Academisch Medisch Centrum Universiteit van Amsterdam

Amsterdam, 11 december 2007

Mummie van Thorn is niet Quanjel
De 'mummie van Thorn' moet rond 1600 hebben geleefd, dus eerder dan de kanunnik Quanjel waarmee een hardnekkige volkstraditie hem identificeert. Maar restanten van de oorspronkelijke kleding maken duidelijk dat er wel sprake is van een geestelijke. Ook de sporen van aderverkalking en het ontbreken van gewrichtsslijtage, kenmerkend voor personen van aanzien, zijn daarmee in overeenstemming. Dat concluderen onderzoeksteams van het AMC en het Amsterdams Archeologisch Centrum die de stoffelijke resten de afgelopen maanden hebben onderzocht. Met instemming van het kerkbestuur van de Sint Michaëlsparochie in Thorn scanden AMC- radiologen in februari 2007 een mummie waarvan de ouderdom werd geschat op ongeveer drie eeuwen. Het was de eerste in Nederland gevonden mummie die zo'n onderzoek ten deel viel. Met CT- en röntgentechnieken hoopten de onderzoekers meer informatie te krijgen over de lichaamsresten. Behalve door de radiologen is de Thornse mummie de afgelopen maanden grondig bestudeerd door het Amsterdams Archeologisch Centrum van de Universiteit van Amsterdam. Het door natuurlijke omstandigheden gemummificeerde stoffelijk overschot kwam eind 19e eeuw tevoorschijn uit een graf in de Thornse Abdijkerk, waar meerdere geestelijken begraven hebben gelegen. Sindsdien wordt het bewaard in de oostcrypte van die kerk. Volgens een oude volkstraditie zou het hier gaan om de 18e-eeuwse Thornse kanunnik Quanjel, maar al vóór het recente onderzoek verklaarde de Thornse deken Maessen daar weinig geloof aan te hechten. Wel hoopte hij dat het onderzoek een deel van de talrijke 'kanshebbers' zou uitsluiten. De onderzoeksresultaten maken duidelijk dat de Thornse mummie het stoffelijk overschot is van een 1.75 meter lange man. Aan de hand van C14-datering kon worden vastgesteld dat de overledene ruwweg in de eerste helft van de 17e eeuw leefde, terwijl botanalyse uitwijst dat hij tussen de 65 en 75 jaar oud geworden is - een voor die tijd respectabele leeftijd. De typische slijtage van het gebit wijst erop dat hij pijp rookte, wat betekent dat hij na 1600 moet zijn overleden. In de regio waar hij leefde werd de tabak namelijk pas in de 17e eeuw geïntroduceerd.

Uit CT-beelden blijkt dat de mummie van Thorn, ondanks enige slijtage aan zijn lage rug, een goed leven moet hebben gehad. Opvallend noemen de onderzoekers de verbeningen van het bindweefsel rond de wervelkolom ('dish' in medische vaktaal), die geassocieerd worden met zwaarlijvigheid en met een levensstijl die destijds alleen welgestelden zich konden permitteren. In dezelfde richting wijzen de aangetroffen sporen van ader- en kransslagaderverkalking. Een extra argument voor de status van de overledene vormt het ontbreken van gewrichtsslijtage: zware lichamelijke arbeid was hem kennelijk vreemd.

Op het lichaam vond het team resten van een stola dan wel van een manipel. Dat is een band van ongeveer één meter lang die door geestelijken over de linkerarm werd gedragen. Ook stuitten ze op summiere overblijfselen van een hoofdbedekking. Aan de hand van textielonderzoek kon worden vastgesteld dat deze weefselrestanten stammen 'uit de zeventiende of achttiende eeuw'. Na zijn opgraving is de mummie - kennelijk uit piëteteitsoverwegingen - aangekleed met 'nieuwe' 18e- en 19e-eeuwse kledingstukken, afkomstig uit de textielcollectie van de Abdijkerk.

Naast de mummie heeft het onderzoeksteam nog enkele andere menselijke resten onderzocht, waaronder een als relikwie bewaarde arm. Volgens een oude traditie zou het een lichaamsdeel betreffen van de heilige Benedictus, maar het nu uitgevoerde C14-onderzoek maakt dat onwaarschijnlijk. De arm is gedateerd rond het jaar 1060, terwijl Benedictus zes eeuwen eerder leefde - en naar verluidt ongeschonden begraven ligt in de Franse abdij van Fleury in Saint Benoît-sur-Loire.

De grafvondsten zijn de afgelopen maanden ook gereinigd en behandeld met geavanceerde conserveringstechnieken. Inmiddels zijn ze terug in de Abdijkerk van de St. Michaëlsparochie, waar ze museaal worden gepresenteerd in de oostcrypte. 'De mummie ligt nu in een nieuwe glazen sarcofaag met klimaatbeheersing, dus hij moet weer jaren mee kunnen', zegt de Thornse deken René Maessen.


Noot voor de redactie (

Academisch Medisch Centrum Universiteit van Amsterdam