Provincie Friesland

20 november 2007

Bestuurlijk standpunt van de Nederlandse kustprovincies bij de kaderrichtlijn Europese Mariene Strategie
Namens de Gedeputeerde Staten van
Groningen, Friesland, Noord-Holland, Zuid-Holland, Zeeland

In dit position paper beogen de Nederlandse kustprovincies het gezamenlijk bestuurlijk standpunt weer te geven ten aanzien van de kaderrichtlijn mariene strategie: COM(2005) 505. Hiermee willen de provincies u adviseren ter voorbereiding op de plenaire stemming van het Europees Parlement in tweede lezing op 12 december 2007. Gezien de fase van het traject, is dit position paper beperkt tot de hoofdlijnen van het standpunt.

De kustprovincies achten het van belang om zich als stakeholder in dit dossier op te stellen, aangezien zij in Nederland over bevoegdheden beschikken die (in)direct van invloed zijn op het behalen van de doelstellingen in de voorgestelde kaderrichtlijn, zoals ruimtelijke ordening (tot 1 km vanaf de kustlijn zeewaarts), waterkeringsbeleid en het verstrekken en handhaven van milieuvergunningen. Daarnaast beschikken provincies over specifieke kennis waar het gaat om de kustzone en de activiteiten die zich aan de kust en op zee afspelen, bijvoorbeeld met betrekking tot kusttoerisme, aquacultuur, havenactiviteiten en offshore (wind-) energie. De kustprovincies willen daarom graag vanaf de allereerste processtap, namelijk het opstellen van een mariene strategie, betrokken worden.


1. Afstemming met andere beleidsterreinen
Allereerst willen de provincies benadrukken dat de doelstelling van de mariene strategie dient te focussen op het bewerkstelligen en bewaken van een goed marien milieu, echter met een sterk accent op een te realiseren synergie tussen milieubelangen, economische en sociale belangen, om aldus een van de bouwstenen te kunnen vormen van het toekomstig Europees integraal maritiem beleid. Zowel wat betreft de doelstelling als de uitvoering van deze richtlijn moet de afstemming van mariene milieuaspecten met ander bestaand en nieuw sectoraal beleid en wetgeving, dan ook in acht worden genomen.


2. Juridische afdwingbaarheid
De provincies pleiten voor een inspanningsverplichting voor de hoofddoelstelling van de richtlijn, namelijk het realiseren en in stand houden van een goede milieutoestand van het mariene milieu. De provincies wensen geen resultaatsverplichting voor deze hoofddoelstelling, aangezien een lidstaat alleen niet in staat zal zijn om dit te realiseren. Het bereiken van de hoofddoelstelling is mede afhankelijk van andere (niet-)EU lidstaten. Wel ondersteunen de provincies een resultaatsverplichting voor de tussenliggende processtappen waarvoor de lidstaat individueel verantwoordelijk is. Door deze tussenstappen juridisch afdwingbaar te maken, moet bereikt worden dat overheden al het mogelijke doen binnen hun eigen bevoegdheden om de hoofddoelstelling te bereiken. Tevens is dit belangrijk voor het waarborgen van een level playing field.


3. Uitvoerbaarheid

De provincies hechten er waarde aan dat Europabrede juridische afspraken ook daadwerkelijk door iedere lidstaat kunnen worden nagekomen. Daarom wijzen we op het belang van haalbare termijnen. De provincies pleiten voor het aanhouden van de termijn in het oorspronkelijke voorstel van de Commissie voor het bereiken van een goede milieutoestand in 2021. Het opnemen van een algemene verkorting van de termijnen voor het bereiken van een goede milieutoestand is onwenselijk gezien de reeds ambitieuze doelstellingen in de ontwerprichtlijn en de complexiteit van de werking van mariene ecosystemen. Op voorhand is nog niet altijd duidelijk welke maatregelen tot welke resultaten leiden op een specifieke locatie. Tevens vragen we een implementatietermijn die verenigbaar is met het tijdschema voor de uitvoering en de rapportage van de kaderrichtlijn water (KRW). Indien in bepaalde urgente situaties een snellere uitvoering van de maatregelen wenselijk is, dan moet uiteraard die mogelijkheid wel geboden worden.


4. Beschermde mariene gebieden
In eerste lezing heeft het Europees Parlement voorgesteld om de aanwijzing van beschermde mariene gebieden te verplichten. De provincies vinden dat beschermde mariene gebieden moeten worden gezien als één van de mogelijke middelen om de 'goede milieutoestand' te realiseren. Een dergelijke ruimtelijke maatregel kan daarom deel uitmaken van het maatregelenpakket, maar het moet niet gezien worden als doel op zich. De aanwijzing van (extra) mariene beschermde gebieden dient dan ook facultatief te zijn. Daarbij is een belangrijk aandachtspunt dat er in de meeste gevallen zeker geen noodzaak is om mariene gebieden volledig te beschermen voor alle vormen van gebruik. Er zijn vele tussenvormen mogelijk met functiecombinaties, zoals recreatief medegebruik, en met differentiatie in de 'sluitingstijden'. Kortom, er is maatwerk nodig per regio. Soms vergt dit ook financiële compensatie voor sectoren. Tot slot verzoeken wij om de implementatie beschermde mariene gebieden te laten verlopen via de bestaande Habitatrichtlijn. Een eventueel nieuw regime zou, mede met het oog op de handhaving, niet bijdragen aan efficiënte afstemming met deze bestaande regelgeving.

Kortom, de bestuurders van de Nederlandse kustprovincies vragen uw aandacht voor:
- ruimte in deze richtlijn voor synergie tussen de milieupijler en de economische en sociale pijler in het toekomstig integraal maritiem beleid;
- een inspanningsverplichting voor de hoofddoelstelling en een resultaatsverplichting voor de tussenliggende processtappen;
- haalbare termijnen;

- het instellen van beschermde mariene gebieden als facultatieve maatregel.

Tot slot uiten de kustprovincies hun nauwe betrokkenheid bij de bevordering van een duurzaam gebruik van de zee en het behoud van mariene ecosystemen. Er worden al enkele decennia initiatieven uitgevoerd door de kustprovincies, in samenwerking met andere (overheids)partners, om slechte milieusituaties ten goede te keren. Europese samenwerking kan daarbij een belangrijke rol spelen en daarom worden we graag betrokken in de processtappen op weg naar een goede milieutoestand.


---- --