Steunpunt WAV
Arbeidsmarktflits
Vlaanderen in de buik van het Europese peloton
2007-12-06
Een analyse van de arbeidsmarktprestaties op niveau van de Europese regio's
Al geruime tijd staat het werkgelegenheidsbeleid in alle Europese
lidstaten in het teken van de Lissabonstrategie. In 2000 beslisten de
Europese regeringsleiders dat Europa de meest dynamische
kenniseconomie ter wereld moet worden. Om dit doel te bereiken, werd
een aantal benchmarks vooropgesteld, zo ook voor de arbeidsmarkt. De
bekendste doelstelling is de zogenaamde 70%-norm: tegen 2010 moeten
zeven op de tien Europeanen een betaalde baan hebben. Bovendien moet
60% van de vrouwen aan de slag zijn en moet de werkzaamheid van de
ouderen opgekrikt worden naar 50%. Niet alleen op nationaal, maar ook
op regionaal niveau zullen de neuzen richting Lissabon moeten gekeerd
worden. Uit de analyses in het WSE-rapport Europa regionaal:
arbeidsmarktprestaties in een comparatief perspectief blijkt immers
dat achter de cijfers op nationaal niveau een grote regionale
diversiteit schuilgaat.
Figuur 1 verdeelt de 93 Europese regio's in zeven clusters. De regio's
binnen één cluster lijken op mekaar wat betreft de algemene
werkzaamheid, de werkzaamheid van vrouwen, ouderen en laaggeschoolden
en de jongerenwerkloosheid anno 2005 én wat betreft de evolutie van
deze indicatoren in de periode 2000-2005. De onderzochte periode is er
één van economische laagconjunctuur. Zoals zal blijken, werden sommige
regio's en sommige groepen in de maatschappij hierdoor harder
getroffen. Veelal zijn Oost-Europese regio's en jongeren, ouderen en
laaggeschoolden de eerste slachtoffers. Tabel 1 geeft de clusters
cijfermatig weer.
Laat ons eerst in eigen boezem kijken. De cijfers voor het Vlaams
Gewest bevestigen de precaire arbeidsmarktpositie van laaggeschoolden
en jongeren: tussen 2000 en 2005 daalde de werkzaamheidsgraad van
laaggeschoolden licht en steeg de werkloosheidsgraad van jongeren. Het
aandeel werkende ouderen en vrouwen steeg in dezelfde periode, wat
vooral te danken is aan de demografische evolutie en de sterke
beleidsaandacht. Globaal genomen, steeg de algemene werkzaamheidsgraad
in Vlaanderen tussen 2000 en 2005. Met deze scores situeert Vlaanderen
zich in de Europese middenmoot (derde cluster in tabel 1). Wil
Vlaanderen de Lissabondoelstellingen halen, dan is een
tempoversnelling noodzakelijk.
Hoe verging het de rest van Europa tussen 2000 en 2005? Vooreerst zijn
er regio's die tussen 2000 en 2005 een sterke vooruitgang boekten. Dit
geldt voor de regio's uit de eerste en tweede cluster. Het gaat hier
voornamelijk om de Zuid-Europese regio's. Ze hebben ondanks dit hoge
groeiritme op de bestudeerde parameters wel nog een lange weg te gaan.
De scores die ze anno 2005 noteerden, liggen namelijk nog veraf van de
vooropgestelde objectieven.
Daarnaast zijn er regio's (vierde cluster) die anno 2005 tot de
Europese (sub)top behoren, maar wier evoluties tussen 2000 en 2005
zwakker zijn dan gemiddeld in Europa. Het Vlaams Gewest kende dus meer
gunstige evoluties dan de regio's uit deze groep, maar komt niet aan
hetzelfde niveau anno 2005. Op zich is het logisch dat deze - vaak
Noord-Europese - regio's wat minder evolueerden: hoe sterker de
startpositie, hoe lastiger het is verdere vooruitgang te boeken. Toch
mag ook in deze regio's de aandacht voor de kansengroepen op de
arbeidsmarkt niet verslappen. Vooral laaggeschoolden komen soms te
weinig aan bod in de beleidsagenda's.
Naast de voorgaande uitgesproken profielen (algemeen middelmatige,
algemeen sterke en algemeen minder sterke evoluties) zijn er enkele
regio's waar de evoluties tussen 2000 en 2005 uiteenlopend waren voor
de verschillende onderzochte kansengroepen (vijfde cluster). Vooral in
een aantal Duitse regio's nam de ouderenwerkzaamheid sterk toe. Dit
ging echter gepaard met een stijging van het aandeel werkloze
jongeren.
Tot slot zijn er de regio's die zowel statisch (anno 2005) als
dynamisch (tussen 2000 en 2005) over de ganse lijn zwak tot zeer zwak
presteerden (zesde en zevende cluster in de analyse). De rode lantaarn
wordt vooral gedragen door Polen, hierin bijgestaan door Slowakije en
helaas ook Wallonië en Brussel. Wederom blijkt dat België zich
kenmerkt door regionale diversiteit: waar het Vlaams Gewest zich kan
meten met de middenmoot, hinken het Brussels en Waals Gewest veelal
achterop. Helemaal achteraan in het Europese peloton vinden we
Roemenië.
Kort samengevat kunnen we stellen dat vooral de Scandinavische landen
en het Verenigd Koninkrijk goed op weg zijn om in 2010 de eindstreep
te halen. Hiermee is echter niet alles gezegd. We kunnen ons de vraag
stellen of goede arbeidsmarktprestaties automatisch welvaart
impliceren. Op basis van Europese armoedecijfers (afgeleid van de
Statistics on Income and Living Conditions - SILC) willen we het
plaatje nuanceren. Gemiddeld loopt 16% van de Europese bevolking het
risico om in de armoede te belanden. In Portugal (20%), Letland (19%),
Estland (18%) en het Verenigd Koninkrijk (18%) ligt dit aandeel hoger,
terwijl dit toch landen zijn waarvan bleek dat de arbeidsmarkt het
relatief goed doet, niet in het minst in het Verenigd Koninkrijk.
Omgekeerd zijn er ook lidstaten waar de arbeidsmarktprestaties eerder
zwak zijn, maar waar het armoederisico lager is dan gemiddeld. Dit is
bijvoorbeeld het geval voor Slowakije (13%), Hongarije (13%) en
Tsjechië (10%). Jobcreatie alleen zorgt duidelijk niet steeds voor een
voldoende sociaal vangnet.
Figuur 1. Visuele weergave van de verschillende clusters (stock- en
flowvariabelen)* (EU-regio's; evolutie 2000 en 2005)
*clusteranalyse op basis van werkzaamheidsgraden en
jongerenwerkloosheidsgraad in 2005 (stock) en van de evolutie in deze
cijfers sinds 2000 (flow) - hiërarchische methode (Ward) gevolgd door
niet-hiërarchische methode
Bron: FOD Economie - Algemene Directie Statistiek - EAK, Eurostat LFS
(Bewerking Steunpunt WSE)
Tabel 1. Overzicht van de clusters (stock- en flowvariabelen)*
(EU-regio's; evolutie 2000-2005)
Werkzaamheidsgraad
Werkloos-
heidsgraad
Totaal
(15-64 jaar)
Vrouwen
(15-64 jaar)
Ouderen
(55-64 jaar)
Laaggeschoolden
(25-64 jaar)
Jongeren
(15-24 jaar)
2005
`00-`05
2005
`00-`05
2005
`00-`05
2005
`00-`05
2005
`00-`05
Aantal
regio's
(%)
(ppn)
(%)
(ppn)
(%)
(ppn)
(%)
(ppn)
(%)
(ppn)
EU-27
93
63,4
+1,3
56,2
+2,6
42,3
+5,5
55,7
+0,9
18,7
+0,4
Cluster 1
19
61,5
+4,8
51,7
+6,4
42,3
+6,7
55,2
+4,3
21,2
-5,9
Cluster 2
2
46,0
+4,1
30,2
+5,9
32,5
+0,4
42,6
+2,3
39,4
-16,2
Cluster 3
(incl. VL)
13
65,6
+1,7
58,0
+3,8
33,1
+5,8
57,3
+1,5
15,3
+3,3
Cluster 4
23
71,7
+0,7
65,9
+2,1
54,0
+5,3
60,2
-0,4
12,6
+2,0
Cluster 5
21
63,5
+0,1
58,4
+1,4
43,8
+7,8
47,2
+1,1
17,8
+6,0
Cluster 6
(incl BHG
& WAL)
11
53,5
-1,2
45,9
-1,0
29,2
+2,3
37,4
-3,9
33,0
+2,5
Cluster 7
4
57,6
-6,6
51,5
-7,5
39,4
-12,6
53,2
-15,5
20,2
+2,4
*clusteranalyse op basis van werkzaamheidsgraden en werkloosheidsgraad
in 2005 (stock) en van de evolutie in deze cijfers sinds 2000 (flow) -
hiërarchische methode (Ward) gevolgd door niet-hiërarchische methode
Bron: FOD Economie - Algemene Directie Statistiek - EAK, Eurostat LFS
(Bewerking Steunpunt WSE)