Bijlage 1
Geannoteerde agenda van de Raad voor Werkgelegenheid en Sociaal beleid,
Volksgezondheid en Consumentenzaken van 5 december 2007
Onderdeel Werkgelegenheid en Sociaal Beleid
Agendapunt: Arbeidstijdenrichtlijn
Aard van de bespreking
Politiek akkoord
Voorzitterschapsvoorstel
Het Portugese Voorzitterschap heeft de herziening van de arbeidstijdenrichtlijn geagendeerd
voor de Raad van december. Het Voorzitterschap wil hierbij werken op basis van het voorstel
zoals dat eind 2006 door het Finse voorzitterschap is gedaan. Dat wil zeggen dat de
aanpassing van de definitie van aanwezigheidsdiensten, waarover sinds het Nederlandse
Voorzitterschap overeenstemming bestaat wordt gehandhaafd. Verder bevat het voorstel
bepalingen omtrent de hantering van de `opt-out' en een evaluatie-bepaling. Het
voorzitterschap zal vermoedelijk proberen om de uitzendrichtlijn te betrekken in haar poging
om overeenstemming te bereiken over de arbeidstijdenrichtlijn.
Nederlandse opstelling
Nederland hecht veel waarde aan een herziening van de arbeidstijdenrichtlijn, zodat de
problematiek rondom Simap/ Jaeger kan worden opgelost. Nederland is op zich geen
voorstander van een opt out regeling maar is steeds bereid geweest om bij wijze van
compromis te accepteren dat een opt out regeling in de richtlijn blijft staan. Voorwaarde
daarbij voor Nederland is dat aan de toepassing van de opt out strenge voorwaarden worden
verbonden. Nederland kan zich in dit verband vinden in de voorgestelde cap van 60 uur over
een periode van 7 dagen te berekenen als een gemiddelde over een periode van 3 maanden.
Nederland staat open voor oplossingen wanneer het niet mogelijk blijkt om het eens te
worden over het totaal van wijzigingsvoorstellen (aanwezigheidsdiensten en opt out).
Denkbaar is bijvoorbeeld dat de behandeling van het onderdeel aanwezigheidsdiensten met
voorrang wordt behandeld door het wijzigingsvoorstel te splitsen.
Toelichting
De arbeidstijdenrichtlijn bevat een aantal minimumvoorschriften met het oog op de
bescherming van de gezondheid en veiligheid van werknemers. Bepaald is onder meer dat
werknemers (gemiddeld) maximaal 48 uur per week mogen werken. In de richtlijn is echter
ook de mogelijkheid opgenomen om hiervan af te wijken wanneer de werknemer hiermee
instemt (opt out).
Sinds 2004 wordt gesproken over herziening van de richtlijn. Deze herziening is nodig na de
uitspraken van het Hof in de zaken Simap en Jaeger. Het Hof bepaalde hierin dat tijd die
rustend tijdens een aanwezigheidsdienst op de arbeidsplaats wordt doorgebracht arbeidstijd is.
Verder moet compenserende rusttijd onmiddellijk na een aanwezigheidsdienst worden
verleend.
De laatste vergadering in de Raad vond plaats in november 2006. Toen kon geen
overeenstemming worden bereikt over het afschaffen van de opt-out in de richtlijn.
Na het uitblijven van een politiek akkoord in 2006 heeft de Commissie vrijwel alle lidstaten
waaronder Nederland verzocht om informatie over de implementatie van de huidige
arbeidstijdenrichtlijn, in het bijzonder in relatie tot de uitspraken van het Hof in de arresten
---
Simap en Jaeger. De analyse van deze antwoorden, en dus de vraag of
inbreukprocedures tegen deze landen gestart zullen worden, is hangende.
Agendapunt: Uitzendrichtlijn
Agendapunt
Herzien voorstel voor een richtlijn betreffende de arbeidsvoorwaarden van uitzendkrachten
Aard van de bespreking
Politiek akkoord
Voorzitterschapsvoorstel
Het Portugese Voorzitterschap heeft de herziening van de uitzendrichtlijn geagendeerd voor
de Raad van december. Op het punt van de gelijke behandeling stelt het
Voorzitterschapsvoorstel dat uitzendkrachten gelijk moeten worden behandeld ten opzichte
van reguliere werknemers na afloop van een wachtperiode tussen de 0 en 6 weken. Verder
houdt het Voorzitterschap vast aan het artikel dat regelt dat beperkingen en verboden voor
toegang van uitzendbureaus tot de arbeidsmarkt worden weggenomen. Zoals aangegeven bij
het vorige agendapunt zal het voorzitterschap vermoedelijk proberen om de uitzendrichtlijn te
betrekken in haar poging om overeenstemming te bereiken over de arbeidstijdenrichtlijn.
Nederlandse opstelling
Nederland staat positief ten opzichte van een EU richtlijn over uitzendarbeid waarin gelijke
behandeling van uitzendkrachten wordt voorgeschreven. Nederland is daarbij voorstander van
een zo korte mogelijke wachttermijn met een afwijkingsmogelijkheid bij collectieve
arbeidsovereenkomst. Nederland is ook voorstander van het wegnemen van beperkingen en
verboden voor toegang van uitzendbureaus tot de arbeidsmarkten van de lidstaten. De richtlijn
kan leiden tot een verbetering van de kwaliteit van uitzendarbeid in de hele Europese Unie.
Dit kan positief uitwerken voor het gebruik van uitzendarbeid in de EU. Het kan daarmee ook
een bijdrage leveren aan een grotere flexibiliteit op de Europese arbeidsmarkt.
Toelichting
De richtlijn regelt de toegang van uitzendbureaus tot de arbeidsmarkt en de
arbeidsvoorwaarden van uitzendkrachten. Onder Nederlands Voorzitterschap (tweede helft
2004) is voor het laatst onderhandeld over de totstandkoming van een richtlijn uitzendarbeid.
De lidstaten bleken toen echter niet bereid te bewegen en de onderhandelingen liepen stuk op
een blokkerende minderheid. Belangrijkste punt van deze lidstaten was een voldoende lange
overgangsperiode voor toepassing van het beginsel van gelijk loon.
Op het punt van de gelijke behandeling stelt het Voorzitterschapsvoorstel dat uitzendkrachten
gelijk moeten worden behandeld ten opzichte van reguliere werknemers na afloop van een
wachtperiode tussen de 0 en 6 weken. Nederland is voorstander van een wachtperiode van 0
weken maar kan om overeenstemming te bereiken instemmen met een wachtperiode van 6
weken.
Uit de eerste besprekingen onder Portugees Voorzitterschap blijkt dat lidstaten positief zijn
over het initiatief van het Voorzitterschap. Een meerderheid van de lidstaten lijkt het
Voorzitterschapsvoorstel voor het artikel over gelijke behandeling van de uitzendkracht met
de vaste werknemer van de inlenende onderneming te steunen. Een blokkerende minderheid
wenst echter een langere wachttijd dan de voorgestelde 6 weken. Het is daarmee nog
onduidelijk of er tijdens de Raad overeenstemming kan worden bereikt. Het artikel over het
---
wegnemen van beperkingen en verboden kan rekenen op ruime steun van de lidstaten als
onderdeel van een compromis over de totale tekst.
Agendapunt Gezamenlijke uitgangspunten van Flexicurity
Agendapunt
Mededeling van de Commissie: naar gemeenschappelijke beginselen voor flexicurity, meer en
betere banen door flexibiliteit en zekerheid.
Aard van de bespreking
Instemming met de gezamenlijke opinie van het Werkgelegenheidscomité en het Sociale
beschermingscomité over de gemeenschappelijke beginselen voor flexicurity en de aanname
van Raadsconclusies
Commissievoorstel
Op 27 juni heeft de Commissie een mededeling over het onderwerp flexicurity gepresenteerd.
Met het oog op het bereiken van de Lissabondoelstellingen, acht de Commissie het van belang
dat Lidstaten geïntegreerde beleidsstrategieën ontwikkelen waarbij zowel
arbeidsmarktflexibiliteit als zekerheid voor werknemers wordt nagestreefd. Ter ondersteuning
van de lidstaten en als referentiekader bij de implementatie van flexicurity-beleid heeft de
Commissie een achttal gemeenschappelijke beginselen ontwikkeld. Naast deze beginselen
heeft de Commissie een viertal routes ontwikkeld die voor de lidstaten als referentiekader
dienen bij de ontwikkeling van eigen flexicurity-beleid.
Nederlandse opstelling
Nederland streeft ernaar de gemeenschappelijke beginselen zoals die in de gezamenlijke
opinie zijn opgenomen aan te nemen. De beginselen zijn open geformuleerd en bieden
lidstaten de ruimte om hun eigen beleidsstrategieën op het terrein van flexicurity te
ontwikkelen. Dit is in lijn met de verantwoordelijkheid van individuele lidstaten op dit punt.
Toelichting
Nadat de Raad op 5 december overeenstemming heeft bereikt over de gemeenschappelijke
beginselen zal de Europese Raad van eind 2007 de beginselen aannemen. De besprekingen in
het Werkgelegenheidscomité en het Sociale beschermingscomité hebben geleid tot
aanpassingen in de formulering van de beginselen. De strekking van de beginselen, zoals
hieronder beschreven, is in overeenstemming met het voorstel van de Commissie.
De gemeenschappelijke beginselen benadrukken de rol van flexicurity als een manier om de
implementatie van de Lissabonstrategie te versterken. Onder flexicurity wordt daarbij
verstaan de combinatie van flexibele en betrouwbare contractvormen, leven lang leren, actief
arbeidsmarktbeleid en een modern systeem van sociale bescherming.
Flexicurity houdt een balans in tussen de rechten en verantwoordelijkheden van alle
betrokken partijen. Het gaat niet over één type arbeidsmarkt of één beleidsstrategie.
Flexicurity beoogt arbeidsmarktsegmentatie tegen te gaan en kansen voor inactieven en
personen met slechte arbeidsmarktpositie te vergroten, prikkels voor deze groep te versterken
en hen beter te ondersteunen.
Flexicurity betekent dat zowel interne flexibiliteit (binnen ondernemingen) als externe
flexibiliteit (tussen ondernemingen) moeten worden gestimuleerd. Voldoende contractuele
flexibiliteit moet gepaard gaan met zekerheid bij overgangen van baan naar baan.
Flexicurity ondersteunt de gelijkheid van mannen en vrouwen.
---
Flexicurity vereist verder vertrouwen tussen overheid en sociale partners, waarbij beide bereid
zijn de verantwoordelijkheid voor verandering te dragen en evenwichtig beleid te maken.
Hoewel de overheid heeft eindverantwoordelijk is, is de betrokkenheid van sociale partners
bij ontwerp en uitvoering van flexicurity-beleid door sociale dialoog en collectieve
onderhandelingen van cruciaal belang.
Flexicurity-beleid moet ten slotte in overeenstemming zijn met een gezond en op langere
termijn houdbaar begrotingsbeleid.
Agendapunt: Lissabon strategie
De Europese Werkgelegenheidsstrategie in de context van de Lissabonstrategie
Aard van de bespreking
Instemming met de opinie van het Werkgelegenheidscomité en de concept Raadsconclusies
over de Europese Werkgelegenheidsstrategie in de context van de Lissabonstrategie.
Voorzitterschapsvoorstel
Het voorzitterschap heeft voorgesteld Raadsconclusies aan te nemen over de
Werkgelegenheidstrategie. De Raadsconclusies lopen vooruit op de voorstellen van de
Commissie voor een nieuw richtsnoerenpakket die in december verschijnen en bevatten
daarom geen beleidswijzigingen.
Opinie Werkgelegenheidscomité
De opinie blikt kort terug op 10 jaar werkgelegenheidsstrategie en concludeert vervolgens dat
de instrumenten om de EWS te implementeren adequaat zijn. De inhoud van de huidige
richtsnoeren blijft relevant. Aangezien sommige resultaten nog niet binnen handbereik liggen,
is er ruimte voor verbetering. Dit moet hoofdzakelijk gezocht worden in het verbeteren van
implementatie en de samenhang tussen de verschillende beleidsterreinen binnen de
Lissabonstrategie.
Nederlandse opstelling
Nederland kan instemmen met de concept- Raadsconclusies en opinie van het
Werkgelegenheidscomité.
Toelichting
De conclusies en de EMCO-opinie bevatten geen beleidswijzigingen. Van veel thema's die nu
al onderdeel zijn de werkgelegenheidsrichtsnoeren wordt het belang opnieuw bevestigd. Het
gaat dan bijvoorbeeld om de gelijke kansen voor mannen en vrouwen, de combinatie van
arbeid en zorg, goede arbeidsomstandigheden en een levensloopbenadering bij de bevordering
van participatie en de overgangen tussen scholing en werk, de participatie van jongeren en
migratie.
Verder zijn in de conclusies thema's genoemd die als prioriteit worden gezien in het kader van
de werkgelegenheids-richtsnoeren: flexicurity, actieve integratie, ouderenparticipatie,
aansluiting tussen scholing en arbeidsmarktbehoeften en het belang van menselijk kapitaal.
Verder wordt het belang van een goede implementatie van de beleidsvoornemens in de
richtsnoeren benadrukt.
---
Agendapunt: Sociale diensten van algemeen belang
Mededeling Diensten van Algemeen
Aard van de bespreking: beleidsdebat
Eurocommissaris Spidla kondigde in maart 2007 aan in het najaar van 2007 een strategische
Mededeling over sociale diensten van algemeen belang (SDAB) te presenteren. Onlangs is
besloten hiervan af te zien en SDAB in te passen in de op 20 november 2007 gepresenteerde
Mededeling over diensten van algemeen belang.
Commissievoorstel
In Europa is al geruime tijd een debat gaande over de vraag of onduidelijkheden en
knelpunten in de relatie tussen, enerzijds, `diensten van algemeen belang' (DAB/DAEB) en -
meer specifiek - `sociale diensten van algemeen belang' (SDAB) en, anderzijds, de EU-
interne markt- en concurrentieregelgeving verholpen moeten worden door de introductie van
EU-regelgeving. De aanvankelijk positieve gezindheid van de Europese Commissie ten
aanzien van regelgeving voor SDAB is in de loop van 2007 omgeslagen. Dit als gevolg van
de gebleken opstelling van de EU-lidstaten (in consultatieprocessen), adviezen van
onafhankelijke juridische deskundigen, alsmede relevante andere diensten binnen de Europese
Commissie (DG-Interne Markt en DG-Concurrentie). De Mededeling over `diensten van
algemeen belang' dicht een belangrijke rol toe aan het Protocol bij het EU-
Herzieningsverdrag als basis voor verdere beleidsontwikkeling. De Mededeling bevat geen
voorstellen voor nadere EU-regelgeving. Voor SDAB wordt gekoerst op een meer
systematische versterking van de kwaliteit van deze diensten. Er is onder meer een uitbreiding
van het OMC-proces voor sociale bescherming en sociale inclusie voorzien op enkele voor
SDAB relevante aspecten.
Nederlandse opstelling
De in de recente Mededeling over `diensten van algemeen belang' uitgezette beleidslijnen
sporen in belangrijke mate met de opvattingen die Nederland in de afgelopen jaren naar voren
heeft gebracht. De keuze van de Commissie om af te zien van EU-regelgeving voor de SDAB
wordt door Nederland positief gewaardeerd. Nederland zal in het kader van een
consultatieproces, in het verlengde van de in oktober 2007 verschenen Commissie-
Mededeling over `Modernisering van sociale bescherming en stimuleren van actieve inclusie',
een standpunt bepalen over het voorstel om het betreffende OMC-proces uit te breiden met
voor SDAB relevante aspecten. Dit consultatieproces loopt tot 28 februari 2008.
Toelichting
Uit onderzoek blijkt dat SDAB's overal in Europa een moderniseringsproces doormaken, om
beter antwoord te kunnen geven op nieuwe uitdagingen (zoals: veranderende wensen van
burgers en het effect van de vergrijzing) en het hoofd te bieden aan financiële beperkingen.
Dit leidt tot ingrijpende veranderingen in de manier waarop deze diensten georganiseerd en
gefinancierd worden, het ontstaan van nieuwe terreinen voor actie, `outsourcing' van diensten
die vroeger rechtstreeks door publieke overheden aangeboden werden, introductie van
marktmechanismen en een toenemende afwenteling van bevoegdheden naar lagere
bestuurlijke niveau's. Het gecombineerd effect van deze bewegingen is dat een groeiend
aantal activiteiten van SDAB's tegenwoordig onder de reikwijdte van EU-interne markt- en
concurrentie-regels valt. Dit heeft tot veel praktische vragen aanleiding gegeven. Uit
onderzoek blijkt dat in Europa de sociale sector en haar vertegenwoordigers in de praktijk
moeite hebben om de EU-regels - in het bijzonder die met betrekking tot staatssteun en
---
openbare aanbesteding - goed te begrijpen en toe te passen. Vooral in de sociale sector lijken
instanties minder goed op de hoogte van de mogelijke uitzonderingen op het algemene EU-
recht. Misverstanden en verkeerde toepassingen van het EU-recht zijn het gevolg. De
oplossingen hiervoor moeten gezocht worden in verhelderingen van en nadere toelichtingen
op het EU-recht, alsmede in uitwisseling van goede ervaringen tussen lidstaten enerzijds en
tussen SDAB's onderling anderzijds.
Agendapunt: Coördinatie Sociale zekerheid
Toelichting ad 8 en ad 9
De sociale zekerheidspositie van migrerende werknemers binnen de EU wordt geregeld door
twee verordeningen, waarvan één de inhoudelijke bepalingen bevat (de basisverordening) en
de andere de uitvoeringsbepalingen hiervan (de uitvoeringsverordening). Deze verordeningen
zijn nodig voor de grensoverschrijdende coördinatie van de sociale zekerheidswetgeving. In
1998 is de Commissie een groot project gestart om beide verordeningen te moderniseren en te
vereenvoudigen. Het voorstel van de uitvoeringsverordening (ad 8) heeft betrekking op de
vereenvoudiging en verbetering van de uitvoeringsprocedures, in verband met de
inwerkingtreding van de nieuwe (basis-) Verordening (EG) 883/2004. Deze inhoudelijke
verordening wordt pas toepasbaar wanneer een nieuwe uitvoeringsverordening is vastgesteld.
Agendapunt 8: Voorstel voor een verordening van EP en Raad tot vaststelling van de
Wijze van toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende
de coördinatie van de sociale zekerheidstelsels
Titel III: Speciale bepalingen
Hoofdstuk V: Werkloosheidsuitkeringen (artikelen 54 - 56)
Hoofdstuk VI: Gezinsbijslagen (artikelen 57 60)
Aard van de bespreking: Gedeeltelijke algemene oriëntatie (openbare beraadslaging)
De rechtsbasis van het voorstel wordt gevormd door de artikelen 42 en
308 EG (maatregelen op het gebied van sociale zekerheid en onvoorziene gevallen). De Raad
besluit met eenparigheid van stemmen, co-decisie EP.
Commissievoorstel
De uitvoeringsverordening volgt de indeling van de basisverordening en bestaat uit vijf titels
met bepalingen. Op 31 januari 2006 heeft de Commissie een voorstel gedaan voor de
vereenvoudigde en gemoderniseerde uitvoeringsverordening. Onder leiding van
opeenvolgende voorzitterschappen is daar per onderdeel over onderhandeld. Onder
Oostenrijks voorzitterschap zijn de eerste twee Titels vastgesteld, onder Duits voorzitterschap
een deel van Titel III. Het Portugese Voorzitterschap behandelt een volgend deel van deze
Titel, namelijk werkloosheidsuitkeringen en gezinsbijslagen, maar legt de tekst nu enkel voor
ter bespreking, niet ter besluitvorming. De tekst kan pas definitief worden vastgesteld
wanneer de onderhandelingen over het volledige voorstel van vijf titels zijn afgerond. De
verwachting is dat dit niet voor eind 2007 het geval zal zijn. Daarna moet het EP een oordeel
over de tekst uitspreken. Dit betekent dat de nieuwe verordeningen niet voor 1 januari 2009
toepasbaar zullen worden.
---
Nederlandse opstelling
Hoofdstuk V: Werkloosheidsuitkeringen
Er is consensus bereikt over de gelijke behandeling van grensarbeiders en niet-grensarbeiders.
Uw Kamer is daar op uw verzoek eerder over geïnformeerd middels een schrijven d.d. 19
oktober 2007, kenmerk IZ/EA/2007/33570. Grensarbeiders reizen minimaal één keer per
week van hun woonadres in de ene lidstaat naar hun werkadres in een andere lidstaat, niet-
grensarbeiders doen dit minder dan een keer per week. Overeengekomen is dat beide
categorieën een uitkering krijgen gebaseerd op de laatste verdiensten in het werkland.
Daarnaast heeft Nederland ingezet op een zo effectief mogelijke controle van WW-
gerechtigden die gebruik maken van hun recht op vrij verkeer. Het is belangrijk dat deze
personen zich ook buiten Nederland voldoende inspannen om betaald werk te verwerven en
dat het UWV systematisch geïnformeerd wordt over hun situatie door de autoriteiten van het
land waar zij zich bevinden. Nederland hecht aan een nauwe samenwerking tussen lidstaten
op het terrein van activering en is daarom tevreden over de totstandkoming van een nieuwe
bepaling die lidstaten de mogelijkheid biedt om nadere afspraken te maken over de activering
van WW-gerechtigden die zich naar een andere lidstaat begeven
Hoofdstuk VI Gezinsbijslagen
Het hoofdstuk gezinsbijslagen bevat hoofdzakelijk procedurele bepalingen. Op het moment
van schrijven zijn de besprekingen over de berekeningswijze van gezinsbijslagen bij
samenloop van rechten in verschillende lidstaten, nog niet afgerond.
Agendapunt 9: Voorstel voor een verordening van EP en Raad tot wijziging van
Verordening (EG) nr 883/04 betreffende de coördinatie van de sociale
zekerheidsstelsels
Delen van het voorstel ter vaststelling van de inhoud van Bijlage XI,
horend bij Titel III, hoofdstuk V en VI
Aard van de bespreking: Gedeeltelijke algemene oriëntatie (openbare beraadslaging)
De rechtsbasis van het voorstel wordt gevormd door de artikelen 42 en
308 EG (maatregelen op het gebied van sociale zekerheid en onvoorziene gevallen). De Raad
besluit met eenparigheid van stemmen, co-decisie EP.
Nederlandse opstelling
Nederland kan instemmen.
Bijlage XI bij Verordening (EG) 883/2004
Op Bijlage XI bij de nieuwe basisverordening nr. 883/2004 worden de bijzonderheden
ingeschreven terzake van de nationale wetgeving die nodig zijn voor een goede coördinatie
tussen de verschillende sociale zekerheidsstelsels in Europa. Bijlage XI heeft dezelfde functie
als de Bijlage VI bij de huidige verordening (EEG) nr. 1408/71. De hoofdstukken van Bijlage
XI worden parallel besproken aan de hoofdstukken van de uitvoeringsverordening. Onder het
Portugese Voorzitterschap waren dit dus de hoofdstukken werkloosheid en gezinsbijslagen.
Nederland heeft geen inschrijvingen nodig voor de coördinatie van deze hoofdstukken.
---
Agendapunt: Pensioenrichtlijn
Richtlijn voorstel "verbetering arbeidsmobiliteit via verbetering van de verwerving en het
behoud van aanvullende pensioenrechten" (de pensioenrichtlijn, voorheen de portability-
richtlijn)
Aard van de bespreking
Politiek akkoord
Voorzitterschapsvoorstel
Op 9 oktober jl. heeft de Commissie een herzien voorstel gedaan voor een pensioenrichtlijn.
Hierin zijn de amendementen van het EP en de besprekingen in de Raad tot nu (met inbegrip
van de door Nederland geuite bezwaren) meegenomen.
De inhoud stemt in grote lijnen overeen met de wensen van Nederland. De overdraagbaarheid
van de pensioenen is komen te vervallen, de reikwijdte van de richtlijn is verbreed, doordat
het aantal uitzonderingsbepalingen sterk beperkt is, en ook de behandeling van slapersrechten
is conform onze wensen eenduidiger geregeld. De tijd die een werknemer moet deelnemen
voordat hij pensioenaanspraken heeft opgebouwd (verwervingsperiode) is maximaal één jaar
voor werknemers ouder dan 25 jaar en vijf jaar voor werknemers jonger dan 25 jaar. De
Commissie stelt een wachtperiode (voordat een werknemer kan deelnemen aan een
pensioenregeling) van maximaal één jaar voor.
Een richtlijn van deze strekking zou het voor de Europese werknemers makkelijker kunnen
maken elders in Europa te werken, omdat men dan in principe in geval van aanwezigheid van
een aanvullende pensioenregeling overal) binnen redelijke termijnen pensioen zou kunnen
opbouwen, zonder dat de elders opgebouwde aanspraken worden aangetast. Thans wordt in de
raadswerkgroep sociale vraagstukken over het voorstel onderhandeld.
Nederlandse opstelling
Nederland staat in principe positief ten opzichte van het herziene voorstel, omdat daarin wordt
tegemoet gekomen aan de Nederlandse wensen en het de mobiliteit bevordert. Er liggen
echter ook nog een aantal probleempunten (zie hieronder), die nog niet uitonderhandeld zijn.
Dit betekent dat Nederland pas in een eindstadium tot een definitieve positiebepaling kan
komen, in het licht van de werkingssfeer en het ambitieniveau van de richtlijn. Ondertussen
blijft de Nederlandse inzet te bevorderen dat het herziene voorstel zoveel mogelijk overeind
blijft.
Toelichting
Een aantal problemen resteert:
- Het gewijzigd Commissievoorstel bevat geen recht op communautaire
waardeoverdracht meer. Wel laat het nieuwe voorstel, op aangeven van het Europees
Parlement, de ruimte om in de toekomst alsnog met voorstellen over waardeoverdracht
te komen. Al eerder is meegedeeld dat de regering dit - mede in het licht van de
opvattingen van de Kamer hieromtrent ongewenst acht
- Er wordt een omzettingstermijn van twee jaar plus een overgangstermijn voor van vijf
jaar voorgesteld waardoor het lang (zeven jaar) zou kunnen duren voordat de richtlijn
effect zou hebben.
- Enkele lidstaten willen individuele pensioenvoorzieningen zo veel mogelijk buiten de
werkingssfeer van deze richtlijn houden, ook als de werkgever wel meebetaalt aan een
---
dergelijk individueel contract. Om aan de wensen van die lidstaten tegemoet te komen
wordt thans onderhandeld over een afbakening tussen tweede en derde pijler.
- Enkele landen (waaronder Duitsland) hebben grote moeite met het voorstel in zijn
huidige vorm, met name op het punt van de (nu korte) verwervingsperioden. Deze
staan haaks op de structuur van "loyaliteits"pensioensystemen, waarin een
pensioenregeling een beloning is voor trouwe dienst. Verwacht wordt dat deze landen
een uitzondering van de korte verwervingsperioden zullen eisen voor deze
pensioensystemen. Hierdoor zouden dan voor langere tijd binnen Europa verschillende
eisen voor pensioenstelsels gelden.
Agendapunt Sociale inclusie
Raadsconclusies over bescherming en ondersteuning in de context van actieve integratie
Aard van de bespreking
Instemming met de Raadsconclusies
Voorzitterschapsvoorstel
Het Voorzitterschap heeft voorgesteld Raadsconclusies aan te nemen over de mededeling van
de Europese Commissie "sociale bescherming moderniseren voor meer sociale
rechtvaardigheid en economische samenhang: werk maken van de actieve integratie van de
mensen die het verst van de arbeidsmarkt af staan". De Raadsconclusies lopen vooruit op
raadpleging waarvan deze mededeling het startpunt is. De Raadsconclusies roepen de
lidstaten op actief mee te werken aan de tweede fase van de raadpleging. Verder benadrukken
de conclusies het belang van sociale inclusie als een doel in zichzelf en als bijdrage aan het
bereiken van de Lissabondoelstellingen.
Nederlandse opstelling
Nederland steunt de aandacht voor actieve integratie op EU-niveau. Nederland gaat akkoord
met de raadsconclusies. Nederland zal in het kader van de raadpleging een standpunt bepalen
over het voorstel om de open coördinatiemethode op het gebied van sociale bescherming en
sociale inclusie te versterken met algemene beginselen. Zoals aangegeven bij agendapunt 7
betreft dit ook voor sociale diensten van algemeen belang relevante aspecten.
Toelichting
Op 24 oktober heeft de Europese Commissie de mededeling over "de sociale bescherming
moderniseren voor meer sociale rechtvaardigheid en economische samenhang: werk maken
van de actieve integratie van de mensen die het verst van de arbeidsmarkt af staan"
gepresenteerd. De mededeling is opgesteld aan de hand van resultaten van een raadpleging in
het voorjaar van 2006. De raadpleging uit voorjaar 2006 ging over de behoefte van
maatregelen op EU-niveau ter bevordering van de actieve integratie van mensen die het verst
van de arbeidsmarkt afstaan. Uit de reacties op de raadpleging bleek dat bindende EU-
voorschriften wegens de uiteenlopende situaties in de EU niet geschikt werden geacht. In de
mededeling doet de Commissie daarom de suggestie om met gemeenschappelijke beginselen
op EU-niveau te werken. De beginselen zouden betrekking moeten hebben op de drie
terreinen die onder actieve integratie worden geschaard: (i) toereikende
inkomensondersteuning om sociale uitsluiting te voorkomen (ii) een inclusieve arbeidsmarkt
en (iii) betere de toegang tot diensten van goede kwaliteit.
---
De beginselen dienen om de open coördinatiemethode op het gebied van sociale bescherming
en sociale inclusie te versterken. Dit laat de verantwoordelijkheid van lidstaten intact. De
huidige mededeling is het startpunt van een tweede fase van openbare raadpleging over deze
voornemens van de Commissie. De raadpleging loopt tot 28 februari 2008.
Agendapunt: Beijng indicatoren voor vrouwen en armoede
Indicatoren vrouwen en armoede in het kader van Beijing Platform for Action
Aard van de bespreking
Instemming met de Raadsconclusies
Het gaat om een akkoord inzake concept indicatoren in het kader van Beijing Platform for
Action
Voorzitterschapsvoorstel
Het Beijing Platform for Action is aangenomen in New York tijdens de VN conferentie over
vrouwen in 1995 met als doel gelijkheid, ontwikkeling en vrede voor vrouwen te bevorderen.
Sinds 1999 ontwikkelen de EU-lidstaten kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren op een van
de 12 terreinen van het Beijing Platform for Action, om voortgang binnen de EU op deze
twaalf terreinen beter te kunnen monitoren. Het Portugese Voorzitterschap heeft indicatoren
op het terrein van vrouwen en armoede ontwikkeld.
Nederlandse opstelling
Nederland kan instemmen met de indicatoren.
Toelichting
Het Portugese voorzitterschap heeft de volgende indicatoren ontwikkeld op het gebied van
vrouwen en armoede:
1. armoederisico gedifferentieerd naar leeftijd en geslacht
2. armoederisico gedifferentieerd door type huishouding en geslacht, inclusief alleenstaande
ouders met kinderen.
3. inactiviteit gedifferentieerd naar leeftijd en geslacht
a. aandeel van vrouwen en mannen die inactief zijn gedifferentieerd naar leeftijd
b. aandeel van inactieve vrouwen en mannen op de arbeidsmarkt en geen werk zoeken
vanwege zorgtaken
Agendapunt: Follow-up van het Europees jaar voor gelijke kansen voor allen (2007)
Follow up van het Europees Jaar van gelijke kansen voor iedereen (2007)
10
Aard van de bespreking
Aanname van de resolutie
Voorzitterschapsvoorstel
De Resolutie betreft de follow up van het Europees Jaar van gelijke kansen voor iedereen
2007. De Raad nodigt lidstaten en Europese Commissie uit om te zorgen voor (onder meer)
volledige en effectieve implementatie en evaluatie van de bestaande gelijke
behandelingswetgeving en informatievoorziening en bewustwording over deze wetgeving te
bevorderen. Ook maatschappelijke organisaties en sociale partners worden opgeroepen om
actief te participeren in de ontwikkeling en promotie van gelijke behandelings- en
diversiteitsbeleid.
Nederlandse opstelling
Nederland kan instemmen met de resolutie.
Toelichting
Doel van het Europees Jaar van gelijke kansen voor iedereen was het grote publiek attent te
maken op de voordelen van een rechtvaardige samenleving waarin mensen solidair met elkaar
zijn.
De volledige implementatie in de praktijk van het huidige stelsel van gelijke
behandelingswetgeving door middel van het bevorderen van bekendheid en vergroten van
bewustwording heeft prioriteit. Het bestrijden van discriminatie is een belangrijk element in
de ontwikkeling van een meer concurrerende en dynamische economie en samenleving. Door
discriminatie tegen te gaan wordt voorkomen dat groepen in de samenleving worden
uitgesloten van werk, opleiding of andere ontplooiingsmogelijkheden.
`Gelijke kansen hebben' betekent echter meer dan alleen niet gediscrimineerd worden. Het
bevorderen van arbeidsparticipatie en het recht op veilig werk en toegang tot werk hoort daar
bij.
Agendapunt: Evenwichtige rollen van mannen en vrouwen voor werk, groei en sociale
cohesie.
Aard van de bespreking
Instemming met
de Raadsconclusies
Voorzitterschapsvoorstel
Het gaat om - in dialoog met de sociale partners - evaluatie van het huidige stelsel van
verlofregelingen gericht op de ondersteuning van de combinatie van arbeid en zorg (vooral
die voor kinderen). De belangrijkste regelingen zijn: zwangerschaps- en bevallingsverlof,
kraamverlof en ouderschapsverlof.
Nederlandse opstelling
Akkoord.
---
Toelichting
Het Voorzitterschap heeft een aantal voornemens gepresenteerd om in het kader van bredere
Europese doelstellingen, waaronder de Lissabon-strategie, de bestaande Europese
maatregelen en initiatieven op het vlak van de combinatie van arbeid en zorg te evalueren.
Daarbij gaat het met name om een evaluatie van de bestaande Europese richtlijn waarvan het
Nederlandse ouderschapsverlof de uitwerking is, en een onderzoek naar de eventuele
wenselijkheid van de introductie van een vaderschapverlof en naar de positie van
zelfstandigen.
Bij de positiebepaling is het voor het kabinet van belang dat in dit Voorzitterschapsvoorstel
sprake is van een evaluatie waarbij het aspect van de arbeidsparticipatie een expliciete
toetssteen is en dat hierbij de sociale partners worden betrokken.
In dit verband is relevant dat het kabinet momenteel wetgeving in voorbereiding heeft om
vanaf 1 juli 2008 zelfstandigen in aanmerking te laten komen voor een - publiek gefinancierde
- zwangerschaps- en bevallingsuitkering en, zoals vermeld in de begroting 2008, het
voornemen heeft om per 1 januari 2009 het ouderschapsverlof uit te breiden van de huidige 13
naar 26 weken.
12
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid