De Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag
Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1 A Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA S GRAVENHAGE Fax (070) 333 40 33
www.szw.nl
2513AA22XA
Ons kenmerk ASEA/LIV/2007/32980
Datum 10 december 2007
Onderwerp Evaluatie bijzondere aanpassing wettelijk
minimumloon
Bijgaand ontvangt u de evaluatie die is gemaakt ter beantwoording van de
vraag of een bijzondere aanpassing van het wettelijk minimumloon gewenst is. De wettelijke
plicht tot het maken van een dergelijke evaluatie, na het verstrijken van telkens een periode
van vier jaar, is opgenomen in artikel 14, dertiende lid van de Wet minimumloon en minimum
vakantiebijslag. Het kabinet trekt op basis van de evaluatie de conclusie dat er geen bijzondere
aanpassing van het minimumloon behoeft plaats te vinden.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(J.P.H. Donner)
Ons kenmerk ASEA/LIV/2007/32980
Bijzondere aanpassing wettelijk minimumloon
Aanleiding
Elke vier jaar moet de vraag worden beantwoord of er omstandigheden zijn die een bijzondere
aanpassing van het wettelijk minimumloon (WML) en de daaraan gekoppelde uitkeringen
wenselijk maken1. In de Memorie van Toelichting van de wet worden bij wijze van voorbeeld
een aantal van deze omstandigheden genoemd, zoals een verschil in ontwikkeling tussen
verdiende lonen en contractlonen of de mate van loondifferentiatie waarbij de lonen aan de
onderkant van het loongebouw sterker dan wel minder sterk stijgen dan het gemiddelde. De
bijzondere aanpassing kan zowel een opwaartse als neerwaartse bijstelling inhouden. De
verplichting hierover advies te vragen aan de SER is in het kader van de herziening van
adviesverplichtingen in 1995 komen te vervallen. Bij de voorgaande gelegenheden is de vraag
of een aanpassing van het minimumloon gewenst is negatief beantwoord.
De vraag of er nu aanleiding is voor een bijzondere aanpassing van het minimumloon wordt
beoordeeld op basis van een aantal variabelen:
· de koopkrachtontwikkeling;
· de inkomensongelijkheid;
· de loonontwikkeling en loondifferentiatie;
· de werkgelegenheid;
· het niveau van het minimumloon in internationaal perspectief.
Kernpunten
· De standaard koopkrachtontwikkeling van sociale minima heeft zich in de periode
2003-2006 iets gunstiger ontwikkeld dan die van vergelijkbare huishoudens met een
hoger inkomen.
· Nederland kent een lage inkomensongelijkheid en dat is in de periode 1995-2005
nauwelijks veranderd.
· Het minimumloon week slechts beperkt af van gewogen contractlonen.
· Verlaging van minimumloon en uitkeringen heeft een positief effect op de
arbeidsparticipatie aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Het kabinet acht deze
verlaging echter ongewenst vanuit inkomenspolitiek bezien.
· Vanuit internationaal perspectief is er geen noodzaak om het minimumloon aan te
passen. Nederland zit in de top-3 EU landen qua hoogte van het minimumloon.
Het kabinet trekt op basis van bovenstaande criteria de conclusie dat er geen bijzondere
aanpassing van het minimumloon behoeft plaats te vinden.
1 Deze verplichting is opgenomen in artikel 14, dertiende lid van de Wet minimumloon en minimum
vakantiebijslag.
---
Ons kenmerk ASEA/LIV/2007/32980
Koopkrachtontwikkeling
De hoogte van het minimumloon is vooral van belang voor de koopkracht van de lage
inkomens met een baan en voor uitkeringsgerechtigden. In onderstaande tabel wordt de
standaard koopkrachtontwikkeling van lage inkomens met een baan en van
uitkeringsgerechtigden vergeleken met andere huishoudens.
Tabel 1: Koopkrachtontwikkeling exclusief incidenteel (percentages)*
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid