KAMERVRAGEN EN ANTWOORDEN
11-12-2007
Beantwoording vragen over het optreden in Afghanistan tegen de Taliban
Vraagsteller: Leden Van Velzen, Popp, Knops en Eijsink
Ministerie van Defensie
Postbus 20701
2500 ES Den Haag
Telefoon (070) 318 81 88
Fax (070) 318 78 88
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Plein 2
2511 CR Den Haag
Datum 11 december 2007
Ons kenmerk D2007029563
Onderwerp Schriftelijke vragen leden Poppe, Van Velzen, Knops en
Eijsink
In bijlage bied ik u de antwoorden aan op de schriftelijke vragen van de leden Van Velzen en
Poppe over het optreden in Afghanistan tegen de Taliban (ingezonden 25 oktober 2007,
Kenmerk 2070803450) alsmede de aanvullende vragen van de leden Knops en Eijsink
(Ingezonden 25 oktober 2007, kenmerk 2070803460).
DE MINISTER VAN DEFENSIE
E. van Middelkoop
Pagina 1/5
Ministerie van Defensie
2070803450
Vragen van de leden Van Velzen en Poppe (beiden SP) aan de minister van Defensie over
optreden in Afghanistan tegen de Taliban (Ingezonden 25 oktober 2007).
1 Is het waar dat er op 25 september jongsleden 65 burgerdoden zijn gevallen in
Deh Rawod door luchtaanvallen, waarvan de helft vrouwen en kinderen? Zo neen, wat
zijn dan de feiten?
2 Wie was verantwoordelijk voor de aanvallen? Is het duidelijk of het Nederlandse
dan wel Amerikaanse vliegtuigen zijn geweest? Is het tevens duidelijk wie de schade
financieel gaat compenseren? Zo neen, waarom niet?
In september is de situatie in de inktvlek (ADZ) rond Deh Rawod aanzienlijk verslechterd. De
Afghaanse veiligheidsdiensten bleken niet in staat de druk van de Taliban te weerstaan
waardoor een groot aantal politieposten moest worden opgeven en een deel van de ADZ in
handen van de Taliban is gevallen.
Door ISAF en ANA (ondersteund door eenheden van de Verenigde Staten) zijn diverse
tegenacties uitgevoerd om de opmars van vijandelijke strijders te stuiten. Bij een actie van het
ANA op 25 en 26 september zijn als gevolg van de inzet van luchtsteun waarschijnlijk
burgerslachtoffers gevallen.
Nadat de eerste berichten hierover bij de TFU bekend werden, is besloten tot een onderzoek.
Twee tijdelijk uitgezonden reservisten (CIMIC-medewerkers) van de TFU hebben een
oriënterend en inventariserend onderzoek uitgevoerd. Vanwege de veiligheidssituatie in Deh
Rawod was een volledig onderzoek niet mogelijk.
Bij hun korte bezoek aan het gebied hebben de functioneel specialisten recente graven
aangetroffen. Het betrof 66 graven, waarvan 33 van vrouwen en kinderen. In hoeverre het
hier slachtoffers betreft als gevolg van de inzet van luchtsteun is niet vast te stellen. Het is
echter een realistische aanname dat het merendeel van deze slachtoffers bij de gevechten
van 25 op 26 september is omgekomen. Aangezien er bij de gevechten ook (vijandelijke)
strijders zijn omgekomen is het aannemelijk dat deze ook hier begraven zijn. Ook hierdoor is
het niet mogelijk vast te stellen hoeveel slachtoffers er onder de burgerbevolking gevallen
zijn.
Uit de rapportage van de commandant van de TFU is gebleken dat Nederlandse
jachtvliegtuigen op de bewuste dag in de omgeving van Deh Rawod geen luchtsteun hebben
verleend. Wel zijn bij gevechten met de Taliban Nederlandse Apaches ingezet die met het
boordkanon hebben gevuurd. Dit is gebeurd met waarneming op het doel. Er zijn geen
indicaties dat er bij de inzet van de Nederlandse Apaches burgerslachtoffers zijn gevallen.
Pagina 2/5
Ministerie van Defensie
Het PRT heeft kort na de gevechten een aantal compensatiebetalingen uitgekeerd aan
slachtoffers. Vanwege de veiligheidssituatie is het niet mogelijk geweest om intensief contact
met de bevolking te leggen of herstelwerkzaamheden uit te voeren.
3 Herkent u de uitgezonden beelden die Nederlandse militairen hebben gemaakt
van het gewelddadige optreden in Chora en Deh Rawod? Hebt u toestemming geven
voor het vrijgeven van de beelden?
De beelden in de desbetreffende uitzending van Netwerk hielden geen verband met Deh
Rawod. Het betrof opnames van militairen tijdens een gevecht rondom Chora eerder dit jaar.
Deze beelden zijn niet door Defensie vrijgegeven en ik betreur het ten zeerste dat ze in de
publiciteit zijn gebracht. Ook wordt onderzocht hoe deze opnames bij de media terecht zijn
gekomen en wordt bekeken of er maatregelen moeten worden genomen.
4 Heeft u inmiddels cijfers over het aantal burgerslachtoffers in Chora? Zo ja,
bent u bereid deze naar de Kamer te sturen? Zo neen, waarom niet?
Zoals gemeld in de brief aan uw Kamer van 24 september 2007 (kenmerk 27925, nr. 272) is
het aantal burgerslachtoffers als gevolg van de gevechten rondom Chora van 16 tot 20 juni
moeilijk vast te stellen. Er bestaat in Uruzgan geen ordentelijke bevolkingsregistratie en
doden worden in de moslimgemeenschap binnen vierentwintig uur begraven. Op grond van
de beschikbare informatie zoals vastgelegd in de onderzoeken naar aanleiding van de
gebeurtenissen rondom Chora (waaronder het rapport van UNAMA en AIHRC) wordt geschat
dat er 50 tot 100 burgers gewond zijn geraakt en 50 tot 80 personen zijn omgekomen.
5 Is de slag om Chora beëindigd? Zo neen, voorziet u op de korte, middellange of
lange termijn dat dit het geval zal zijn? Zo neen, zijn in de nabije toekomst acties
voorzien om controle over de Chora valei te versterken? Zo ja, kunt u de Kamer
hiervan (desnoods vertrouwelijk) op de hoogte stellen? Zo neen, waarom niet?
Over toekomstige operaties worden geen mededelingen gedaan. De situatie in Chora is aan
het verbeteren maar nog steeds fragiel en de dreiging van de Taliban blijft bestaan. De
huidige operatie `Spin Ghar' heeft onder andere tot doel deze druk te verminderen. Voor een
verdere stabilisatie van de regio is het noodzakelijk dat de Afghaanse veiligheidsdiensten hun
aanwezigheid in het gebied versterken.
6 Is het waar dat er stellingen van de Taliban zijn die in de winter door de Taliban
opgegeven moeten worden? Zo ja, deelt u de mening dat militair gewelddadig optreden
niet altijd nodig is om de Taliban te verwijderen uit bepaalde gebieden? Zo ja, kunt u
aangeven welke andere mogelijkheden u gebruikt om de Taliban te verwijderen zonder
daarbij gewelddadig op te moeten treden?
Over intenties en verwachte acties van de Taliban worden geen mededelingen gedaan. De
aanwending van geweld tijdens militair optreden wordt altijd tot het minimaal noodzakelijke
Pagina 3/5
Ministerie van Defensie
beperkt. Bovendien worden de beschikbare middelen altijd op het doel afgestemd om
nevenschade zoveel mogelijk te beperken. Het is als zodanig geen doelstelling om de
Taliban militair te verslaan.
7 Past het toenemende gewapenderhand bestrijden van de Taliban, ook als er
geen acuut gevaar voor bevolking of troepen dreigt, binnen het mandaat van de
International Security Assistance Force (ISAF)? Zo ja, in hoeverre is nog sprake van
een scheiding met Operation Enduring Freedom (OEF)? Deelt u de mening dat door dit
gewapenderhand bestrijden er sprake is van een verwatering van de scheiding tussen
beide operaties? Zo neen, hoe brengt u voor de lokale bevolking en voor de betrokken
militairen de scheiding aan?
8 Is het mogelijk met de huidige middelen en huidige tactiek waarbij militair
geweld een grote rol speelt een effectieve contraguerrilla uit te voeren? Zo ja, kunt u
aangeven of uitsluiten dat het toenemend gewelddadig optreden invloed heeft op de
contraguerrilla tactiek van Nederland en op welke manier? Zo neen, waarom niet?
Het doel van de ISAF-missie is om de Afghaanse autoriteiten te assisteren bij de verbetering
van de veiligheidssituatie in Afghanistan om zo een begin te kunnen maken met de
wederopbouw van het land. Zoals hierboven gesteld is de bestrijding van de Taliban geen
doel op zichzelf. Het terugdringen van de invloed van de Taliban in Afghanistan valt binnen
het mandaat van ISAF. Hierbij is het noodzakelijk de opstandelingen het initiatief te
ontnemen, waarbij onvermijdelijk ook direct strijd moet worden geleverd.
De Taliban is een heterogene organisatie die haar tactieken constant aanpast. ISAF en de
Afghaanse veiligheidsdiensten moeten eveneens flexibel kunnen optreden en hun tactieken
kunnen aanpassen.
De scheiding tussen operatie Enduring Freedom (OEF) en ISAF is nog steeds van kracht.
Operaties worden gescheiden uitgevoerd, maar zo nodig wel vooraf afgestemd en
gedeconflicteerd.
9 Kunt u deze vragen uiterlijk volgende week beantwoorden?
Nee.
Pagina 4/5
Ministerie van Defensie
2070803460
Vragen van de leden Knops (CDA) en Eijsink (PvdA) aan de minister van Defensie over
optreden in Afghanistan tegen de Taliban. (Ingezonden 25 oktober 2007)
1 Heeft u kennisgenomen van de uitzending van Netwerk waarin een majoor van
Defensie verslag doet van een onderzoek naar burgerslachtoffers in Deh Rawod op 25
september 2007? 1)
Ja.
2 Was u bekend met de verklaringen zoals afgelegd door de majoor?
3 Waarom heeft u de Kamer hierover niet per brief geïnformeerd?
Nee. De uitspraken van de majoor zijn gedaan voordat sprake was van een formele
rapportage aan het ministerie. Het was mij wel bekend dat er een onderzoek werd uitgevoerd
naar de gebeurtenissen rondom Deh Rawod op 25 september.
4 Bent u bereid de Kamer alsnog, zo mogelijk binnen een week, per brief te
informeren over dit onderzoek en daarbij in te gaan op de conclusies uit dit onderzoek
en op de suggestie die in de bewuste uitzending van Netwerk gewekt is over de rol die
Nederland mogelijk heeft gespeeld bij de acties waarbij burgerslachtoffers zijn
gevallen?
Zie het antwoord op vragen 1 en 2 van de leden Poppe en Van Velzen hierboven.
Pagina 5/5
---- --
Ministerie van Defensie