Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
logoocw
De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
P stbus 20018
o
2500 EA Den Haag
Den Haag Ons kenmerk Uw brief van Uw kenmerk
6 december 2007 HO/CBV/2007/50796 6 december 2007 07-OCW-B-069
Onderwerp
Voorhang ontwerpbesluit tot wijziging van het
Uitvoeringsbesluit WHW in relatie tot de
strategische agenda voor het hoger onderwijs-,
onderzoek- en wetenschapsbeleid
Bij brief van 22 november 2007 (Kamerstukken II 2007/08, 29 853, nr. 35) heb ik u een ontwerp-
besluit houdende wijziging van het Uitvoeringsbesluit WHW aangeboden. In de brief van 6 december
2007 met kenmerk 07-OCW-B-069 is mij namens de leden van de vaste commissie voor Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap verzocht aan te geven welke relatie er bestaat tussen dit ontwerpbesluit en de
strategische agenda voor het hoger onderwijs-, onderzoek- en wetenschapsbeleid.
In het aangehaalde ontwerpbesluit is voorzien in wijziging van enkele bepalingen die in werking treden
vanaf het begrotingsjaar 2008, 2009 en 2010. De inhoudelijke maatregelen vloeien onder meer voort
uit de voornemens die zijn geformuleerd in de brief aan de Tweede Kamer van 13 juni 2005
(Kamerstukken II 2004/05, 22 452, nr. 21) met als strekking dat de rijksbijdrage van instellingen niet
meer mede afhankelijk is van het aantal niet-EER-studenten maar dat de instelling daarvoor een vast
bedrag ontvangt. Daarnaast is sprake van uitvoering van de wet van 17 juni 2007 (Stb. 254) in verband
met onder meer het woonplaatsvereiste en Associate-degreeprogramma's. Tot slot noem ik in dit
verband de uitvoering van bestuurlijke afspraken die met instellingen zijn gemaakt over onder meer de
inbedding van de bekostiging van ambtsopleidingen en instituten voor internationaal onderwijs en
onderzoek. Bij de meer technische aanpassingen gaat het om een bundeling van percentages en
bedragen onder één noemer met als benaming "onderwijsopslag", het hanteren van één peilperiode
voor het hele hoger onderwijs, ordening van de wijze waarop bekostigingsniveaus per opleiding worden
bepaald en het vervallen van belemmerende uitzonderingsbepalingen voor lerarenopleidingen. Bij de
totstandkoming van het ontwerpbesluit zijn VSNU, HBO-raad en uitvoeringsorganisaties betrokken.
Het ontwerpbesluit conflicteert naar mijn mening niet met de voornemens over wijziging van de
instellingsbekostiging in de strategische agenda voor het hoger onderwijs-, onderzoek- en
wetenschapsbeleid (Kamerstukken II 2007/08, 31288, nr.1).
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag T +31-70-412 3456 F +31-70-412 3450 W www.minocw.nl
blad 2/2
In de strategische agenda is het voorstel opgenomen om vanaf het begrotingsjaar 2010 de bepalingen
over de instellingsbekostiging in het (nog vast te stellen) Uitvoeringsbesluit WHW 2008 zo te wijzigen
dat de rijksbijdrage die universiteiten én hogescholen ontvangen gebaseerd wordt op:
· het aantal studenten dat per jaar is ingeschreven bij geaccrediteerde bachelor- en master-
opleidingen,
· het aantal bachelor- en mastergraden dat aan studenten is verleend, en
· een instellingsspecifieke onderwijsopslag.
Met deze beoogde aanpassing vervallen de huidige aparte bepalingen voor hogescholen en univer-
siteiten. In plaats van de complexe telling van eerstejaars- en onderwijsvragende studenten wordt het
aantal ingeschreven studenten gehanteerd, om meer dan nu het geval is recht te doen aan de
onderwijsinspanningen die instellingen leveren. Daarbij tellen alleen studenten mee die binnen de
nominale studieduur studeren. Een belangrijke aanpassing is dat alleen studenten meetellen die nog
geen graad hebben behaald, waarmee de overheid haar financiële verantwoordelijkheid voor het
volgen van hoger onderwijs nader afbakent. De diplomaopslag wordt kleiner. Het voorstel in de agenda
vloeit voort uit het bestuurlijke akkoord van VSNU, HBO-raad, ISO en LSVb van 22 oktober 2007.
De omvang van de onderwijsopslag zal naar het zich laat aanzien deels afhangen van extra kwaliteit en
andere bijzondere prestaties van instellingen. Verkend zal worden wat voor- en nadelen van invoering
van parameters voor kwaliteitsbekostiging zijn. Hierbij zullen ook HBO-raad, VSNU en de studenten-
bonden worden betrokken. Afhankelijk van die verkenning neem ik volgend jaar een beslissing over het
al dan niet invoeren van de onderwijsopslag als kwaliteitswaarderend instrument, onverlet de andere
functies van deze opslag.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
dr. Ronald H.A. Plasterk