ChristenUnie


Overleg over de strategische agenda hoger onderwijs

Overleg over de strategische agenda hoger onderwijs

maandag 10 december 2007 13:32

De heer Anker (ChristenUnie): Voorzitter. Ik begin graag met een citaat uit een oud stuk van de RPF, niet de bloedgroep van de ChristenUnie waar ik bij hoor; dit voor de mensen die nog weten waar de ChristenUnie vandaan kwam.

"Universiteiten en hogescholen zijn centra die van wezenlijke betekenis zijn voor de samenleving. Zij vertegenwoordigen niet te onderschatten wetenschappelijke, culturele en educatieve belangen en vormen het intellectuele brandpunt in de samenleving. Zij laten zien wat de cultuur te bieden heeft op het gebied van kennis en onderzoek, opleidingsmogelijkheden en beroepstoerusting, wetenschappelijke bronnen en tradities, intellectueel en geestelijk leiderschap." Dit is nogal een lijst.

Voor ons ligt de strategische agenda voor het hoger onderwijs , onderzoeks- en wetenschapsbeleid. Het is een ambitieus stuk, waarin op vrijwel elke pagina het woord "excellentie" voorkomt, zoals mevrouw Leijten licht misprijzend opmerkte. Ik had eigenlijk niets anders verwacht, het zou pas echt verrassend zijn geweest om op elke pagina te kunnen lezen dat wij streven naar een middelmatig niveau. Ik moet wel eerlijk zeggen dat ik er na de zoveelste keer "excellentie" wel een beetje op uitgekeken was, maar ik denk dat er wel goed aangegeven is dat wij bij het hoger onderwijs en het onderzoek nog steeds grote ambities hebben. Ik ben er ook erg blij mee dat het streven naar excellentie geen "survival of the brightest" of, in het ergste geval, een "survival of the richest" is, een systeem waarbij wij alleen nog maar investeren in degenen die echt aan de top kunnen meedraaien. Nee, excellentie, kwaliteit moet uit de breedte komen, en uit een goed fundament.

Wij zijn erg blij dat er nu een nieuw voorstel voor het bekostigingsstelsel is en dat er ook draagvlak voor is. Het is goed dat de politiek er nog een keer over zal praten, maar er is nu in ieder geval een goed voorstel. En wij zijn er vooral blij mee dat de instellingsspecifieke onderwijsopslag overeind is gebleven.

De heer Zijlstra (VVD): Kunt u aangeven wat uw fractie nu precies zo goed vindt aan dit stuk, behalve dat het uit het onderwijsveld afkomstig is?

De heer Anker (ChristenUnie): Er wordt een goede afweging gemaakt. Er is een vaste voet omdat je de tent altijd draaiende moet houden, omdat er altijd mensen in huis zijn. Dit wordt gerespecteerd. Je moet een kleine ambitie hebben dat studenten daadwerkelijk afstuderen, maar je moet voorkomen dat onderwijsinstellingen zo veel mogelijk mensen binnenhalen omdat zij dan zo veel mogelijk geld krijgen. Je wilt ook niet dat instellingen zo veel mogelijk studenten door de opleiding heen jagen omdat ze alleen op basis van diploma's worden bekostigt. Nee, het is een heel evenwichtig pakket geworden. Het enige verlangen dat wij nog hebben, is een manier om kwaliteit hierin nog een goede rol te laten spelen, maar het is bar ingewikkeld om dat te regelen.

De heer Zijlstra (VVD): Dan zijn wij het hierover duidelijk oneens. U geeft aan dat u behoud van de vaste voet erg belangrijk vindt, maar juist daarover zegt de minister iets heel interessants in de nota, namelijk dat die vaste voet over vijf jaar misschien wel gaat verdwijnen, omdat hij de bekostiging aan kwaliteit wil koppelen. Ik begrijp dat de minister dan ruzie met de ChristenUnie zal hebben.

De heer Anker (ChristenUnie): Over vijf jaar moeten wij dit nog maar eens bezien. Dan zullen wij het geheid al een keer hebben gehad over het tweede regeerakkoord waarover de ChristenUnie meegepraat zal hebben, want dat is onze ambitie. Maar goed, wij hechten zeer aan de vaste voet, zoals wij ook al een keer in een motie hebben aangegeven. Dit zal onze inzet blijven, ook over vijf jaar. Maar voor deze kabinetsperiode redden wij het wel met dit plan, denk ik.

Wij vinden het belangrijk om universiteiten en hogescholen financieel in staat te stellen om gedegen onderzoeksprogramma's op te stellen. De minister legt er de nadruk op dat de universiteiten de aangewezen partij zijn om strategische keuzen voor de lange termijn te maken, op basis van de eerste geldstroom. Maar de vernieuwingsimpuls wordt ook versterkt. Heeft dit nu niet het ongewenste gevolg dat instellingen geld uit de eerste geldstroom moeten bijpassen ter financiering van onderzoek dat via de tweede geldstroom wordt betaald?

Het kabinet wil in deze strategische agenda nog geen voorschot nemen op de evaluatie van het project Ruim baan voor talent, dat morgen onze kant opkomt. Desalniettemin geeft de minister aan niet onwelwillend te staan tegenover het continueren van experimenten met collegegelddifferentiatie en selectie. Wij willen ook niet op de discussie vooruitlopen, maar wij zijn nog altijd erg kritisch over collegegelddifferentiatie. Wij delen voluit de ambities in deze agenda voor een hoge basiskwaliteit van onderwijs voor alle studenten en een aantal excellente opleidingen voor topstudenten. Deelname aan deze excellente opleidingen mag echter niet afhankelijk zijn van de draagkracht van de student of de ouders van de student.

De heer Zijlstra (VVD): Maar hoe gaat u dat dan bekostigen? Bij excellente programma's zoals het University College, krijg je als student meer aangeboden voor hetzelfde geld. Dat moet dus bekostigd worden uit het budget van de "normale" student. Op dit moment moet die normale student feitelijk bloeden voor het feit dat wij excellente programma's aanbieden. Is het naar de mening van de ChristenUnie dan niet meer dan terecht dat wanneer je meer krijgt, je ook meer moet betalen, juist om de gemiddelde student te beschermen?

De heer Anker (ChristenUnie): Ik heb al gezegd dat ik niet te zeer vooruit wil lopen op de discussie, omdat morgen het stuk naar ons toekomt. Ik begrijp overigens wel dat er een verschil is in bekostiging, maar dat geldt op dit moment natuurlijk ook al. Ik heb een opleiding gevolgd waarbij ik grotendeels heb meebetaald aan mijn geneeskundige vrienden die een opleiding volgden. Dat zit volgens mij in het gehele systeem. Waar het mij om gaat is dat wanneer er iemand is die heel veel potentie heeft om op buitengewoon hoog niveau mee te draaien, zijn financiële situatie of die van zijn ouders daarin geen rol mag spelen. Dat is ons uitgangspunt.

Selectie met als doel om studenten en opleiding beter te matchen en om de juiste studenten sneller op de juiste plaats te krijgen, is iets waar wij als ChristenUnie achter kunnen staan. Het is van belang dat aankomende studenten worden ondersteund in het maken van de juiste studiekeuze. Studenten moeten een opleiding kiezen die bij hen past en zij moeten weten wat zij van een opleiding kunnen verwachten. Dan is de kans groot dat zij beter op die opleiding zullen presteren. Ook verkleint een bewuste keuze de kans op uitval in de bachelorfase. Het bieden van betrouwbarevergelijkingsinformatie is hiervoor van belang, maar een goede loopbaanoriëntatie kan hierbij ook een rol spelen, met name in de aansluiting tussen het voortgezet onderwijs en het hoger onderwijs. De minister geeft zelf aan dat de beroepsperspectieven voor 16- en 17-jarigen vaak nog onhelder zijn. Op dit gebied vinden wij de maatregelen nog wel wat mager als het gaat om de uitvalreductie. Beoogd wordt de uitval met 50% te reduceren, maar eigenlijk heb ik tot nu toe alleen maar gelezen dat er een website inzake onderwijskeuze 1-2-3 is opgericht. Ik zou graag wat meer horen op dat gebied.

In het kader van de internationalisering vraagt mijn fractie nogmaals aandacht voor de studenten uit ontwikkelingslanden. Dit hebben wij eerder besproken bij het debat over de wijziging van de Wet op de studiefinanciering in relatie tot uitbreiding van studiefinanciering in het buitenland. Ten behoeve van een evenwichtige kennisopbouw op de Nederlandse universiteiten en de vorming van een maatschappelijk kader in ontwikkelingslanden is het van belang dat de overheid de universiteiten tegemoetkomt wat betreft de bekostiging van onderwijs aan studenten in ontwikkelingslanden. In zijn schrijven van 11 juli jongstleden geeft de minister aan dat vooralsnog de vraag naar beurzen uit ontwikkelingslanden groter is dan het huidige aanbod. Nu de minister de internationalisering zo hoog op de agenda zet, vraagt mijn fractie op welke wijze hij wil sturen op het gedeeltelijk voorzien in de behoefte aan hoger onderwijs, die gezien de vraag naar beurzen in ontwikkelingslanden bestaat maar waarin deze landen niet zelf kunnen voorzien.

Ten slotte wil ik nog iets opmerken over de toegankelijkheid van het hoger onderwijs voor studenten met een functiebeperking. Dit betreft een grote groep. Bij de behandeling van het Hoger Onderwijs- en Onderzoeksplan in 2004 heeft de heer Van der Vlies een motie ingediend naar aanleiding waarvan het plan "Terugdringing belemmeringen in het hoger onderwijs voor studenten met een functiebeperking" is opgesteld. Het doel is om de onderwijssituatie voor studenten met een functiebeperking te verbeteren. Ook wordt onderzocht of vervolgbeleid nodig is. Er is op dit moment nog geen zicht op de mate waarin de plannen gerealiseerd zullen zijn aan het eind van de looptijd, eind 2008. Ondertussen bereiken ons geluiden dat het nog niet goed gaat met de voorzieningen voor studenten met een handicap. Onlangs sprak ik zelf een jonge vrouw die maar afzag van een hbo-opleiding omdat het gewoon te ingewikkeld was om voorzieningen te treffen. Zij heeft daarbij verschillende hogescholen geprobeerd. Wij maken ons zorgen. In deze strategische agenda staat niets over studeren met een handicap.

Betekent dit nu al dat de nieuwe richtinggevende gegevens beschikbaar zijn om nieuw beleid te maken? Volgens mij is dat niet het geval. De minister wil de uitval in de bachelorfase terugdringen. Daarbij lijkt het ons goed om ook specifiek aandacht aan deze groep studenten te blijven besteden teneinde de onderwijssituatie van deze groep gelijkwaardig te maken aan die van andere studenten, zodat dit geen reden van uitval meer is.

Tweede termijn De heer Anker (ChristenUnie): Voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording. Ik heb ook het een en ander tegemoet te zien, namelijk een notitie over internationalisering, waarin uitgebreid aandacht is voor studenten uit ontwikkelingslanden. Ik merk op dat de doelstelling van opbouw van het ontwikkelingsland wat mager naar voren komt in de brief die aan ons is gestuurd. Het gaat vooral om bestaande programma's waarbij studenten uit ontwikkelingslanden terecht kunnen. Kan hiervoor toch wat meer aandacht zijn?

De heer Van Dijk was ook blij met de toegezegde notitie over het terugdringen van de uitval. Ik heb in eerste termijn aandacht gevraagd voor de loopbaanoriëntatie. De vraag is nu: stel dat je rechten wilt studeren, waar zou je dat dan willen doen. De minister heeft in de notitie ook aangegeven dat de vraag waarom iemand eigenlijk rechten wil studeren, ook heel cruciaal is. Die voorfase zou daarin wat ons betreft moeten terugkomen.

Ik zie uit naar de voortgangsrapportage over handicap en studie. Ik wens de minister het komende halfjaar alle succes toe, als hij draagvlak moet vinden voor deze strategische agenda, waarna deze eindelijk wordt vastgesteld.