Antwoorden op kamervragen van Gill'ard over overtredingen bij orgaandonatie
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
GMT-K-U-2813004
4 december 2007
Antwoorden van minister Klink op kamervragen van het Kamerlid Gill'ard
over overtredingen bij orgaandonatie (20700804450).
Vraag 1
Kent u het artikel "Bijna altijd in overtreding" 1)
Antwoord 1
Ja
Vraag 2
Was u op de hoogte van het feit dat in de praktijk van de
orgaandonatie vaak overtredingen worden begaan? Zo ja, waarom heeft u
deze praktijk laten voort bestaan? Hoe vaak komen deze overtreding per
jaar voor? Zo neen, wat is uw reactie?
Vraag 3
Deelt u de mening dat het niet realistisch is om voorbereidende
handelingen voor donatie pas na het intreden van de dood (hersendood
of hartdood) te doen plaatsvinden? Zou dat verlies van organen
opleveren? Zo ja, wat bent u voornemens hiertegen te doen?
Antwoord 2 en 3
De Nederlandse Transplantatie Stichting (NTS) heeft ons in de loop van
dit jaar van de ontwikkelingen op de hoogte gesteld. Zoals ook
aangegeven in reactie op de vragen van het lid Koser Kaya (2070804090)
en het Kant (2070804120) kwamen wij tot de conclusie dat de gevolgde
werkwijze weliswaar in strijd zou kunnen zijn met de letter van de
wet, maar dat deze, als het gaat om handelingen die niet belastend
zijn en niet uitgesteld kunnen worden tot na het moment van
overlijden, niet strijdig lijkt met de geest van de wet.
Met NTS is overleg gevoerd waarbij eerst is getracht te verkennen of
met een interpretatie van de wet tot een oplossing kon worden gekomen.
De conclusie was uiteindelijk dat het onwenselijk is om de nu
bestaande onduidelijkheid te laten bestaan. Ambtelijk was vervolgens
al geconcludeerd dat een wetswijziging wenselijk is teneinde aan de
onzekerheid die in het veld bestaat een einde te maken. Omdat er geen
concrete aanwijzingen waren dat dit in de dagelijkse praktijk tot het
verlies van donoren zou leiden, had de wetswijziging een lagere
prioriteit dan de vele werkzaamheden voor het masterplan
orgaandonatie. Het artikel en de verschillende Kamervragen naar
aanleiding daarvan, hebben het voorbereiden van een wetsvoorstel dus
vooral in een kleine stroomversnelling gebracht.
In antwoord op vraag 2 van het lid Koser Kaya (2070804090) heb ik
aangegeven dat in het bijzonder bij transplantatie van longen en
levers die ter beschikking kunnen komen door middel van een
non-heart-beating procedure veel haast is geboden. In die gevallen
maakt de beperkte tijd die ter beschikking is, voorbereidende
handelingen in een vroeg stadium, vaak al voor het moment van
overlijden, noodzakelijk. Blijkens de jaarverslagen van de NTS over de
jaren 2005 en 2006 zijn er in die periode 36 levers en 8 longen voor
transplantatie beschikbaar gekomen na een non-heart-beating procedure.
Niet bekend is in hoeveel gevallen plaatsvervangend toestemming moest
worden gegeven en dus niet hoe vaak hier de situatie aan de orde was
waar in Medisch Contact ook wordt gerefereerd.
Vraag 4
Wat is uw mening over de oplossing die wordt voorgesteld om de familie
om een voorlopige toestemming te vragen, om zo het hiaat tussen de
huidige praktijk en de wetgeving te dichten?
Antwoord 4
Bij de voorbereiding van het wetsvoorstel ter wijziging van de WOD
zullen de mogelijkheden om het probleem op te lossen zorgvuldig tegen
elkaar worden afgewogen. Om de zorgvuldigheid van de afweging niet
onder druk te zetten wil ik nu niet op die keuze vooruitlopen.
Vraag 5
Deelt u de mening dat het gesprek over orgaandonatie met de familie
van patiënten die geen geregistreerde donor zijn, al voor de dood
(hersendood of hartdood) intreedt gehouden moet worden of kleeft
hieraan een ethisch bezwaar? Zo ja, welk (ethisch) bezwaar zou naar
voren gebracht kunnen worden?
Antwoord 5
Gesprekken met de familie over orgaandonatie, of het nu een
geregistreerde donor is of niet, moeten gevoerd worden op een moment
dat dit passend is. Het gesprek zelf moet ook op een manier worden
gevoerd die past bij de omstandigheden. Als het register is
geraadpleegd hoeft, wanneer er geen bezwaar is aangetroffen, het ter
sprake brengen van orgaandonatie voordat de dood is ingetreden ethisch
niet bezwaarlijk te zijn en de wet verbiedt dat ook niet.
Zorgvuldigheid en compassie daarbij zijn uiteraard heel belangrijk.
Alleen van het feitelijk toestemming vragen voor donatie kan pas
sprake zijn als de patiënt is overleden.
1) Medisch Contact, 2 november 2007,. P.1802 e.v.
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen ter zake van de
leden Koser Kaya (D66), ingezonden 2 november 2007 (nr. 2070804090),
Kant (SP), ingezonden 2 november 2007 (nr. 2070804120) en Agema (PVV),
ingezonden 7 november 2007, (nr. 2070804380)