Universiteit van Tilburg

28 november 2007

Zorgnetwerken verbeteren zich alleen met intern draagvlak

Promotie organisatiewetenschapper Denise van Raaij

Dat netwerken binnen de Nederlandse zorgsector veelvuldig en steeds vaker voorkomen betekent niet dat ze per definitie op een succesvolle manier functioneren. Denise van Raaij onderzocht hoe netwerken in de zorg hun eigen functioneren controleren. Ze concludeert dat netwerken alleen onder bepaalde omstandigheden erin slagen hun eigen functioneren te controleren. Maatschappelijke of politieke steun voor een netwerk biedt geen garantie voor functionele controle. Van Raaij promoveert op 7 december aan de Universiteit van Tilburg.

Netwerken in de zorg zijn een relatief nieuwe organisatievorm, waarin de deelnemende zorgverleners bijvoorbeeld hun werk op elkaar afstemmen ten behoeve van patiënten, of informatie uitwisselen om te voorkomen dat patiënten op de verkeerde plek terechtkomen. Omdat in netwerken per definitie een formele structuur ontbreekt, worden ze geconfronteerd met coördinatie- en aansturingsproblemen die erg verschillen van de problemen die bekend zijn uit klassieke organisaties. De Tilburgse organisatiewetenschapper Denise van Raaij onderzocht op welke wijze de leden van organisatienetwerken hun eigen handelen evalueren en bijsturen. Ze interviewde 45 informanten die werkzaam zijn binnen acht netwerken in de Nederlandse zorgsector en observeerde 24 netwerkvergaderingen. Uit haar onderzoek blijkt dat zorgnetwerken verschillen in de manier waarop ze zichzelf proberen te evalueren en bijsturen. Soms gebruiken ze 'Reflectieve Evaluatie', wat betekent dat een diepgaande analyse gemaakt wordt van verzamelde informatie over het functioneren van het netwerk, door het proberen te achterhalen van 'de-vraag-achter-de-vraag' van professionals of patiënten die het netwerk benaderen. In andere netwerken komt 'Onwetende Evaluatie' voor. Dit type controle wordt gekarakteriseerd door disfunctionaliteit vanwege het gebrek aan informatie op basis waarvan het netwerk geëvalueerd kan worden. Doordat de leden van deze netwerken geen inzicht hebben in hun functioneren, zijn ze ook niet in staat dat te optimaliseren.

De resultaten van het onderzoek laten zien dat werkzame vormen van evaluatie en bijsturing alleen voorkomen in netwerken die door zowel de betrokken bestuurders als de professionals gelegitimeerd worden. In deze netwerken worden organisationele belangen behartigd en zijn de deelnemende instanties in staat over de grenzen van hun eigen instelling heen te kijken. Ze zijn bereid tijd en energie te steken in het evalueren en bijsturen van het netwerk als geheel. Wordt door bestuurders, professionals, of beiden het belang van het bestaan van het netwerk voor het realiseren van netwerkresultaten niet onderkend, dan draagt de controle niet bij aan het verbeteren van het functioneren. Doordat de belangen van de deelnemende organisaties in deze netwerken centraal staan, missen zij de capaciteit hun resultaten zelfstandig te verbeteren. Het draagvlak voor het netwerk door externe stakeholders zoals de overheid, compenseert de gebrekkige interne steun voor het netwerk niet.

Dilemma
Netwerken die niet voldoende draagvlak hebben, staan volgens Van Raaij voor een dilemma. Ze zouden kunnen worden opgeheven omdat ze opgevat zouden kunnen worden als slecht functionerende netwerken, maar dan bestaat de kans dat patiënten niet de zorg krijgen die ze nodig hebben. Er zou extern toezicht ingesteld kunnen worden, maar dan rijst de vraag hoe dat proces ingevuld zou moeten worden.

Denise van Raaij (1975, Roermond) studeerde journalistiek en voorlichting aan de Academie voor Journalistiek en Voorlichting in Tilburg. In 2002 behaalde ze aan de Universiteit van Tilburg een master's graad in Beleids- en organisatiewetenschappen. Ze voerde haar promotieonderzoek uit bij het departement Organisatiewetenschappen en Tranzo, Wetenschappelijk Centrum voor Transformatie in Zorg en Welzijn aan de UvT. Nu werkt ze als postdoc-onderzoeker bij Organisatiewetenschappen.