VSNU-reactie Strategische Agenda Hoger Onderwijs, -Onderzoek en
Wetenschapsbeleid
4 december 2007
De Strategisch Agenda voor het Hoger Onderwijs, -Onderzoek en
Wetenschapsbeleid geeft blijk van een hoog ambitieniveau dat nauw
aansluit op het beleid van de universiteiten. De universiteiten zijn
blij met het vertrouwen van de minister dat hieruit spreekt. Wel
constateren ze dat deze ambities in de agenda nauwelijks worden
ondersteund door extra geld. Ook worden er geen echte keuzes gemaakt.
Daardoor dreigt het gevaar dat de vele mooie woorden uit de Agenda
maar moeilijk van het papier af zullen komen.
Onderwijs Het kabinet heeft maar liefst zeven hoge ambities voor het
hoger onderwijs opgesteld (pag. 8 en 9). Wanneer daar onvoldoende
extra middelen tegenover staan, dan kan dit wederzijds tot grote
teleurstellingen leiden. De universiteiten vragen de Kamer het aantal
ambities terug te brengen en daarmee de extra investeringen per
ambitie te verhogen. De Nederlandse universiteiten zetten zelf in op
studiesucces in de bachelorfase en op internationalisering.
p. 26 Studiesucces
De universiteiten hebben studiesucces in de bachelorfase tot
prioriteit gemaakt. Daarmee willen zij vooral extra investeren in meer
kleinschalige en stimulerende leeromgevingen om de leerervaring en
-resultaten van de studenten substantieel te verbeteren. De
universiteiten waarderen de steun voor hun beleid in de Strategische
Agenda, maar hadden gehoopt dat de minister hiervoor meer financiële
ruimte zou scheppen.
Zo trekt dit kabinet in 2008 voor de universiteiten EUR1,3 miljoen
extra uit om het studiesucces in de bachelorfase te vergroten. De
ambities hierbij zijn hoog. Zo zou de agenda het verhogen van de
docent/student ratio mede mogelijk maken (p. 24). Bescheiden
verwachtingen zijn hier echter op zijn plaats. Voor de 200.000
studenten op de universiteiten, betekent dit een impuls van EUR6,50
per student. Hiermee kan één extra docent op 9000 studenten worden
aangesteld. Deze middelen lopen in 2011 op tot EUR32,3 miljoen extra;
dat is één docent extra per 400 studenten. Natuurlijk zijn alle
bijdragen meer dan welkom, maar de verhouding tussen investeringen en
de gestelde ambities zijn hier niet passend. De universiteiten pleiten
dan ook voor een grotere impuls, zodat de hoge verwachtingen ook
daadwerkelijk waargemaakt kunnen worden.
p. 28 Excellentie
De minister heeft de beschikking over EUR50 miljoen uit de FES-gelden
gekregen, in te zetten voor het bevorderen van excellentie in het
onderwijs. De universiteiten verwelkomen dit extra geld van harte. Zij
pleiten hierbij voor het breder inzetten van het geld dan in de
Strategische Agenda wordt voorgesteld.
De minister wil het geld alleen inzetten voor voorstellen die meer
uitdaging bieden aan de `beste' universitaire studenten. Hij
onderbouwt deze keuze door te verwijzen naar het CPB-onderzoek
`Excellence for productivity' (juni 2007), waarin aangetoond zou
worden dat investeren in de beste studenten economisch loont (p. 22).
Het genoemde CPB-onderzoek laat echter ook zien dat er economische
winst is te behalen door te investeren in het slimste kwart van alle
Nederlandse leerlingen; dit betreft ruwweg het gehele hoger onderwijs.
Het gaat het CPB dus ook om extra investeringen in alle studenten, en
niet alleen in de beste.
VSNU pleit er dan ook voor deze investering voor excellentie in
onderwijs niet alleen in te zetten voor de beste studenten. Naast
voorstellen die differentiatie bevorderen voor de excellente
studenten, zouden ook voorstellen gehonoreerd moeten kunnen worden
voor excellent onderwijs aan de grote middengroep van studenten en de
zwakke studenten. Bij álle studenten excellentie bevorderen - daar
gaat het de universiteiten om en dat is ook precies waar CPB-rapport
op doelt.
p. 38 Internationalisering
De universiteiten stellen zich de vraag of zij - met deze Agenda -
zich ook daadwerkelijk beter internationaal kunnen positioneren. Zeer
welkom is in elk geval de aankondiging dat joint degrees (gezamenlijke
opleidingen met buitenlandse universiteiten) in 2009 mogelijk worden.
Voor de universiteiten zou dat zelfs al in 2008 mogen, want men zit er
echt op te wachten. Het geeft de universiteiten meer mogelijkheden
zich internationaal te ontplooien. Ook voor de Europese
uitwisselingsprogramma's zijn joint degrees van groot belang, zodat
meer studentenmobiliteit mogelijk wordt.
Buiten deze belangwekkende maatregel blijven echte impulsen in
internationalisering achter. Tegenover de hoge ambities in de
inleiding staat slechts een zeer beperkte verhoging van het
beurzen-budget voor buitenlandse studenten met EUR5 miljoen. Dit is
onvoldoende om talentvolle studenten te trekken en in Nederland echt
een international classroom te bewerkstelligen. Deze international
classroom is noodzakelijk om de Nederlandse student optimaal voor te
bereiden op de internationale werkomgeving van de komende decennia.
Gelukkig kondigt de Minister een internationaliseringsagenda voor het
voorjaar 2008 aan. De universiteiten vragen de Kamer ook extra
middelen voor deze internationaliseringsagenda te reserveren.
Onderzoek Het kabinet vindt dat het wetenschappelijk onderzoek in
Nederland zich moet kunnen meten met het beste in de wereld. De
universiteiten onderschrijven dat ten volle. De minister zet hiervoor
vooral in op de persoonlijke benadering van onderzoekers. Ook die
aanpak kunnen de universiteiten ondersteunen, mits een adequate
basisfinanciering van de universiteiten gewaarborgd blijft. Die is
nodig om de strategische keuzes voor de lange termijn te kunnen
faciliteren. Met het huidige beleid wordt dat problematisch. Vooral de
grote kennisinfrastructuur heeft een financiële impuls nodig die het
huidige budget ver overschrijdt. Alleen met een forse investering
kunnen we blijven concurreren op wereldtop niveau.
p. 54 Uitbreiding vernieuwingsimpuls
De minister heeft gekozen voor het uitbreiden van de
Vernieuwingsimpuls. De universiteiten onderschrijven het belang van
dit instrument. Zij blijven echter benadrukken dat versterking hiervan
niet ten koste had mogen gaan van de vrije bestedingsruimte van
universiteiten. Het akkoord dat zij hierover in september met de
minister hebben gesloten, betekent niet dat dit van harte is gegaan.
De pijn is door het akkoord alleen wat verzacht doordat de korting
deels later ingaat.
De minister benadrukt dat de universiteiten de aangewezen partij zijn
om strategische keuzes te maken voor de lange termijn. Wanneer het
budget dat hiervoor nodig is voor een steeds groter deel opgaat aan
matchingsverplichtingen, wordt dat zeer moeilijk.
p. 56 Kennisinfrastructuur
De keuzes waar universiteiten mede voor staan, betreffen vaak zeer
grote investeringen, met name in de grote kennisinfrastructuur. In de
onderwijsbegroting is daarvoor EUR10 miljoen gereserveerd. Hiervan kan
slechts een fractie van de al ingediende aanvragen voor grote
faciliteiten worden gehonoreerd (ter illustratie: er ligt nog voor
EUR2 miljard aan aanvragen van onderzoekers). Voor het doen van
toponderzoek zijn dit soort faciliteiten van levensbelang. De enorme
investeringen die ermee gemoeid zijn, gaan het budget van de
universiteiten ver te boven. Hiervoor is echt een grotere financiële
impuls van de overheid nodig.
p. 55 Graduate schools
De universiteiten staan welwillend tegenover de plannen van de
minister met Graduate Schools. De VSNU staat een gedifferentieerde
benadering van promovendi voor; daar vormt een graduate school een
welkom onderdeel van. Duidelijk moet echter zijn dat er op
universiteiten veel programmatisch onderzoek wordt verricht, dat niet
in een opleidingsmodel past. Voor dat onderzoek zullen ook in de
toekomst aio's nodig zijn.
VSNU