Start Deltaplan Inburgering
03-12-2007
Speech minister Vogelaar tijdens een manifestatie over het Deltaplan
Inburgering, 3 december 2007, Rotterdam.
Dames en heren,
Allereerst van harte welkom!
Ik ben blij zoveel mensen te zien die zich sterk willen maken voor het
verbeteren van de inburgering. Zoveel mensen ook die de afgelopen
jaren al zoveel hebben gedaan om de inburgering tot een succes te
maken.
Er zijn veel discussies geweest over de wet. Lokale instanties hebben
daardoor te veel afgewacht, gedacht Laat eerst maar eens zien. Ik ben
vast van plan om de inburgering weer hoog op de landelijke, en vooral
de lokale politiek-bestuurlijke agenda te zetten. En om de inburgering
in de harten en hoofden van de inburgeraars terug te brengen. Ik heb u
daar allemaal bij nodig. Medewerkers van taalaanbieders, begeleiders,
directeuren van scholingsinstituten. Wethouders, beleidsmakers op
gemeentelijk niveau, werkgevers, burgers die iemand willen coachen.
Eigenlijk iedere burger in dit land.
De afgelopen maanden heb ik met veel mensen gesproken over inburgeren.
Ik heb projecten gezien waar inburgeraars naar werk worden toe geleid.
En mensen gesproken die in hun vrije tijd een inburgeraar helpen
Nederlands te leren ontmoet. Die dus letterlijk een inburgeraar onder
de arm nemen en wegwijs maken in de Nederlandse samenleving. Zo hielp
een Amsterdamse ondernemer een Turks-Nederlandse slager zijn
onderneming uit te bouwen. Goed voor de slager, goed voor de buurt. Ik
geef dit voorbeeld niet zomaar. Integratie is een wederkerig proces.
Het wordt alleen een succes als we er met zijn allen de schouders
onder willen zetten. Autochtoon én allochtoon. De hele samenleving
moet in beweging komen. Van bedrijven die stageplekken aanbieden aan
inburgeraars tot vrijwilligers die hun buren op sleeptouw nemen in de
eigen buurt of wijk.
Wederzijdse acceptatie en wederkerigheid, daar gaat het om. Ik geloof
in een samenleving waar mensen meedoen en zich gewaardeerd voelen om
wie ze zijn. Ik geloof in een samenleving waar mensen de kans krijgen
mee te doen. Die kans moeten ze pakken en dat gaat niet voor iedereen
vanzelf. Daar is ieders inzet nodig. Dit noem ik actief burgerschap.
Wie mensen vraagt in te burgeren, moet ze ook de gelegenheid bieden
dat daadwerkelijk te doen. Wie mensen vraagt mee te doen, moet hen ook
als gelijkwaardig accepteren. Om die omslag in het maatschappelijk
klimaat tot stand te brengen, is een positieve toon van het debat
vereist.
Inburgering is niet uitsluitend een plicht die moet worden vervuld.
Het is niet een kwestie van moeten en anders straf. Inburgering is
eerst en vooral een middel om mensen te helpen hun talenten te
ontplooien en hun ambities te verwezenlijken. Daarom moeten we bij de
start van inburgering echt samen met de inburgeraars een gesprek
voeren. Wat beweegt hen, maar ook: wat remt hen om in te burgeren?
Tegen welke materiële en sociale obstakels lopen zij op?
En omgekeerd. Ik ben op zoek naar het antwoord op de vraag: wat remt
mensen om een handje te helpen bij de inburgering? Het is makkelijk
vanaf de zijlijn commentaar te leveren. Moeilijker, maar ook nuttiger,
is het als mensen zelf een steentje bijdragen. Wie voor een ander de
lat hoog legt, moet dat ook voor zichzelf doen. Ik weet dat er reële
belemmeringen zijn, zoals gebrek aan kinderopvang of knelpunten in de
privésfeer moeten veel beter worden onderkend en opgelost. We moeten
pragmatisch en onorthodox te werk gaan. We zullen echt moeten kijken
naar individuele mensen en hun kansen en zorgen. Alleen dan komen we
vooruit.
Daarom wil ik ook zo graag de link leggen tussen de inburgering en de
wijkaanpak. Daar, op wijkniveau, kunnen we maatwerk realiseren. Laat
ik u een mooi voorbeeld geven van die wijkgerichte inburgering. In
Amsterdam lokt de Stichting Taalvorming op een laagdrempelige manier
vrouwen uit hun huis. Als eerste stap op weg naar een meer formele
inburgering.
Zo organiseert de Stichting oudercursussen. Daar krijgen ouders hulp
bij het verbeteren van hun taalvaardigheid. Dat gebeurt op een
laagdrempelige manier: op de school van het kind, een keer per week.
De focus ligt op leren communiceren, heel simpel, heel effectief:
praten met elkaar, de taal die mensen dagelijks nodig hebben. Kortom,
leren in een prettig klimaat. Dat is nog eens verleiden.
Die aanpak werkt. Cursisten hebben profijt van deze
verleidingsstrategie: die enorme drempel om te gaan leren en te
ontmoeten, blijkt een goed te nemen hindernis. Deze mensen profiteren
van zon aanpak en komen bij de start van het échte
inburgeringprogramma beter beslagen ten ijs, ze zijn voorbereid.
Maar het belangrijkst van al is dat mensen die voorheen aan de zijlijn
stonden, zich nu actiever kunnen bewegen in de maatschappij. Die
cursisten worden overblijfmoeder of hulp-ouder. Voorheen zwijgzame
vrouwen gaan nu alleen naar de dokter en spreken met gemak de
schooldirecteur aan. Dat is een groot succes op weg naar participatie
in de samenleving.
Zon wijkgerichte benadering vergt nogal wat van gemeenten. Dat besef
ik. Zij moeten anders gaan werken. Het komt erop aan samenwerking te
organiseren tussen organisaties die de maatschappelijke participatie
bevorderen en de inburgering. Of tussen de inburgering en werk.
Bijvoorbeeld door mensen te helpen op de werkvloer de taal te leren.
Daar ga ik met gemeenten en sociale partners op landelijk niveau
afspraken over maken. Dan kunt u als gemeente op een heel concreet
niveau de bal inkoppen door afspraken te maken met lokale werkgevers.
Laten we lef tonen en onorthodox te werk gaan!
Een week geleden reikte ik een prijs uit aan de mooiste Parel van
Integratie van 2007. Het was het project Van binnen naar buiten in het
Utrechtse Overvecht, een van de 40 prachtwijken. Bewoners van
verschillende etnische groepen leefden er, in flatgebouwen van tien
hoog, langs elkaar heen. Men kende de buren niet, zelfs niet die van
het gezamenlijke portiek. Door de mensen zelf thuis te bezoeken wilde
de gemeente het contact verbeteren. Daarom betrokken bureau
Inburgering, de corporatie en het maatschappelijk werk samen een flat
in het flatgebouw. De aanpak heeft succes opgeleverd. Bewoners nemen
nu vaker deel aan activiteiten in de wijk, waardoor ze elkaar vaker
ontmoeten en er ruimte is voor dialoog en toenadering.
Wat vooral opviel, is de inzet van bewonersconsulenten van het Bureau
Inburgering van de gemeente Utrecht. Zij werken met mensen die de
eigen taal spreken, en bekend zijn met specifieke culturele
gevoeligheden. Dat werkt absoluut drempelverlagend en levert veel
completere informatie op. Belangrijk is dat dit wordt gedaan door
ervaren krachten, mensen die weten hoe je de juiste snaar kunt raken
om mensen weer in beweging te krijgen.
Een voorbeeld: de mensen van Bureau Inburgering kwamen langs bij een
vrouw die vol wrok en negativiteit zat, ze was moeilijk benaderbaar.
Dan ziet een van de medewerkers ineens in de hoek van de kamer een
naaimachine staan. En sindsdien geeft deze vrouw naailes aan
allochtone vrouwen!
Dames en heren,
Het is eigenlijk te gek voor woorden. Er zijn in ons land
honderdduizenden mensen die de taal moeten leren. En daar ben ik
rotsvast van overtuigd: die de taal ook wíllen leren. Die moeten en
willen inburgeren. En toch worden we geconfronteerd met lege klassen,
en docenten die ontslagen worden. We kunnen ons dat als samenleving
eenvoudigweg niet permitteren. Waar het om gaat, is dat zoveel
mogelijk mensen slagen voor hun inburgeringexamen of een hoger examen
dat past bij hun capaciteiten.
In september heb ik in het Deltaplan Inburgering al een aantal
maatregelen aangekondigd om de bureaucratie tegen te gaan. Toen de
berichten over een stagnerend aantal cursisten na de zomer verschenen,
ben ik meteen om de tafel gaan zitten met de vier grote gemeenten en
hun aanbieders. Er moest iets gebeuren. Daarom heeft het kabinet op
mijn initiatief besloten de Wet Inburgering te wijzigen. Per 1
november 2007 dus sinds vorige maand kunnen gemeenten zelf bepalen aan
wie zij een aanbod doen. Daardoor kunnen veel meer mensen een aanbod
krijgen. En hoeven gemeenten niet meer eindeloos bezig te zijn met het
uitzoeken van wie nu wel of niet voor een bepaald aanbod in aanmerking
komt.
Goed - daarmee zijn de uitvoeringsproblemen nog niet opgelost. Waar
blijven de creatieve ideeën? Waar blijven de pragmatische aanpakken?
Welnu, die komen eraan. Vorige week heb ik in een overleg met
gemeenten en aanbieders opgeroepen om nu écht die uitvoering aan te
pakken. De contracten zijn immers gesloten. Nu komt het op de
uitvoering aan. Daarom zeg ik: laat aanbieders van
inburgeringcursussen zelf de werving doen. Dan komt wat mij betreft de
formele intake later, als de mensen al gestart zijn met een cursus!
De aanbieders willen niets liever dan aan de slag. En dat geldt ook
voor gemeenten. Van hen verwacht ik dat de handen uit de mouwen gaan.
Aan lege klaslokalen heeft tenslotte niemand iets. Aan
ontslagaanzeggingen evenmin. Het is financieel onverantwoord,
veroorzaakt onrust onder medewerkers van aanbieders en de inburgeraar
blijft met een mond vol tanden achter. Ik wil in januari weer volle
klaslokalen zien!
Dames en heren,
Het kabinet heeft ruim 460 miljoen euro extra vrijgemaakt voor de
uitvoering van het Deltaplan Inburgering. Dat dus bovenop de reguliere
inburgeringbudgetten en wordt uitgesmeerd over 4 jaar. Daarmee kunnen
jaarlijks ongeveer 60.000 mensen aan het inburgeren slaan. Dat is
flink meer dan de afgelopen jaren. Ik zou u daarom willen zeggen: er
komt nog zoveel werk aan! Tegen degenen die ontslag aangezegd hebben
gekregen, zeg ik: wat mij betreft zit u alleen met de feestdagen
thuis. Er is werk zat. We hebben u nodig! U kunt in januari wat mij
betreft weer aan de bak.
Zelf zet ik aanjaagteams, onder leiding van Martin van der Krogt, in
om gemeenten te ondersteunen. Dat was een maatregel uit het Deltaplan,
maar is versneld ingevoerd. Die teams maken een rondje langs de 50
grootste gemeenten in het land. Zij praten met wethouders en maken
afspraken over hoe we op korte termijn de uitvoering van de wet in
orde kunnen maken. Kortom: hoe we de klassen zo snel mogelijk kunnen
vullen. Als we daarin slagen, bereiken we via deze grote gemeenten al
80% van de inburgeraars.
Gemeenten moeten leren beter in te kopen. Er valt veel te leren van de
ervaringen die we met de WWB en WMO hebben opgedaan. Het gaat om een
goede verhouding tussen kwaliteit en prijs. Al is dat gemakkelijker
gezegd dan gedaan. Maar toch: gemeenten hebben jarenlange ervaring met
de inkoop van re-integratietrajecten. Waarom wordt er binnen gemeenten
niet meer gebruik gemaakt van deze kennis, en worden weer dezelfde
fouten gemaakt? Dus wethouders: ga met uw collegas praten!
Daarnaast ben ik bezig een langgekoesterde droom van de gemeenten te
realiseren: een participatiefonds. Dit fonds heb ik ook aangekondigd
in het Deltaplan. Dit wordt een fonds waar alle relevante budgetten is
samen komen, waardoor bureaucratische schotten worden geslecht. Zodat
gemeenten beter in staat zijn om doelstellingen als arbeidsdeelname,
inburgering, educatie en maatschappelijke participatie te bevorderen.
Als het aan mij en mijn collegas ligt, gaat dat in 2008 lukken.
Ook wil ik ruim baan maken voor talent. Ook inburgeraars die veel
beter kunnen, moeten nu eerst het inburgeringexamen doen. U heeft zich
terecht gestoord aan het feit dat een staatsexamen niet vergoed mocht
worden.. Daarom wordt het binnenkort mogelijk dat inburgeraars direct
opgaan voor het staatsexamen zonder dat zij er zelf voor in de buidel
moeten tasten. Zonder zich in allerlei bochten te hoeven wringen ook.
Het gaat om het benutten en ontwikkelen van talenten!
Integratie en participatie zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Zo
heeft een inburgeringprogramma een grotere kans van slagen als de
inburgeraar tegelijkertijd participeert. Op de arbeidsmarkt, op school
of in het vrijwilligerswerk. Mijn ambitie is groot. In 2011 moet 80%
van de programmas duaal zijn.
Samen gaan we de uitvoering naar een hoger plan tillen. Zodat over
vier jaar meer inburgeraars het Nederlands beter beheersen, en meer
mensen participeren in onze samenleving. De doelstelling is dat
tenminste 70% van de cursisten voor het inburgeringexamen slaagt, waar
nu zon 50% de eindstreep haalt.
Waar het om gaat, is dit: inburgeren is meedoen en meedoen is
inburgeren. Het is een manier om te leren participeren. Om ergens bij
te horen. Als wij er samen in slagen deze omslag te bewerkstelligen,
dan kunnen we trots zijn op ons zelf. En op alle Nederlanders.
Dames en heren,
De inburgering is niet voor alle inburgeraars een wettelijke plicht.
Wel is het voor alle inburgeraars een kans. Het is dus niet
vrijblijvend. Juist daarom is het zo belangrijk dat de
Inburgerprogramma's aansluiten bij wat mensen willen en kunnen. Daar
moet wel iets tegenover staan.
Mensen moeten hun uiterste best doen om het inburgeringexamen te
halen. Wie weigerachtig is, die komt mij ook tegen. Met sancties als
het moet. De Tweede Kamer spreekt mij daar vaak op aan: heeft u wel
een sanctiemiddel voor als mensen niet op komen dagen? Ja, dat middel
heb ik, dit is goed geregeld in de Wet Inburgering. Maar ik zeg: laten
we ervoor zorgen dat dit sanctiemiddel helemaal niet nodig is, maar
dat inburgeraars met veel plezier en enthousiasme naar uw
inburgeringcursussen gaan.
Dames en heren,
Het verbeteren van de inburgering vraagt creativiteit, durf en een
warm hart. Ik ga, die durf en creativiteit weer terugbrengen in
inburgerland. Ik heb u daarbij heel hard nodig. Gemeenten,
uitvoerders, woningbouwcorporaties, vrijwilligers,
welzijnsorganisaties, maar ook andere ministeries. Kortom, al diegenen
die met hun voeten in de klei staan. Die dagelijks bezig zijn met
inburgering. De reis die we moeten maken is niet eenvoudig. Maar elke
lange reis begint met een eerste stap. Ik hoop van harte dat u die
eerste stap samen met mij wilt zetten.
Ik dank u wel.
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer