ChristenUnie
Bijdrage debat over het uitsluiten van wilsonbekwamen van het
kiesrecht
Bijdrage debat over het uitsluiten van wilsonbekwamen van het kiesrecht
woensdag 05 december 2007 13:59
De heer Anker (ChristenUnie):
Voorzitter. De wetsvoorstellen van vanavond hebben een interessante
wending genomen. De fractie van de ChristenUnie heeft bij de
behandeling in eerste lezing aangegeven dat zij eveneens af wil van
een generieke uitsluiting van curandi van het kiesrecht. Wij hebben
een opmerking gemaakt over de mate waarin moet worden verondersteld
dat het kiesrecht met het verantwoordelijkheidsbesef omtrent de
uitoefening van het recht gepaard gaat. De staatssecretaris heeft ons
er echter van overtuigd dat deze op zichzelf terechte constatering een
categoriale uitsluiting van deze groep nog niet rechtvaardigt. Steun
dus ook in tweede lezing.
Vandaag gaat het vooral over de volgtijdelijkheid van een en ander. De
verklaringswet is bekendgemaakt na het tijdstip waarop het besluit tot
ontbinding van de Tweede Kamer werd genomen, maar voor het moment dat
de Tweede Kamer daadwerkelijk werd ontbonden. Kan dit? Welk tijdstip
wordt bedoeld met artikel 137 lid 3 van de Grondwet? Is dat het
tijdstip van het besluit tot ontbinding of de feitelijke ontbinding?
Op basis van de tekst van het artikel in de
totstandkomingsgeschiedenis kan geen uitsluitsel worden gegeven.
Staatsrechtelijk is het tweede tijdstip zuiverder, maar de gevolgde
gang van zaken is niet per se ongrondwettig. De Grondwet geeft er geen
uitsluitsel over. Niettemin moet er in de toekomst wel helderheid
zijn, vooral omdat de bekendmaking na het ontbindingsbesluit tot
gevolg kan hebben dat de kandidaatstelling al heeft plaatsgevonden
voor de bekendmaking. Daardoor was het onmogelijk om de
grondwetswijzigingen te betrekken bij het uitoefenen van het passief
kiesrecht.
Voor de voorliggende wetsvoorstellen en met de gegroeide
grondwetswijzigingspraktijk is het allemaal niet zo'n ramp, maar als
er wel grote grondwetswijzigingen op stapel staan, mag dat niet meer
gebeuren.
De minister wil de uitleg van artikel 137 lid 3 voorleggen aan de
staatscommissie die de Grondwet gaat evalueren. Kan de minister niet
toezeggen dat zij het net als onze fractie wenselijk vindt dat de
datum van de kandidaatstelling in ieder geval als uiterste datum wordt
gehanteerd? Dat komt in elk geval met de geest van de Grondwet
overeen.
De fractie van de ChristenUnie heeft er geen behoefte aan om het
voorliggende wetsvoorstel te blokkeren vanwege de staatsrechtelijke
onduidelijkheid. Daarvoor is het wetsvoorstel te onomstreden en is de
toezegging van de minister om voor de toekomst helderheid te scheppen,
voor onze fractie afdoende.