Raad van State
Zaaknummer: 200707324/1
Publicatie datum: vrijdag 7 december 2007
Tegen: het dagelijks bestuur van de deelgemeente Prins Alexander
Proceduresoort: Voorlopige voorziening
Rechtsgebied: Kamer 2 - Milieu - Bestuursdwang / Dwangsom
---
200707324/1.
Datum uitspraak: 7 december 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de
Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige
voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het
geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid MultiEnergy
B.V., gevestigd te Zoeterwoude,
verzoekster,
en
het dagelijks bestuur van de deelgemeente Prins Alexander,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 9 oktober 2007 heeft verweerder aan verzoekster met
betrekking tot haar inrichting aan het Metaalhof 55-63 te Rotterdam
een last onder dwangsom opgelegd vanwege het overtreden van artikel
8.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet milieubeheer.
Tegen dit besluit heeft verzoekster bezwaar gemaakt.
Bij brief van 16 oktober 2007, bij de Raad van State ingekomen op
dezelfde datum, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een
voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 november 2007,
waar verzoekster, vertegenwoordigd door mr. J.G. Hinnen, advocaat te
Noordwijk, en vergezeld door haar , en verweerder,
vertegenwoordigd door mr. J.A.M. Kool en A.C.E. Zuurmond- van Ede,
beiden in dienst van DCMR Milieudienst Rijnmond, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Verzoekster betoogt dat de aan de last onder dwangsom verbonden
begunstigingstermijn van één dag te kort is.
2.1.1. Blijkens de stukken valt het tankstation sinds 1 oktober 2000
onder de werking van het Besluit tankstations milieubeheer. Op 5 april
2007 heeft verweerder tijdens een controle geconstateerd dat de
inrichting activiteiten verricht waarvoor een vergunning als bedoeld
in artikel 8.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet milieubeheer
is vereist. Verweerder heeft naar aanleiding daarvan op 13 april 2007
een voornemen tot het opleggen van een last onder dwangsom opgesteld
en bij besluit van 9 oktober 2007 de definitieve last onder dwangsom
opgelegd. Verweerder stelt dat nu verzoekster reeds op de hoogte was
van zijn voornemen, hij in redelijkheid een begunstigingstermijn van
één dag mocht stellen.
2.1.2. De Voorzitter is van oordeel dat, gelet op de lange tijd dat de
inrichting ter plekke als zodanig al in werking is en de periode die
is verstreken tussen het voornemen tot het opleggen van de last onder
dwangsom en de definitieve last onder dwangsom, de door verweerder
gestelde begunstigingstermijn van één dag niet redelijk kan worden
geacht.
Mede in aanmerking genomen dat ter zitting is gebleken dat op korte
termijn een beslissing op het bezwaarschrift is te verwachten, ziet de
voorzitter aanleiding om bij afweging van de betrokken belangen de
hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
2.2. Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te
worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van
State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het
dagelijks bestuur van de deelgemeente Prins Alexander van 9 oktober
2007, kenmerk dossier D7360, tot zes weken na de bekendmaking van de
beslissing op bezwaar, met dien verstande dat indien binnen die
termijn wordt verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening,
de schorsing doorloopt totdat op dat verzoek is beslist;
II. veroordeelt het dagelijks bestuur van de deelgemeente Prins
Alexander tot vergoeding van bij verzoekster in verband met de
behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van
644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen
aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient
door de deelgemeente Prins Alexander aan verzoekster onder vermelding
van het zaaknummer te worden betaald;
III. gelast dat de deelgemeente Prins Alexander aan verzoekster het
door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht
ten bedrage van 285,00 (zegge: tweehonderdvijfentachtig euro)
vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. M. Oosting, als Voorzitter, in
tegenwoordigheid van mr. P.A. Melse, ambtenaar van Staat.
w.g. Oosting w.g. Melse
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 december 2007
191-529.