Kamerbrief inzake geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken en Externe
Betrekkingen (RAZEB) van 10 en 11 december 2007
04-12-2007 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken
Graag bieden wij u hierbij, mede namens de minister voor
Ontwikkelingssamenwerking, de geannoteerde agenda aan van de Raad
Algemene Zaken en Externe Betrekkingen van 10 en 11 december 2007.
De minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
De staatssecretaris voor Europese Zaken,
Drs. F.C.G.M. Timmermans
Geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen
(RAZEB) van 10 en 11 december 2007
Algemene Zaken
Voorbereiding Europese Raad 13-14 december a.s.
De Raad zal zich buigen over de voorbereiding van de Europese Raad,
die op 14 december a.s. zal plaatsvinden. De Raad zal in het bijzonder
over drie thema's spreken, namelijk het door de Europese Raad in te
stellen Comité van Wijzen, een door de Europese Raad aan te nemen
verklaring over globalisering en Kosovo.
De Raad zal over het externe beleid conclusies aannemen, mede op basis
van rapportage van de Trojka van de Contactgroep inzake Kosovo aan de
SGVN op 10 december a.s. en van de uitkomst van de EU-Afrika Top op 8
en 9 december a.s.
Comité van Wijzen
De Europese Raad zal een comité instellen van personen die zich zullen
buigen over de toekomstige uitdagingen van de Unie. Daarbij zal de
Europese Raad tevens het mandaat vaststellen en -vermoedelijk- tot
benoeming van de voorzitter van dit comité overgaan. Het is nog niet
bekend of ook daadwerkelijk alle leden van het comité gelijktijdig
worden benoemd.
Verklaring inzake Globalisering
Tijdens de informele bijeenkomst voor regeringsleiders in oktober
heeft het Verenigd Koninkrijk gevraagd om een verklaring over
globalisering. Het Voorzitterschap heeft een concept-verklaring
opgesteld, die vervolgens als bijlage bij de conclusies van de
Europese Raad zal worden gevoegd. De verklaring moet duidelijk maken
dat de institutionele discussie voorbij is en dat de EU zich nu richt
op de uitdagingen van de globalisering.
Inhoudelijk kan Nederland de verklaring steunen. In de verklaring
wordt globalisering in een breed perspectief geplaatst: de EU moet
haar interne en externe beleid zodanig aanpassen dat de Europese Unie
goed is toegerust op de uitdagingen van de globalisering. De
noodzakelijk geachte aanpassingen liggen met name op het terrein van
de Lissabon-strategie, klimaat-verandering,
energievoorzieningszekerheid, de stabiliteit van financiële markten,
vrijhandel en open markten, ontwikkelingssamenwerking, interne en
externe veiligheid en migratie.
Commissierapporten uitbreiding 2007
Op 6 november jl. presenteerde de Europese Commissie haar jaarlijkse
uitbreidings-pakket. Het pakket bestond dit jaar uit de herziene
uitbreidingsstrategie, de jaarlijkse voortgangsrapportages over de
kandidaatlidstaten Turkije, Kroatië en Macedonië en over de potentiële
kandidaatlidstaten Albanië, Bosnië-Herzegovina, Montenegro, Servië en
Kosovo onder VNVR resolutie 1244 en de bijbehorende
partnerschapsdocumenten. Nederland onderschrijft in algemene zin de
conclusies en aanbevelingen van de Commissie en waardeert in het
bijzonder de nadruk die de Commissie legt op de afspraken die zijn
vastgelegd in de EU uitbreidingsstrategie van december 2006, waar
Nederland een belangrijke bijdrage aan heeft geleverd. Uitgangspunt
blijft dat het tempo van toenadering afhankelijk is van de voortgang
die wordt geboekt in het hervormingsproces in de (potentiële)
kandidaatlidstaten. De RAZEB zal zich uitspreken over de
conceptconclusies met betrekking tot de verschillende onderdelen van
het uitbreidingspakket.
Externe betrekkingen
Europees Nabuurschapsbeleid (ENP)
De Raad zal een presentatie aanhoren van de Europese Commissie over de
nieuwe Mededeling over het Europees Nabuurschapsbeleid die de
Commissie op 5 december 2007 zal uitbrengen. Deze Mededeling is een
verdere uitwerking van de onderwerpen handel en economie evenals
mobiliteit en migratiebeheer zoals omschreven in de Mededeling van de
Commissie inzake versterking van het Europees Nabuurschapsbeleid van
december 2006.
Economic Partnership Agreements
De voortgang in de EPA-onderhandelingen (Economic Partnership
Agreements) met de ontwikkelingslanden in Afrika, de Caraïben en met
de Stille Oceaan (ACS-landen) is door het Portugese voorzitterschap op
de agenda van de RAZEB geplaatst, mede naar aanleiding van de
intensieve discussie hierover tijdens de RAZEB van 19-20 november. De
Commissie zal op verzoek van Nederland en het VK een rapport over de
actuele situatie presenteren, vergezeld van aanbevelingen. Ook zal in
de Raad voor goedkeuring voorliggen de EPA-verordening op basis
waarvan ACS-landen en regio's die een (interim) akkoord met de
Commissie hebben bereikt vanaf 1 januari 2008 kunnen profiteren van
tarief- en quotavrije invoer.
Er resteren slechts enkele weken tot de einddatum van 1 januari 2008,
het moment waarop het huidige handelsregime onder het Cotonou-verdrag
vervalt en de EPA's van kracht zouden moeten worden. De door de
Commissie voorgestelde pragmatische aanpak voor de eindfase van de
onderhandelingen (zie geannoteerde agenda RAZEB 19-20 november 2007,
21 501-02 nr. 776) lijkt vruchten af te werpen. Verschillende regio's
zijn inmiddels een interim-EPA met de Commissie overeengekomen
waardoor hun toegang tot de EU-markt op 1 januari in principe
verzekerd kan worden.
Het is nog steeds de verwachting dat op deze wijze het overgrote deel
van de landen die niet tot de groep van Minst Ontwikkelde Landen
(niet-MOLs) behoren op 1 januari 2008 gebruik zal kunnen maken van het
Commissieaanbod voor vrije markttoegang tot de EU. Op dit moment is
echter een eindoordeel niet goed mogelijk, omdat vele regio's en
landen nog intensief dooronderhandelen met de Commissie.
Nederland blijft zich op het standpunt stellen dat ACS-landen er op 1
januari 2008 wat betreft hun toegang tot de EU-markt niet significant
op achteruit mogen gaan. Het tijdig afsluiten van een interim-EPA
biedt hiertoe de beste garantie. Bij de vaststelling van de
EPA-verordening zal Nederland bij de beoordeling van de aanbiedingen
van de ACS-landen en regio's pleiten voor maximale flexibiliteit.
Zoals eerder aangegeven, meent Nederland dat de uiterste terugvaloptie
die de Commissie biedt - APS (Algemeen Preferentieel Stelsel) -- voor
de situatie van niet-MOLs op 1 januari 2008 onvoldoende is. Voor
verschillende producten van deze landen zou toepassing van het APS
immers een aanzienlijke handelsverslechtering impliceren.
Mocht in de aanloop naar de RAZEB blijken dat meerdere niet-MOLs niet
in staat zijn geweest tijdig een WTO-conform vrijhandelsaanbod te doen
en aanzienlijke handelsverslechtering dreigt bij toepassing van het
APS, dan zal Nederland aandringen op tijdelijke oplossingen.
Westelijke Balkan/ Kosovo
De Raad zal de politieke situatie in de regio bespreken in het licht
van de laatste fase van de onderhandelingen over de status van Kosovo.
Daarbij zal ook aandacht nodig zijn voor de impact van de kwestie
Kosovo op landen in de regio, inclusief mogelijke reacties in en van
Servië.
Nederland heeft in zowel bi- als multilateraal verband steeds de
positie uitgedragen dat een maximale inspanning van de partijen nodig
was om de onderhandelingen tot een succes te maken. Laatstelijk is
deze boodschap persoonlijk overgebracht aan de Servische minister van
Buitenlandse Zaken, Vuk Jeremic, toen deze op 15 en 16 november jl.
ons land bezocht. Tijdens de RAZEB van 19-20 november jl. is op
aandringen van Nederland een zinsnede in de Raadsconclusies opgenomen
met als strekking dat de onderhandelingen in de nog resterende tijd
geïntensiveerd moeten worden. Die intensivering was ook inzet van de
trojka in de onderhandelingen op 20 november jl. en de driedaagse
onderhandelingssessie in Baden (Oostenrijk) van 26 tot 28 november jl.
Nederland heeft verder steeds gesteld dat landen zich niet
publiekelijk moeten uitspreken over mogelijke scenario's indien er op
10 december a.s. geen overeenkomst zou zijn, zulks om de
onderhandelingen niet negatief te beïnvloeden.
Op 28 november jl. constateerde de Trojka van de Contactgroep dat
partijen niet tot overeenstemming zouden komen en besloot daarop
verdere Trojka-gefaciliteerde onderhandelingen tussen partijen te
beëindigen. Velerlei opties voor de statusoplossing van Kosovo zijn de
revue gepasseerd maar werden door partijen stelselmatig afgewezen. De
Trojka heeft partijen dringend opgeroepen om de komende tijd met
elkaar in dialoog te blijven en zich terughoudend op te stellen. De
regering steunt deze oproep en heeft veel waardering voor alle
inspanningen van de Trojka tot nu toe.
De Trojka zal op 3 december in Pristina en Belgrado met partijen het
conceptverslag van het onderhandelingsproces aan de Secretaris
Generaal van de VN bespreken. Op 10 december a.s. zal de Contactgroep
verslag uitbrengen over het proces aan de Secretaris-Generaal van de
VN. Tijdens de RAZEB zal het rapport dus nog niet besproken kunnen
worden. Kosovo zal eveneens besproken worden op de Europese Raad op 14
december a.s.
De veiligheidssituatie in Kosovo is thans kalm. KFOR is uiteraard wel
voorbereid op alle denkbare scenario's, mede ingegeven door het feit
dat de verdere ontwikkelingen moeilijk te voorspellen zijn. Het is dan
ook van belang dat partijen worden opgeroepen zich terughoudend op te
stellen en zich te onthouden van eenzijdige acties of verklaringen die
de stabiliteit en veiligheidsituatie kunnen ondermijnen. Partijen
hebben beiden bij herhaling verklaringen afgelegd dat zij zullen
afzien van het gebruik van geweld. Er dient echter rekening te worden
gehouden met mogelijke spanningen in Noord-Kosovo en politieke en
economische maatregelen vanuit Belgrado als reactie op een eventuele
onafhankelijkheidsverklaring door Pristina. Belgrado zou bijvoorbeeld
maatregelen kunnen nemen die het goederen- en personenverkeer alsmede
de energie- en watervoorziening bemoeilijken. Ook moet er rekening
worden gehouden met eventuele regionale gevolgen van de
Kosovo-kwestie. Het Kosovo-status proces kan met name negatieve
invloed hebben op de politieke situatie in Bosnie-Herzegovina en
Macedonië. De Europese Unie zal dan ook zeer nauw betrokken moeten
blijven bij de verdere ontwikkelingen in de Westelijke Balkan. De
robuuste KFOR-aanwezigheid in Kosovo blijft van groot belang en de EU
zal zich voorbereiden om een grotere civiele rol in Kosovo te gaan
spelen.
Iran
De Raad zal de laatste stand van zaken ten aanzien van het Iraanse
nucleaire dossier bespreken. Op 15 november jl. verscheen een rapport
van DG IAEA El Baradei over het Iraanse nucleaire programma waarin hij
verslag deed van de implementatie van het in augustus jl
overeengekomen werkprogramma dat moet leiden tot opheldering over
uitstaande IAEA-vragen over Iran. Het rapport bevat geen eenduidige
conclusies. Nog niet alle uitstaande vragen over Iran's nucleaire
activiteiten in het verleden zijn behandeld of beantwoord. El Baradei
concludeert evenwel dat Iran nog immer niet heeft voldaan aan de
vereisten van VNVR-resoluties, waaronder het stopzetten van de
verrijkingsgerelateerde activiteiten. Op 30 november jl. sprak HV
Solana in Londen met de Iraanse nucleaire onderhandelaar Jalili,
waarover hij naar verwachting in de RAZEB verslag zal doen.
De vertegenwoordigers van de vijf permanente leden van de VNVR en
Duitsland hebben op 2 november jl. hun voornemen herhaald om een derde
sanctieresolutie van de Veiligheidsraad voor te bereiden én in
stemming te brengen, tenzij de rapportage van DG IAEA El Baradei en EU
HV Solana over het Iraanse nucleaire programma positieve resultaten
tonen. Mogelijk zal de RAZEB ter versterking van het VN-spoor en ter
verhoging van de politieke druk op Iran mogelijkheden bespreken voor
aanscherping van het reeds bestaande EU-sanctieregime dan wel
mogelijkheden voor het nemen van aanvullende sancties tegen Iran.
De Nederlandse inzet blijft erop gericht om langs diplomatieke weg te
bevorderen dat Iran de VNVR-resoluties alsnog onverkort en onverwijld
uitvoert. Voor Nederland is de VNVR het meest aangewezen orgaan om een
oplossing voor de Iraanse nucleaire kwestie te bewerkstelligen. Het is
van belang een helder, krachtig en eensgezind signaal aan Iran af te
geven om duidelijk te maken dat de samenwerking met het IAEA nog niet
toereikend is gebleken en dat het beantwoorden van de uitstaande
vragen slechts een deel is van hetgeen de internationale gemeenschap
van Iran verlangt. Iran zal actief moeten werken aan herstel van het
internationale vertrouwen in zijn huidige en toekomstige programma.
De op 3 december in de VS bekendgemaakte "National Intelligence
Estimate "doet daaraan niet af. Deze indiceert dat Iran thans niet
actief aan de ontwikkeling van een kernwapen werkt, maar sluit dat
voor de toekomst niet uit terwijl de ontwikkeling van in dat verband
relevante componenten wel wordt voortgezet.
Voorts blijft Nederland een meersporenbeleid voorstaan, getuige ook
het recente bezoek aan Iran van de hoogste politiek adviseur van de
minister van Buitenlandse Zaken, dat gericht is op strenge naleving
van de eisen van de VNVR ten aanzien van het nucleaire programma van
Iran in combinatie met het stimuleren van een constructievere rol van
Iran in de regio, het eerbiedigen van de mensenrechten en het
aanmoedigen van politieke en economische hervormingen.
Midden-Oosten Vredesproces (MOVP)
De Raad zal spreken over de gevolgen voor het MOVP van de
internationale bijeenkomst over het Midden-Oosten die op 27 november
2007 in Annapolis plaatsgevonden heeft. Daarnaast zal eventueel een
gedachtewisseling over Liba non plaatsvinden.
De bijeenkomst van Annapolis mag als een politiek succes opgevat
worden, gezien de inhoud van de verklaringen president Bush, premier
Olmert en president Abbas, alsook van de "Joint understanding" die de
Israëli's en de Palestijnen hebben afgegeven over de onderhandelingen.
Israël en de Palestijnen hebben zich weten te vinden in een
gemeenschappelijk onderhandelingskader voor het bereiken van een
vredesakkoord dat moet leiden tot een twee-statenoplossing en een
definitieve regeling van alle zgn. finale status-kwesties (grenzen,
nederzettingen, Jeruzalem, Palestijnse vluchtelingen, veiligheid en
water). De partijen hebben zich daarbij gecommitteerd uiterlijk eind
2008 de onderhandelingen te hebben afgerond en daarnaast onmiddellijke
uitvoering te geven aan de verplichtingen van de in maart 2003 door
het Kwartet (VS, EU, VN, Rusland) aanvaarde Roadmap to a Permanent
Two-State Solution to the Israeli-Palestinian Conflict.
Het is in dit verband van een meer dan symbolisch belang dat onder de
ruim 40 staten en organisaties (waaronder Nederland) die in Annapolis
waren, zich nagenoeg alle leden van de Arabische Liga bevonden,
inclusief Syrië en Saoedi Arabië, landen die met uitzondering van
Egypte en Jordanië geen diplomatieke betrekkingen met Israël
onderhouden.
Nederland zal pleiten voor pro-actieve en tastbare steun van de EU aan
het onderhandelingsproces. De eerste gelegenheid daartoe biedt zich
aan op 17 december a.s., wanneer in Parijs de internationale
donorconferentie voor Palestijnse Gebieden plaatsvindt.
De Raad zal daarnaast spreken over Libanon, wanneer de ontwikkelingen
bij de presidentsverkiezingen in dat land daartoe aanleiding geven.
Deze verkiezingen zijn opnieuw uitgesteld en zullen nu plaatsvinden na
afloop van de zittingstermijn van de uitgaande president Lahoud. Het
is nog steeds onzeker of de Libanese politiek een kandidaat kan vinden
die aanvaardbaar is voor zowel de anti-Syrische regerings-meerderheid
en de pro-Syrische oppositie.
Birma
De Raad zal spreken over de laatste ontwikkelingen in Birma en de
uitkomsten van de tweede missie van VN Speciaal Gezant Ibrahim Gambari
aan Birma. VNSG Gambari toonde zich na afloop van zijn bezoek aan
Birma en zijn gesprekken met enkele buurlanden gematigd optimistisch,
maar riep de internationale gemeenschap op onverminderd druk te
blijven uitoefenen op de Birmese autoriteiten om samen te werken met
de VN.
Nederland zal zich blijven inzetten voor onverminderde aandacht van de
EU voor de ontwikkelingen in Birma, die gericht moeten zijn op
daadwerkelijke verbetering van de situatie met name op het gebied van
de mensenrechten en democratie.
Sudan/Tsjaad
De Raad zal op verzoek van onder meer Nederland spreken over de
situatie in Sudan, in het bijzonder over de ontplooiing van de hybride
vredesmacht UNAMID, het politieke onderhandelingsproces inzake Darfur
en de EVDB-missie in Tsjaad. Waarschijnlijk zal ook de briefing inzake
Darfur van de hoofdaanklager van het Internationaal Strafhof aan de VN
Veiligheidsraad op 5 december aanstaande aan de orde komen.
De instelling van de hybride vredesmissie UNAMID verloopt moeizaam.
Het ontbeert de beoogde vredesmissie nog altijd aan essentiële
transportcapaciteit, waaronder helicopters. Ook hebben de VN en de AU
nog geen finale overeenstemming bereikt met de Sudanese regering over
de samenstelling van de troepenmacht. Bij gebrek aan voortgang op deze
punten zal de ontplooiing van de vredesmissie aanzienlijke
vertragingen oplopen en komt de effectiviteit van de missie in gevaar.
Ook de EVDB-missie in Tsjaad heeft te kampen met een tekort aan
helicopters.
Het politieke proces tussen de rebellenbewegingen en de Sudanese
overheid verloopt eveneens moeizaam. Een positieve ontwikkeling is dat
verschillende rebellenbewegingen zich in Juba, Zuid Sudan, hebben
verenigd onder twee vlaggen. De Sudanese Peoples Liberation Movement
(SPLM) heeft hierbij een faciliterende rol gespeeld. Het is nu van
belang dat de VN en de AU ferm leiderschap tonen en een volgende,
inhoudelijke onderhandelingsronde gedegen voorbereiden.
Nederland zet in op een snelle ontplooing van UNAMID en EUFOR CHAD.
Nederland blijft van mening dat de EU en de VN dienen over te gaan tot
het aanscherpen van sancties indien de Sudanese regering blijft
tegenwerken bij de totstandkoming van een effectieve vredesmissie.
Nederland zal tevens het belang onderstrepen van regelmatige
rapportage van de hoofdaanklager van het Internationaal Strafhof
inzake Darfur.
* Ministerie van Buitenlandse Zaken
* Bezuidenhoutseweg 67
* Postbus 20061
* 2500 EB Den Haag
* Tel.: 070-3 486 486
* Fax: 070-3 484 848
* Internet: www.minbuza.nl
Ministerie van Buitenlandse Zaken