Beantwoording vragen van het lid De Wit over een Nederlandse gedetineerde in
Polen
06-12-2007 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken
Graag bied ik u hierbij, mede namens de minister van Justitie, de
antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid De Wit
over een Nederlandse gedetineerde in Polen. Deze vragen werden
ingezonden op 13 november 2007 met kenmerk 2070804730.
De minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
Antwoorden van de heer Verhagen, minister van Buitenlandse Zaken op
vragen van het lid De Wit (SP) over een Nederlandse gedetineerde in
Polen.
Vraag 1
Wat is uw reactie op de brieven 1 van de heer H. 2over zijn
detentieomstandigheden in Polen?
Antwoord
De brieven van de heer H. zijn door het ministerie van Buitenlandse
Zaken door tussenkomst van de Poolse autoriteiten ontvangen.
De informatie in de brieven geeft op dit moment geen actueel beeld
meer van de situatie. Deze informatie heeft onder meer betrekking op
het ontbreken van contact van betrokkene met zijn advocaat. Dat
contact heeft inmiddels plaatsgevonden.
Ik ben bekend met de detentieomstandigheden van de heer H. Het huis
van bewaring te Bydgoszcz, waar de heer H. is gedetineerd, bevindt
zich in een oud gebouw. De ambassademedewerker heeft de receptie, het
administratiegebouw en een verhoorkamer gezien, is niet in de cel van
de heer H. geweest. Dat is overigens niet ongebruikelijk. Ook in
Nederland vinden gesprekken tussen consulaire vertegenwoordigers en
gedetineerden plaats buiten de cel, in de zogenaamde advocatenkamer.
De heer H. deelt zijn cel met zes andere celgenoten. Betrokkene zelf
beschreef de cel als weliswaar kleiner, maar wel beter dan in
Warschau. De detentieomstandigheden waarin de heer H. zich bevindt,
zijn naar mijn oordeel van een gemiddeld niveau in Polen.
Vraag 2
Is er door de Nederlandse ambassade in Polen actie ondernomen naar
aanleiding van de brieven van de heer H.? Zo ja, wanneer en welke? Zo
neen, waarom niet? Bent u bereid alsnog actie te (doen) ondernemen om
zijn omstandigheden te verbeteren?
Antwoord
Zoals voor elke Nederlandse gedetineerde in het buitenland geldt,
wordt door de bevoegde diplomatieke vertegenwoordiging van Nederland,
onder andere door bezoeken, zicht gehouden op de
detentieomstandigheden van de heer H. Indien dit nodig zou blijken te
zijn zal daarvoor bij de lokale autoriteiten aandacht worden gevraagd.
Ik acht thans niet opportuun. Het spreekt vanzelf dat ook met de
familie van een gedetineerde contact wordt onderhouden. Met de
echtgenote van de heer H. gebeurt dit zeer regelmatig.
Vraag 3
Acht u de detentieomstandigheden van de heer H. in lijn met de
Nederlandse opvattingen over detentieomstandigheden van een mogelijk
onschuldige verdachte? Zo ja, waarom? Zo neen, waarom niet?
Antwoord
De heer H. is gedetineerd in een huis van bewaring. Dat is ook in
Nederland gebruikelijk voor personen die zich in voorlopige hechtenis
bevinden. Hij is gedetineerd overeenkomstig het Poolse recht. Voorts
kan nog worden opgemerkt dat er in Polen geen onderscheid op grond van
nationaliteit wordt gemaakt in de behandeling van gedetineerden die
vanwege van strafbare feiten in detentie worden gehouden.
Vraag 4
Acht u de detentieomstandigheden van de heer H., die op grond van een
Europees aanhoudingsbevel is overgeleverd, een uitvoering van detentie
die " vergelijkbaar solide" 3 is met de Nederlandse opvattingen over
Europese minimumstandaarden? Zo ja, waarop baseert u uw mening? Zo
neen, waarom niet?
Antwoord
Het lid de Wit citeert uit een door de minister van Justitie gegeven
interview, dat niet ging over detentiesituaties. Voor het overige
wordt verwezen naar het antwoord op vraag 3.
Vraag 5
Worden Nederlandse burgers die zijn overgeleverd op basis van een
Europees aanhoudingsbevel op enige wijze gevolgd door de Nederlandse
overheid? Wordt bijvoorbeeld bijgehouden hoe lang ze in voorarrest
verblijven voordat hun proces begint? Zo neen, waarop baseert u dit
onbegrensde vertrouwen in andere lidstaten, anders dan het bestaan van
een juridisch bindend kaderbesluit? Zo ja, wilt u de Kamer hier over
informeren?
Antwoord
Het ministerie van Buitenlandse Zaken verleent consulaire bijstand aan
alle in het buitenland gedetineerde Nederlanders die daar prijs op
stellen. Deze bijstand geldt ook Nederlanders die aan een EU-lidstaat
zijn overgeleverd. De ambassade houdt de duur van het voorarrest bij
en kan navraag doen over de voortgang in gevallen waarin het
voorarrest langer duurt dan in de desbetreffende lidstaat gebruikelijk
is.
Vraag 6
Waarom komt er geen Nederlandse evaluatie van de Overleveringswet? 4
Deelt u de mening dat het wenselijk is te onderzoeken of
detentieomstandigheden en de voortgang van een strafzaak na
overlevering mogelijk nadere aandacht behoeven, zodat bij toekomstige
overleveringen daarover afspraken gemaakt kunnen worden? Zo neen,
waarom niet? Zo ja, wanneer verwacht u deze evaluatie af te kunnen
ronden?
Antwoord
Zoals in antwoord op de schriftelijke vragen ter voorbereiding van de
Justitiebegroting voor 2008 (Kamerstukken II 2007-2008, 31200-VI, nr.
14) is aangegeven, is afgezien van een eigen evaluatie van de
Overleveringswet omdat deze onderdeel vormt van een evaluatie door de
Europese Unie. De EU-evaluatie ziet op de juridische en
organisatorische implementatie van het kaderbesluit van 13 juni 2002
over het Europees aanhoudingsbevel en de procedures inzake de
overlevering in de lidstaten. Ook de toepassing van de uit het
kaderbesluit voortvloeiende regels in de praktijk vormt onderdeel van
die evaluatie. Volgens planning zal deze voor Nederland in de eerste
helft van 2008 worden afgerond.
Overlevering, evenals uitlevering, strekt ertoe om een verdachte of
veroordeelde die uit de ene staat is gevlucht of zich daar anderszins
aan justitie heeft onttrokken over te dragen aan die staat met het oog
op zijn berechting of de executie van een straf. De criteria voor de
over- of uitlevering liggen vast in de Overleveringswet of de
Uitleveringsverdragen. Daartoe behoort overigens niet de vraag of, hoe
en hoe lang de opgeëiste persoon na zijn overdracht wordt gedetineerd
in afwachting van een strafvervolging. Alleen wanneer er in een casus
sprake zou zijn van een gegronde vrees van een daarmee samenhangende
flagrante schending van het EVRM, is dat anders. In de EU-rapporten
over de lidstaten die al zijn geëvalueerd, is van dergelijke gevallen
geen melding gemaakt. Voor de goede orde merk ik nog op, dat het
stellen van voorwaarden gelet op het limitatieve stelsel van
weigeringsgronden en garanties in het kaderbesluit, niet is
toegestaan.
1: Brieven worden onderhands toegezonden
2: Naam wordt onderhands toegezonden
3: Uitspraak minister van Justitie, NRC Handelsbland, 10 november 2007
4: Kamerstuk 31 200 VI, nr. 14 antwoord op vraag 286
* Ministerie van Buitenlandse Zaken
* Bezuidenhoutseweg 67
* Postbus 20061
* 2500 EB Den Haag
* Tel.: 070-3 486 486
* Fax: 070-3 484 848
* Internet: www.minbuza.nl
Ministerie van Buitenlandse Zaken