Ministerie van Buitenlandse Zaken

Beantwoording vragen lid Van Bommel over bewijzen van martelingen in geheime CIA-gevangenissen

04-12-2007 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken

Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Van Bommel over bewijzen van martelingen in geheime CIA-gevangenissen. Deze vragen werden ingezonden op 21 november 2007 met kenmerk 2070805140.

De minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen

Antwoorden van de heer Verhagen, minister van Buitenlandse Zaken op vragen van het lid Van Bommel (SP) over over bewijzen van martelingen in geheime CIA-gevangenissen.

Vraag 1
Hebt u kennisgenomen van het bericht dat de CIA in een telegram op 5 februari 2004 toegegeven heeft de van terrorisme verdachte Ibn al Sheikh al-libi te hebben gemarteld of laten martelen? 1)

Vraag 2
Is het waar dat de CIA het verhoor van gevangenen heeft 'uitbesteed' in Egypte waar Ibn al Sheikh al-Libi 17 uur lang in een kist is gestopt van ongeveer 50 bij 50 cm en dat hij vervolgens een kwartier lang is geslagen? Deelt u in dat geval de mening dat het onaanvaardbaar is dat dit is gebeurd? Indien neen, waarom niet?

Antwoord
Ik heb kennis genomen van de berichtgeving van de journalist Steve Grey over een door hem samengestelde rapportage voor het Amerikaanse televisienetwerk PBS. Zijn berichtgeving is grotendeels gebaseerd op een rapport van de Amerikaanse Senaat uit september 2006 (`Postwar findings about Iraq's WMD programmes and links to terrorism and how they compare with prewar assesments') en de refertes in dat rapport naar eerder onderzoek van de Senaat uit 2004.

Uit de teksten van gedeclassificeerde CIA-telegrammen, die in het betreffende Senaatsrapport zijn opgenomen, maak ik op dat Al-Libi kennelijk in februari 2004 tegenover CIA-medewerkers verklaarde dat hij eerder tegenover een inlichtingendienst van een niet nader onthuld derde land had gelogen over banden tussen Al-Qaida en Irak. Hij stelde tijdens die ondervragingen in een derde land gemarteld te zijn. Uit de genoemde telegrammen kan ik echter niet ondubbelzinnig concluderen dat de CIA het verhoor van gevangenen zou hebben `uitbesteed' of zou toegeven de betreffende persoon te hebben gemarteld of zou hebben laten martelen. De beweringen van Al-Libi worden verder niet uit andere bronnen gestaafd.

Vraag 3
Is het waar dat de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken van de Verenigde Staten, Colin Powell, de door marteling afgedwongen verklaring heeft gebruikt als bewijs voor de stelling dat het Baath-regime van Saddam Hoessein en Al Qaida samenwerkten? Waren Nederlandse instanties op de hoogte gebracht van deze informatie? Deelt u de mening dat maximale openheid over deze zaken noodzakelijk is? Zo ja, bent u bereid daarop aan te dringen? Indien neen, waarom niet? 2)

Antwoord
De toenmalige Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken refereerde begin 2003 inderdaad onder meer aan mogelijke banden tussen Al-Qaida en het toenmalige Iraakse regime. Ik kan niet nagaan of, en zo ja in hoeverre de verklaringen van Al-Libi hiervoor een van de grondslagen vormden.

Vraag 4
Deelt u de mening dat er bij de Amerikaanse autoriteiten sterk op moet worden aangedrongen dat onmiddellijk met deze onwettige en contra-productieve maatregelen moet worden gestopt? Zo ja, op welke wijze zult u dat doen? Indien neen, waarom niet?

Antwoord
De Nederlandse regering spreekt de Amerikaanse regering met regelmaat aan op het belang van volledige naleving van mensenrechtenstandaarden in de strijd tegen het internationale terrorisme. Ook wordt de Amerikaanse regering aangesproken op de voorbehouden die de VS maken bij definities uit de Conventie tegen martelingen.

Het gaat in de ogen van de regering echter niet aan om de Verenigde Staten te beschuldigen van marteling, zonder dat voor dergelijke zeer ernstige beschuldigingen een onweerlegbaar bewijs bestaat. Ik wijs er voorts op dat de Amerikaanse regering bij meerdere gelegenheden te kennen heeft gegeven dat zij marteling door Amerikaans overheidspersoneel niet toestaat en dat er geen terroristenverdachten naar derde landen worden overgebracht met als oogmerk ze te martelen.

Vraag 5
Hebt u voorts kennisgenomen van het handboek voor de behandeling van gevangenen in Guantanamo Bay waarin onder andere gemeld wordt dat gevangen niet in contact mogen komen met het Rode Kruis? 3)

Vraag 6
Gaat u bij de Amerikaanse regering informeren of dit handboek nog steeds de leidraad is voor het werk in Guantanamo Bay? Indien neen, waarom niet? Indien het niet meer gebruikt wordt, sinds wanneer is dat het geval?

Antwoord
Het Amerikaanse Ministerie van Defensie heeft geen uitspraken gedaan over de authenticiteit van het gepubliceerde document. Officiële woordvoering geeft aan dat de procedures tegenwoordig toegang voor het ICRC tot gevangenen verzekeren en dat het ICRC ook toegang heeft tot de gevangenen. Voor het overige wil ik gaarne verwijzen naar de beantwoording van de vragen van het lid Peters (kenmerk 2070804960) en van de vragen van de leden Van Gennip en Cörüz (kenmerk 2070805040).


1) Zie 'CIA Rendition: The Smoking Gun Cable' van Stephen Grey http://blogs.abcnews.com/theblotter/2007/11/cia-rendition-t.html en Grey's reportage via
http://www.pbs.org/frontlineworld/stories/rendition701/ Zie ook Metro, 13 november 2007 "CIA liet 'n terrorist martelen in Egypte'


2) Zie ook vanaf blz 63 het onderzoeksrapport Amerikaanse Senaat over Iraakse massavernietigingswapens en contacten Irak met Al Qaida http://www.intelligence.senate.gov/phaseiiaccuracy.pdf


3) Camp Delta Standard Operating Procedures, JTF-GTMO. 28 maart 2003. Zie www.Wikileaks.org

Toelichting:

Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen ter zake van het lid Peters (GroenLinks), ingezonden 16 november 2007 (vraagnummer 2070804960) en de leden Van Gennip en Çörüz (beiden CDA) ingezonden 19 november 2007 (vraagnummer 207080504)

* Ministerie van Buitenlandse Zaken

* Bezuidenhoutseweg 67

* Postbus 20061

* 2500 EB Den Haag

* Tel.: 070-3 486 486

* Fax: 070-3 484 848

* Internet: www.minbuza.nl