Beantwoording vragen lid Pechtold over Nederlands-Libische relaties
04-12-2007 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken
Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Pechtold over Nederlands-Libische relaties. Deze vragen werden ingezonden op 23 november 2007 met kenmerk 2070805350.
De minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
Antwoorden van de heer Verhagen, minister van Buitenlandse Zaken, op vragen van het lid Pechtold (D66) over Nederlands-Libische relaties.
Vraag 1
Klopt het bericht dat Nederland de Palestijnse arts in opleiding die is vrijgelaten uit de gevangenis in Libië, heeft afgeraden een aanklacht tegen Libië bij de Verenigde Naties in te dienen? Zo ja, waarom heeft u dit afgeraden?1
Antwoord
Nee, de Bulgaars-Palestijnse arts in opleiding, die Libië op 24 juli 2007 heeft kunnen verlaten en aan wie de Bulgaarse president vervolgens gratie heeft verleend, is door Nederland niet afgeraden een klacht tegen Libië in te dienen.
Tijdens een gesprek met onder andere de arts en diens raadsvrouwe op het ministerie van Buitenlandse Zaken op 8 augustus 2007 is de kwestie van een eventuele klacht kort aan de orde gekomen. Daarbij is aangeboden over een eventuele klachtprocedure bij de VN bij een andere gelegenheid nader van gedachten te wisselen met deskundigen van mijn ministerie. Van dit aanbod is tot op heden geen gebruik gemaakt.
1: de Volkskrant, 22 november 2007.
Ministerie van Buitenlandse Zaken