Antwoorden op kamervragen van Wilders en Agema over het strafrechtelijk vervolgen wegens discriminatie van moslima's die hulp van mannelijke artsen weigeren
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
CZ-K-U-2815357
10 december 2007
Antwoorden van minister Klink, mede namens de minister van Justitie,
op kamervragen van de kamerleden Wilders en Agema over het
strafrechtelijk vervolgen wegens discriminatie van moslima's die hulp
van mannelijke artsen weigeren (2070804710).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht 1) waaruit blijkt dat de voorzitter van
het artsengenootschap KNMG van mening is dat moslima's in beginsel
altijd de zorg van een mannelijke arts mogen weigeren, vanwege het
enkele feit dat deze van het mannelijk geslacht is, behalve als hun
ongeboren kind in gevaar is?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u bereid te bevorderen dat de voorzitter van het KNMG aftreedt,
en zijn functie onmiddellijk ter beschikking stelt? Zo neen, waarom
niet?
Antwoord 2
Neen. Hier heb ik geen zeggenschap over. Bovendien, zie ik geen reden
om aftreden van de heer Holland te bevorderen. Uitspraken van de heer
Holland in het artikel van het Nederlands Dagblad zijn geheel in lijn
met de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO).
Vraag 3
Deelt u de mening dat moslima's in Nederland nooit en te nimmer hulp
van een mannelijke arts mogen weigeren, vanwege het enkele feit dat
deze van het mannelijk geslacht is, omdat mannen en vrouwen in
Nederland en in de Nederlandse cultuur, in tegenstelling tot de
islamitische cultuur, volstrekt gelijkwaardig zijn?
Antwoord 3
Neen. Op basis van de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst
(WGBO) mag een wilsbekwame patiënt in beginsel een behandeling of
onderzoek, te allen tijde - ook in acute situaties - weigeren. Zoals
ik reeds eerder in mijn antwoord op uw kamervragen heb aangegeven
(CZ-K-U-2789604, 17 september 2007) is de achterliggende reden van een
patiënt om een arts te weigeren voor die weigering (op basis van de
WGBO) irrelevant.
Vraag 4
Wilt u bevorderen dat moslima's, die weigeren zich te laten behandelen
door mannelijke artsen vanwege het enkele feit dat deze artsen van het
mannelijk geslacht zijn, door het Openbaar Ministerie strafrechtelijk
worden vervolgt wegens discrimatie? Zo neen, waarom niet?
Antwoord 4
Neen. Zoals ik reeds eerder dit jaar in mijn antwoord op uw
kamervragen (CZ-K-U-2789604, 17 september 2007) en op de kamervragen
van het lid Arib (PvdA) heb aangegeven (CZ-K-U-2789906, 17 september
2007) is het Nederlandse zorgstelsel zo ingericht dat de zorgconsument
keuzevrijheid heeft wat betreft onderzoek of behandeling. Het weigeren
van een behandeling of onderzoek is een recht van de patiënt. De
overwegingen die schuil gaan achter een verzoek voor een andere arts
staan hierbij niet ter discussie. Ik voeg daar aan toe dat het
weigeren van moslima's zich te laten behandelen door mannelijke artsen
op zichzelf geen strafbaar feit is. Er is geen sprake van een
beledigende uitlating over één groep mensen op een van de gronden als
bedoeld in artikel 137c van het Wetboek van Strafrecht. Daarnaast is
er geen sprake van discriminatie, in de uitoefening van een ambt,
beroep of bedrijf, als bedoeld in artikel 429quater van het Wetboek
van Strafrecht. Strafrechtelijke vervolging door het Openbaar
Ministerie bij het sec weigeren van een behandeling door een
mannelijke arts is derhalve niet aan de orde.