van de autonome en beleidsmatige mutaties wordt een bedrag van 29 miljoen ingezet
voor het Actieplan Leerkracht van Nederland. Daarnaast is er in 2007 een bedrag van
11,7 miljoen minder uitgegeven aan innovatiebox vmbo en LOB/VO omdat de
kwaliteitsagenda VO niet was afgerond. De aanwending van dit bedrag loopt mee in het
beeld van de slotwet en de voorjaarsnotabesluitvorming.
5 Wat is de verklaring voor de halvering in de uitgaven voor het Verdrag van Malta? Wat is 0
de verklaring voor de verlaging van de uitgaven voor cultuur en school?
De verlaging van het budget Verdrag van Malta houdt verband met de overheveling van
3 miljoen naar het Gemeente- en Provinciefonds voor de bestuurslasten samenhangend
met de uitvoering van het verdrag enerzijds en de terugboeking van 7 miljoen FES-
middelen die niet in 2007 tot besteding zijn gekomen anderzijds.
De verlaging van het budget op het domein van Cultuur en School wordt veroorzaakt door
interne overboekingen van 0,4 miljoen naar Voortgezet Onderwijs voor de Profiel
Scholen en van 0,55 miljoen naar Primair onderwijs voor de uitvoering Regeling
Cultuureducatie.
6 Op welke beleidsmatige en autonome mutaties, waardoor de begroting met 2 miljoen Euro 0
is toegenomen (artikel 25), wordt gedoeld?
Deze mutaties zijn de overboekingen van het personeelsbudget en het budget Raden&
Commissies van het Ministerie SZW naar het Ministerie OCW voor de directie
Emancipatie.
7 Kunt u aangeven welke posten betrekking hebben op dierproeven en biotechnologie bij 0
dieren en hoe de stand van zaken is op de 2e suppletoire begroting van 2007? Kunt u
aangeven hoeveel op deze posten is begroot voor zaken gerelateerd aan dierproeven en
biotechnologie, hierbij onderscheid makend tussen onderzoek naar alternatieven voor
dierproeven en overig dierproevenonderzoek, of daar gedurende dit jaar wijzigingen in zijn
aangebracht en wat de reden is van deze wijziging?
52285a.doc 2/6
Het ministerie van OCW financiert geen projecten waarbij proefdieren en biotechnologie
bij dieren worden gebruikt.Wel financiert het ministerie de universiteiten en deels het
BPRC ( 8 miljoen). Aan deze instellingen vindt onderzoek plaats waarbij dierproeven
gebruikt worden. Het ministerie is hiervan niet de opdrachtgever. Deze instellingen zijn
autonoom, op grond van wettelijke regelgeving, in hun onderzoek.
Het ministerie van OCW draagt 182.000 per jaar bij aan het ZonMW programma
"Dierproeven begrensd II" waarvan het ministerie van VWS penvoerder is. Voor een totaal
overzicht van de bijdragen van andere ministeries en maatschappelijke organisaties aan dit
programma verwijs ik u naar de minister van VWS.
Alternatievenonderzoek bij het BPRC: het BPRC zet sterk in op de ontwikkeling van
alternatieven voor onderzoek met primaten: 1,2 miljoen. Dit komt overeen met ruim 20%
van het onderzoeksdeel van de exploitatiesubsidie dat het BPRC van OCW ontvangt.
Binnen de begroting van het Netherlands Genomics Initiative (NGI), dat de komende jaren
245 miljoen ontvangt uit het Fonds Economische Structuurversterking, is voor het
Netherlands Toxicogenomics Centre (NTC) vanaf 2008 5 miljoen per jaar gereserveerd.
Het NTC onderzoek richt zich vooral op het vermijden van de generatie van data via het
gebruik van proefdieren door gebruik te maken van "-omics technologieën" bij de
beoordeling van de veiligheid van chemische stoffen.
8 Hoe verklaart U dat een deel van de FES-gelden, waaronder huisvesting brede school en 4
beelden voor de toekomst, in 2007 niet tot besteding komt?
Besloten is om de maatregelen voor brede scholen in samenhang en in samenwerking met
andere partijen (andere departementen, maar bijvoorbeeld ook de VNG en AEDES) uit te
werken. Deze afstemming heeft meer tijd gevergd dan van te voren was voorzien. Daardoor
is het niet meer gelukt om deze middelen in 2007 ter beschikking te stellen.
Het project Beelden voor de Toekomst is in plaats van begin 2007 pas medio 2007 van start
gegaan. Daaraan is intensief overleg vooraf gegaan tussen OCW en het consortium van zes
partijen die het project uitvoeren. Dit overleg had betrekking op de consortium-
overeenkomst en de precieze voorwaarden voor subsidieverlening. De consortium-
overeenkomst is begin juli 2007 door alle zes partijen ondertekend; het project is meteen
daarna gestart
9 Hoe komt het dat er in 2007 een lager beroep op de regeling voor rugzakleerlingen werd 4
gedaan dan geraamd, zodat de kosten 15 miljoen Euro lager kunnen uitvallen?
In het kader van de Voorjaarsnota 2007 is er voor rugzakleerlingen een fors bedrag ( 71
miljoen) bijgekomen. Uit de financiële uitputtingsgegevens blijkt nu dat die verhoging voor
2007 te groot is geweest. Omdat de inhoudelijke beleidsinformatie achter loopt bij de
financiële informatie, kan nu nog geen specificatie van deze afwijking worden gegeven.
Wellicht is er een verband met de herindicatie van rugzakleerlingen, die dit jaar voor het
eerst heeft plaatsgevonden.
10 Waarom kost het opstellen van een regeling voor het stimuleren van experimenten op het 7
gebied van brede scholen meer tijd dan verwacht? Hoeveel aanvragen zijn daardoor in de
ambtelijke molen blijven steken?
Het stimuleringsarrangement heeft betrekking op huisvesting. Dit is vertraagd (zie het
antwoord op vraag 7). Deze impuls voor huisvesting wordt beschouwd als randvoorwaarde
voor het onderzoek/experiment. Daardoor is ook het onderzoek/ experiment vertraagd. Er
zijn echter geen aanvragen gedaan en er zijn derhalve ook geen aanvragen in de ambtelijke
52285a.doc 3/6
molen blijven steken.
11 Welke overwegingen liggen ten grondslag aan het uitstel van de automatische 7
indicatiestelling JJI naar 2008?
Binnen de OCW begroting waren middelen vrijgemaakt voor de automatische
indicatiestelling van leerlingen uit de jeugd justitiële inrichtingen. Om de maatregel in te
voeren is een wijziging van het Bekostigingsbesluit WEC nodig. De wijziging van het
Bekostigingsbesluit kan pas in 2008 plaatsvinden.
12 Wat maakt de invoering van het onderwijsnummer in het primair onderwijs complexer dan 7
in andere sectoren? Wat geeft U de zekerheid dat vergelijkbare problemen de komende
jaren niet zullen opduiken in de andere sectoren van het onderwijs?
Zie het antwoord op vraag 3. De invoering van het onderwijsnummer in de sector PO is om
de genoemde redenen complexer te noemen dan destijds de invoering in de sectoren VO en
BVE. Aangezien de invoering in de sectoren VO en BVE reeds is afgerond, spelen in die
sectoren sowieso geen invoeringsproblemen meer.
13 Betekent de onderuitputting bij het innovatiearrangement dat innovatie en rendement door 10
samenwerking tussen instellingen meer moet worden gestimuleerd of heeft U aanwijzingen
dat de onderuitputting enkel een toevalstreffer betreft?
Sinds 2006 is de wijze waarop de toekenning van subsidie plaatsvindt, veranderd. De kern
van de aanpassing is dat het innovatiearrangement projecten ondersteunt die bijdragen aan
sterke regionale innovaties, in plaats van een subsidieregeling die veel projectvoorstellen
uitlokt. De regeling innovatiearrangement gaat uit van ondernemend gedrag in de regio en
biedt ondersteuning aan onderwijsinstellingen en regionale partijen, waaronder het
bedrijfsleven, ter stimulering van innovatie in het beroepsonderwijs. In de nieuwe situatie
worden projectvoorstellen door een onafhankelijke beoordelingscommissie beoordeeld.
Met deze werkwijze worden de projecten strikter beoordeeld op hun ondernemende gedrag
en samenwerking tussen regionale partners met het uiteindelijke doel om experimentele
innovaties te realiseren. Op deze wijze wordt de samenwerking met het bedrijfsleven
gestimuleerd.
De nieuwe werkwijze leidt vermoedelijk eenmalig tot onderuitputting van de regeling
innovatiearrangement.
14 Welk verband ziet U precies tussen de middelen voor de ondersteuning van het gebruik van 10
het onderwijsnummer en een adequate invoering van competentiegericht beroepsonderwijs
in het mbo?
De inrichting van de administratieve organisatie van de BVE-instellingen moet aangepast
worden aan competentiegericht onderwijs (CGO). Er is sprake van nieuwe opleidingen
gericht op competentiegerichte kwalificatiedossiers en nieuwe examens. Instellingen
kunnen gevarieerd vorm geven aan de inrichting van het onderwijs en de examens. CGO
vraagt om aanpassing van de registratie en het administratief proces, bijvoorbeeld ten
aanzien van de informatie over de voortgang van de vorderingen van elke deelnemer.
Allerlei nieuwe aspecten, zoals bijvoorbeeld uitstroomdifferentiaties, moeten worden
geregistreerd en deels ook verstrekt aan het Basisregister Onderwijs (BRON), dat beheerd
wordt door de IB-Groep. Daarbij vindt de in- en externe identificatie van de deelnemer
plaats met behulp van het persoonsgebonden nummer, ook wel onderwijsnummer
genoemd. Daarnaast vinden er ook aanpassingen plaats die niet direct gelieerd zijn aan het
52285a.doc 4/6
CGO, zoals in de registratie van de beroepspraktijkvorming. Veel van deze wijzigingen
kunnen het best geïntegreerd worden aangebracht. Vandaar dat het departement erop
aandringt deze wijzigingen in hun samenhang te bekijken en het geld uitdrukkelijk voor de
gehele administratieve organisatie aan te wenden. Tot de drie prioritaire punten voor de
ondersteuning van de invoering van CGO behoort de verbetering van de bedrijfsvoering,
waaronder het administratief proces.
15 Wat betekent het dat van de 3,3 miljoen Euro die in de begroting was geraamd voor het 12
"Toelatingsbeleid in het hoger onderwijs" in 2007 slechts een bedrag van 0,5 miljoen Euro
wordt gerealiseerd? Mankeert er iets aan de bekendheid van de regeling of bestaat er
onvoldoende animo bij de doelgroep?
Het gaat om de experimenten `Ruim baan voor talent' (deels met selectie en
collegegeldverhoging) bij opleidingen met een `erkende evidente meerwaarde'. Er zijn twee
rondes van experimenten gestart, de eerste in 2005 en de tweede in 2006. De uitgaven die
in 2007 zijn gerealiseerd, betreffen het laatste deel van de financiering van de tweede
ronde. Er is in 2007 geen nieuwe ronde gestart. Ook zijn er geen nieuwe subsidies verleend
voor de lopende experimenten. De Commissie `Ruim baan voor talent' heeft haar
eindrapport in december 2007 uitgebracht. Dit eindrapport is u op 11 december
toegestuurd. De bedoeling is dat dit eindrapport de basis vormt voor het politieke debat
over toelatingsbeleid.
16 Hoe komt het dat de uitgaven in het kader van het "FES-project: Rendement en excellentie" 13
om getalenteerde studenten aan te trekken met uitdagend en excellent hoger onderwijs niet
in 2007 konden worden gedaan? Ontbrak het aan getalenteerde studenten, of zijn
getalenteerde studenten in de wachtstand gezet?
Het FES-project: Rendement en Excellentie zou inderdaad in 2007 van start gaan. Dat is
niet gebeurd omdat er nog onduidelijkheid bestond over de invulling van het project. Er is
dus geen sprake van "een gebrek aan getalenteerde studenten of het in de wachtstand zetten
van de getalenteerde studenten".
Inmiddels is duidelijk hoe het project zal worden uitgevoerd. De middelen die in 2007 op
de begroting stonden, zullen worden doorgeschoven. Het project zal een jaar langer
doorlopen.
17 Welke overwegingen liggen eraan ten grondslag dat de 5 miljoen Euro voor de uitvoering 13
van Studielink behalve uit artikel 7 is gedekt uit artikel 6 en niet uit artikel 16, terwijl het
toch gaat om onderzoekers? Wat gebeurt er nu precies met deze besteding?
Studielink heeft geen betrekking op onderzoekers. Studielink is een instrument dat de
instellingsadministraties van de instellingen voor hoger onderwijs en de IB-Groep
(Informatie Beheer Groep) met elkaar verbindt. Om die reden vindt dekking plaats ten laste
van de artikelen 6 en 7 en niet ten laste van artikel 16.
In totaal is voor de periode 2007-2009 voor Studielink een bedrag begroot van 16,3
miljoen. Hieraan daagt OCW 5 miljoen bij. De resterende 11,3 miljoen wordt door
hogescholen en universiteiten zelf gefinancierd.
Omdat de betaling van de bijdrage van OCW aan Studielink ( 5 miljoen) via artikel 7
plaatsvindt, is het deel dat wordt gedekt ten laste van artikel 6 overgeboekt naar artikel 7.
De middelen uit artikel 6 ( 1,1 miljoen) zijn afkomstig uit de middelen die waren geraamd
voor het Onderwijsnummer. In 2007 heeft hierop voor het hoger onderwijs geen realisatie
plaatsgevonden, zodat deze konden worden ingezet voor Studielink.
De middelen uit artikel 7 ( 3,9 miljoen) zijn gedekt uit de middelen `Onderzoeks-masters
52285a.doc 5/6
in het wetenschappelijk onderwijs'. Deze dekking was mogelijk omdat de realisatie van de
kosten van studiefinanciering van de met één jaar verlengde onderzoeksmasters substantieel
lager uitviel dan de raming.
18 Heeft de post Genomics, onder operationele doelstelling 2, betrekking op onderzoek voor 25 26
biotechnologie bij dieren? Kunt u aangeven waarom deze post met 11 miljoen Euro bijna is
verdubbeld ten opzichte van de begroting? Kunt u aangeven waarvoor dit aanvullende
bedrag is aangewend, c.q. aangewend gaat worden?
De post Genomics is bestemd voor het Netherlands Genomics Initiative (NGI). NGI
besteed de financiering aan onderzoek binnen verschillende instellingen. Het ministerie is
hiervan niet de opdrachtgever. Deze instellingen zijn autonoom, op grond van wettelijke
regelgeving, in hun onderzoek.
In 2007 heeft NGI 11 miljoen euro overbruggingsfinanciering toegezegd gekregen bij de
Voorjaarsnota. De financiering is bestemd voor de overbrugging van een aantal van de
activiteiten, met het oog op de voorziene continuering van NGI na 2007. Deze aanvullende
financiering was vereist om te voorkomen dat er een continuïteitsprobleem zou ontstaan
voor het veld van het genomics-onderzoek en het daaraan gerelateerde bedrijfsleven. Er
bestond een reële vrees dat er een `brain drain' zou ontstaan van de beste en meest
getalenteerde onderzoekers voordat de tweede periode voor NGI veiliggesteld kon worden.
Specifiek besteed NGI de aanvullende financiering aan continuïteit voor de Zwaartepunten,
het Horizon-programma en het onderzoeksprogramma Brassica.
52285a.doc 6/6