Raad van State
Uitspraak
Zaaknummer: 200707913/2
Publicatie datum: dinsdag 11 december 2007
Tegen: het college van burgemeester en wethouders van Hoogeveen
Proceduresoort: Voorlopige voorziening
Rechtsgebied: Kamer 2 - Milieu - Bestuursdwang / Dwangsom
---
200707913/2.
Datum uitspraak: 11 december 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de
Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige
voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het
geding tussen:
, gevestigd te , waarvan de vennoten zijn
en , beiden wonend te ,
en
het college van burgemeester en wethouders van Hoogeveen,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 23 oktober 2007 heeft verweerder beslist bestuursdwang
toe te passen ten aanzien van het LPG-tankstation van verzoekster,
gelegen aan de te .
Tegen dit besluit heeft verzoekster bezwaar gemaakt.
Bij brief van 8 november 2007, bij de Raad van State ingekomen op 9
november 2007, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige
voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 december 2007,
waar verzoekster, vertegenwoordigd door en M. Blankestijn,
en verweerder, vertegenwoordigd door W.A. ter Wal en E.J.H. Claassen,
zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het bestuursdwangbesluit van 23 oktober 2007 strekt ertoe - kort
gezegd - dat verzoekster de overtreding van artikel 17, tweede lid,
van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) dient
te beëindigen door het buiten gebruik stellen van het LPG-vulpunt,
omdat de afstand tussen dat vulpunt en het dichtstbijzijnde kwetsbare
object (de woning Molenweg 61) minder bedraagt dan de afstand die voor
dit geval is opgenomen in bijlage I bij de Regeling externe veiligheid
inrichtingen (hierna: Revi).
2.2. Ingevolge artikel 5:21 van de Algemene wet bestuursrecht wordt
onder bestuursdwang verstaan: het door feitelijk handelen door of
vanwege een bestuursorgaan optreden tegen hetgeen in strijd met bij of
krachtens enig wettelijk voorschrift gestelde verplichting is of wordt
gedaan, gehouden of nagelaten.
2.3. In artikel 17, tweede lid, van het Bevi, voor zover hier van
belang, is bepaald dat indien op het tijdstip van inwerkingtreding van
dit besluit de afstand van een inrichting tot een kwetsbaar object
kleiner is dan de in de bijlage van de Revi vastgestelde afstand tot
kwetsbare objecten, het bevoegd gezag ervoor zorg draagt dat binnen
drie jaar na dat tijdstip wordt voldaan aan de bij die regeling
vastgestelde afstand.
2.4. Onbestreden is dat de afstand tussen het vulpunt en de woning
kleiner is dan ingevolge artikel 17, tweede lid, van het Bevi is
vereist, zodat er een saneringssituatie is in de zin van het Bevi en
de huidige situatie niet mag blijven voortbestaan. Artikel 17, tweede
lid, richt zich echter niet tot de drijver van de inrichting, maar tot
het bevoegd gezag. Volgens de voorzitter bevat het Bevi dan ook geen
wettelijke verplichting die zich richt tot de vergunninghouder. Van
hem kan niet worden gezegd dat hij iets doet, houdt of nalaat in
strijd met een bij of krachtens enig wettelijk voorschrift gestelde
verplichting. Artikel 17, tweede lid, van het Bevi biedt daarom geen
grondslag om handhavend op te treden tegen de drijver van de
inrichting. Om die reden gaat de voorzitter er vooralsnog vanuit dat
het besluit in bezwaar niet ongewijzigd in stand kan blijven. Hij ziet
daarin, na afweging van de betrokken belangen, aanleiding de hierna
onder 3 weergegeven voorlopige voorziening te treffen.
2.5. Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te
worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van
State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het
college van burgemeester en wethouders van Hoogeveen van 23 oktober
2007, kenmerk U.07.23985/AP, tot zes weken na de bekendmaking van de
beslissing op het bezwaar, met dien verstande dat indien binnen die
termijn wordt verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening,
de schorsing doorloopt totdat op dat verzoek is beslist;
II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van
Hoogeveen tot vergoeding van bij verzoekster in verband met de
behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van
375,00 (zegge: driehonderdvijfenzeventig euro), waarvan een gedeelte
groot 300,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig
verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Hoogeveen aan
verzoekster onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
III. gelast dat de gemeente Hoogeveen aan verzoekster het door haar
voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage
van 285,00 (zegge: tweehonderdvijfentachtig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, als voorzitter, in
tegenwoordigheid van mr. M.A.G. Stolker, ambtenaar van Staat.
w.g. Drupsteen w.g. Stolker
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 december 2007
157.