ChristenUnie
Bijdrage debat begroting Koninkrijksrelaties
Bijdrage debat begroting Koninkrijksrelaties
dinsdag 04 december 2007 09:37
Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):
Daarom zeg ik juist dat het tijd wordt, nu wij toch praten over de
herstructurering van de staatkundige structuur, om meer
gelijkwaardigheid daarin te gaan aanbrengen. Het is nu zo dat wij ons
hier, in dit parlement, met elkaar buigen over zaken die een
aangelegenheid van het Koninkrijk zijn. In die zin ben ik het redelijk
met u eens, ja.
De heer Remkes (VVD):
Ja, maar het gelijkwaardigheidsbeginsel zal ook altijd een fictie
blijven.
Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):
Nee, want dat is nu juist wat ik hiermee wil aangeven. Het mag geen
fictie blijven. Er is sprake van één Koninkrijk der Nederlanden. Dan
moet er ook sprake zijn van gelijkwaardigheid van de
Koninkrijkspartners onderling. Daar gaat het voor mij om. In de
praktijk, daar hebt u gelijk in, komt het daar inderdaad niet op neer.
Daarom moeten wij er juist allemaal aan gaan werken dat die
gelijkwaardigheid er wel komt.
De heer Remkes (VVD):
Dat is volgens mij een van de weeffouten uit het statuut die juist
hersteld zou moeten worden.
Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):
Ik ben het helemaal eens met de heer Remkes. Vandaar ook mijn vraag om
te komen tot een gemeenschappelijke visie.
Ik wil het nog even hebben over de wetgeving. Ik heb een en ander
daarover gelezen. Uit de voortgangsrapportage van de staatssecretaris
blijkt dat er inderdaad nog een heleboel werk te verzetten valt. Nu
ben ik van de week toch wel verrast door een brief, waarin er
gesuggereerd wordt dat de staatssecretaris namens de
Koninkrijksregering heeft toegezegd dat consensus rijkswetten niet als
voorheen door de Tweede en de Eerste Kamer gewijzigd zullen kunnen
worden, zonder dat het betrokken eilandgebied daar goedkeuring voor
heeft gegeven. Klopt dit? Indien dit klopt, betekent dat ook dat de
Kamer een wijziging van de artikelen 43 en 51 van het statuut tegemoet
mag zien?
Voorzitter. De fractie van de ChristenUnie vraagt bij het
transitieproces ook aandacht voor de sociale en economische
ontwikkelingen, en dan vooral voor het onderwijs en de
gezondheidszorg. Wanneer wordt er gestart met de uitvoering van
sociaaleconomische initiatieven en wat is de voortgang op de
verschillende eilanden? De staatssecretaris heeft daar al een en ander
over gezegd, maar ik wil toch wel duidelijkheid over enkele punten.
Hoeveel projecten zijn er ingediend? Hoeveel daarvan worden
gehonoreerd? Zijn de ngo's hierbij betrokken? Op dat soort vragen hoor
ik graag een antwoord.
Dan kom ik op de gezondheidszorg. Wat wordt er in het kader van het
sociaaleconomische initiatief op dit gebied ondernomen? Ik begreep dat
er gesprekken gaande zijn over een collectieve
ziektekostenverzekering. Wat is de voortgang hiervan? Mij bereiken ook
brieven van gepensioneerden die willen weten hoe het zit. Hoe zit het
met de voorzieningen zelf? Worden er initiatieven ondernomen of
gesteund om de kwaliteit van ziekenhuizen, verpleeghuizen en
zorgcentra te verbeteren? Wat is de rol van Nederland daarin? Welke
voorzieningen worden er voor de BES-eilanden gecreëerd? Waar moeten de
inwoners van de BES-eilanden bij specialistische behandelingen
naartoe?
Het onderwijs acht ik van cruciaal belang voor de autonomie van de
landen. Mijn fractie waardeert het dan ook dat de staatssecretaris het
Deltaplan onderwijs van de Nederlandse Antillen ondersteunt. Welke
afspraken zijn gemaakt over de monitoring? Zijn er al afspraken
gemaakt over het onderwijssysteem op de BES-eilanden? Zou het niet
goed zijn om voor Aruba, Curaçao en St. Maarten een meerjarig
samenwerkingsprogramma op te zetten, bijvoorbeeld op het gebied van
expertiseuitwisseling, wetenschappelijk onderzoek en het ontwikkelen
van lesmateriaal? Graag hoor ik hierop een reactie van de
staatssecretaris.
Tot slot. Mijn fractie heeft begrepen dat de werkgelegenheid op
Curaçao groeit. Op dit moment worden veel tewerkstellingsvergunningen
aan buitenlanders gegeven, terwijl ook blijkt dat veel landskinderen
willen remigreren die voor deze banen in aanmerking zouden kunnen
komen. Kan de staatssecretaris in samenwerking met de minister voor
WWI dit proces van "brain gain" ondersteunen, en zo ja, hoe?
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
Voorzitter. Ik wil toch even weten hoe de vlag er bij hangt bij de
coalitie, en dan gaat het mij om het amendement-Van Bochove en Leerdam
over de EUR500.000 voor politieke partijen.
Uiteraard ben ik heel benieuwd naar wat de fractie van de ChristenUnie
van dit amendement vindt.
Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):
Ik heb het amendement nog niet gelezen. Wel heb ik gehoord dat het
gaat over de versterking van de bestuurskracht en -kwaliteit. Het is
altijd goed om daaraan te werken. Ik wil het amendement echter eerst
goed doorlezen voordat ik reageer. Ik heb hierover namelijk ook een
aantal vragen. Op welke manier wordt het geld besteed als het voor dit
doel wordt vrijgemaakt? Zal er worden gewerkt op basis van projecten
waarvoor Antilliaanse bestuurders voorstellen indienen bij de
verschillende partijen? Op dit soort vragen wil ik eerst een antwoord.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
Maar mevrouw Ortega, u bent toch deze ochtend aanwezig geweest bij het
debat? Het amendement is rondgedeeld en is vrij simpel. Het gaat om
EUR500.000 voor Nederlandse politieke partijen. Deze partijen krijgen
extra geld om op de Antillen zendingswerk te verrichten, hoewel die
term voor u wellicht wat ongelukkig is. U hebt hierover toch wel een
mening?
De voorzitter:
Op deze vraag heeft Mevrouw Ortega al een antwoord gegeven.
Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):
Ja, dat is zo. Ik heb gezegd dat ik nog een aantal vragen heb die
eerst moeten worden beantwoord, voordat ik hierover een uitspraak kan
doen.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
U hebt grote twijfels. Er is dus nog hoop dat dit amendement niet
wordt aangenomen.
De voorzitter:
U trekt uw conclusies maar, mevrouw Van Gent. U krijgt van mij
overigens het woord.