1. Minder jongeren zonder diploma van school
Nog altijd gaan teveel jongeren in de stad Utrecht en omgeving van school zonder minimaal een MBO-2 diploma. In 2005/2006 gingen nog ongeveer 2500 jongen zonder minimaal een MBO-2 diploma van school. In 2011 moeten dat er maximaal 1500 zijn. Daarom sluiten gemeentes, ROC Midden-Nederland en ROC ASA Utrecht een convenant met het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Dit convenant versterkt de samenwerking tussen gemeentes en scholen in de regio. Hiervoor stelt het Rijk in totaal ¤ 9 miljoen bescchikbaar. ¤ 5,5 miljoen gaat direct naar de ROC's, ¤¤ 3,5 miljoen komt via de gemeentes beschikbaar. Dit geld wordt onder meer besteed aan een betere aanpak van verzuim op ROC's, meer begeleiding van leerlingen, meer aandacht voor beroepenoriëntatie en meer mogelijkheden om een leerbaan te vinden.
Meer informatie: Sylvia Borgman, 030 - 286 10 55
2. Nieuwe op- en afstapplaats voor rondvaart in Veilinghaven Er komt een nieuwe op- en afstapplaats voor rondvaartboten in de Veilinghaven. Dat heeft het college vandaag besloten. Met deze afstapplaats kunnen bezoekers in de haven historische vaartuigen bezichtigen, zoals bijvoorbeeld het statenjacht. Met de opstapplaats is er een nieuwe locatie om een rondvaart over Utrechts water te beginnen. Al in januari had het college besloten om tien extra open rondvaartboten toe te laten in de Utrechtse wateren. Er zijn al speciale voorzieningen getroffen om bij een aantal musea aan te kunnen leggen.
Meer informatie: Erlijn Mulder, 030 - 286 1148
3. Geen wijkservicecentrum aan de Alexander Numankade Wijkservicecentrum Oost Noordoost komt niet aan de Alexander Numankade. Dat heeft het college vandaag besloten. In juli 2007 is besloten om de bibliotheek Noordoost niet te verplaatsen van het Ingenhouszplantsoen naar de Alexander Numankade. Hierdoor valt een belangrijke partner voor het toekomstige wijkservicecentrum weg. De locatie Alexander Numankade is hiermee niet meer aantrekkelijk voor het toekomstige wijkservicecentrum Oost - Noordoost. Het wijkbureau Oost - Noordoost werrkt verschillende varianten uit voor toekomstige huisvesting van het wijkservicecentrum. Advies hierover volgt in de eerste helft van 2008.
Meer informatie: Erlijn Mulder, 030 - 286 1148
4. Adhoc adviescommissie cultuurconvenant 2009 - 2012 ingesteld Om te beoordelen of meerjarige subsidieverzoeken voor het nieuwe cultuurconvenant voldoende kwaliteit hebben en passen binnen het Utrechts kunstbestel 2009-2012, hebben de gemeente en provincie Utrecht een ad hoc adviescommissie cultuurconvenant ingesteld. Beide overheden vinden het belangrijk nauw samen te blijven werken om het cultuurklimaat van Utrecht verder te verbeteren. Ook is het van belang samen te werken in onderhandelingen met rijksoverheid en landelijke fondsen voor cultuur. De leden van de adviescommissie zijn betrokken bij Utrecht en deskundig in één of meerdere kunstdisciplines. Ook hebben zij ervaring met adviesorganen en kennis van het kunstbeleid. Er is gekozen voor twee werkgroepen, een voor de podiumsector en een voor film en beeldende kunst. Voorzitter van de commissie wordt oud-commissaris van de koningin in Utrecht, de heer Boele Staal. Voor de samenstelling van de commissie en de voorwaarden voor aanvragen zie
Meer informatie: Anita van Wijnbergen: 030 - 286 1044
5. Tijdelijk P+R terrein bij het Muziekcentrum Leidsche Rijn per september 2008 De gemeente legt een extra parkeerterrein bij het nieuwe Muziekcentrum Leidsche Rijn aan om hier P+R voor 200 auto's mogelijk te maken. Het terrein leent zich uitstekend voor een tijdelijke P+R functie, omdat de locatie goed bereikbaar is vanaf de snelweg en met bussen via de (Verlengde) Vleutenseweg. De OV-verbinding ( 8 à 12 maal per uur) met de stad is goed en frequent. Een P+R terrein in Utrecht West kan een positieve bijdrage leveren aan de ontlasting van de Majellaknoop, door het vroeg afvangen van binnenstadgeoriënteerd autoverkeer.
Daarnaast wil de gemeente het parkeerterrein van het tijdelijke muziekcentrum, dat met name bij uitvoeringen 's-avonds gevuld zal zijn, overdag gebruiken als opstapplaats voor touringbussen die nu op het Jaarbeursplein halteren.
Voor een tijdelijk P+R-terrein moet geïnvesteerd worden in asfaltering, parkeerapparatuur, beveiligingscamera's en bebording op aan- en afvoerroutes (inclusief rijkswegen). Voor de touringbussen moet een goed intern verkeerscirculatiesysteem op het parkeerterrein worden ontworpen. De totale kosten voor P+R en touringcarstandplaats worden geraamd op maximaal ¤ 900..000. Het is de bedoeling om in september 2008 zowel het P+R terrein als de opstapplaats voor touringbussen in gebruik te nemen.
Een tijdelijk P+R terrein Muziekcentrum Leidsche Rijn is een goede tussenoplossing tot aan de tijd dat het P+R terrein Lage Weide definitief wordt aangelegd. De realisatie van dit terrein laat op zich wachten door onzekerheid over de aanleg van de Randstadspoorhalte, die naast het terrein komt te liggen. Door deze halte zou het P+R terrein Lage Weide goed ontsloten worden. Omdat de NS deze halte vooralsnog niet in de dienstregeling heeft opgenomen en er (nog) geen goed alternatief is voor de ontsluiting van de locatie, is de ontwikkeling van P+R Lage Weide voorlopig uitgesteld tot zeker na 2011.
Meer informatie: Gerard Derksen, 030- 286 1168
6. Uitbreiding autodate-parkeerplaatsen
Het college heeft besloten in te stemmen met een forse uitbreiding van het aantal autodate-parkeerplaatsen in betaald en niet-betaald parkeergebied. Met dit besluit wordt uitvoering gegeven aan de maatregel uit het actieplan Luchtkwaliteit om autodelen te stimuleren. Met de uitbreiding met circa 180 autodate-parkeerplaatsen komt b en w ook tegemoet aan de groeiwens van de autodate-organisaties. In tegenstelling tot de huidige beleidsregels worden autodate-parkeerplaatsen ook in de binnenstad en in gebieden met een hoge(re) parkeerdruk aangelegd.
Het stimuleren van autodate past binnen het beleid om de automobiliteit terug te dringen en zo de bereikbaarheid en de luchtkwaliteit te verbeteren. Uit onderzoek blijkt dat iedere deelauto ruim drie eigen auto's vervangt , het aantal gereden kilometers vermindert (circa 70% minder gebruik dan bij een eigen auto), de CO2-uitstoot en de parkeerdruk vermindert. Daarnaast wordt een autodate-auto effectiever gebruikt: een eigen auto staat gemiddeld 22 tot 23 uur per dag stil, een autodate-auto wordt gemiddeld 4,5 uur per dag door verschillende mensen gebruikt. Juist in gebieden met een hoge(re) parkeerdruk en wachtlijsten voor een parkeervergunning kan autodate een aantrekkelijk alternatief vormen voor het bezit van een eigen auto.
De uitbreiding van de autodate-parkeerplaatsen vindt in overleg met de autodate-organisaties plaats. De organisaties geven de locaties aan waar hun voorkeur naar uitgaat. Deze locaties worden vervolgens getoetst aan de (deels nieuwe) beleidsregels voor autodate. Met de organisaties worden afspraken gemaakt over het gebruik van de autodate-auto, zodat voorkomen wordt dat een autodate-auto te weinig wordt gebruikt en als gevolg daarvan het draagvlak onder omwonenden afneemt.
Omwonenden worden middels een wijkbericht op de hoogte gebracht van het voornemen een autodate-parkeerplaats aan te leggen in hun straat en/of parkeerrayon. Bewoners kunnen hierop hun zienswijze kenbaar maken.
Meer informatie: Gerard Derksen, 030- 286 1168
7. Aanpassing procedure invoering betaald parkeren Op 20 november heeft het college van de aangepaste 'Procedure invoering betaald parkeren' definitief vastgesteld. De gemeente kan nu actiever reageren op situaties in buurten met een hoge parkeerdruk. Met de aangepaste procedure kan het college ook zelf - op basis van een geconstateerde parkeerdruk van minimaal 80% - tot een draagvlakonderzoek besluiten. Tot nu toe wordt tot een draagvlakonderzoek besloten als tenminste 20 bewoners in een buurt daarom gevraagd hebben. Ook na aanpassing van de procedure blijven bewoners het laatste woord houden over de invoering van betaald parkeren in hun buurt.
Actiever en sneller reageren op parkeeroverlast
Het collegeprogramma is aanleiding om de procedure tot invoering van betaald parkeren aan te passen en b en w meer actieve sturingsmogelijkheden te geven. Zoals bekend leidt de invoering van betaald parkeren in een gebied in veel gevallen tot een gedeeltelijke verschuiving van de parkeerdruk naar aangrenzende gebieden waar gratis geparkeerd kan worden. Ook in andere steden waar betaald parkeren wordt ingevoerd treedt dit verschijnsel op. Helaas is het niet gelukt een invoeringsmethodiek te bedenken waarbij dit wordt tegengegaan. Doordat het college de mogelijkheid krijgt om op basis van een hoge parkeerdruk te besluiten tot een draagvlakonderzoek, kan de gemeente wel beter anticiperen en reageren op de verspreiding van parkeeroverlast in buurten.
Meer informatie: Gerard Derksen, 030- 286 1168