IGZ onderzoek vrouwelijke genitale verminking
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
CZ-TSZ-2811759
3 december 2007
Hierbij zend ik u, mede namens de Staatssecretaris van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mevrouw Bussemaker, mijn
inhoudelijke reactie op het inspectierapport `Geen vrouwenbesnijdenis
in klinieken aangetroffen'. Het rapport treft u bijgaand aan.
Naar aanleiding van signalen die daarover in de pers verschenen, heeft
de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) een onderzoek ingesteld bij
vijf klinieken die mogelijk betrokken zouden zijn bij
vrouwenbesnijdenis, een vorm van vrouwelijke genitale verminking
(VGV). In het rapport doet de Inspectie verslag van haar onderzoek.
Tevens gaat IGZ in op de vraag welke handhaving aangaande vrouwelijke
genitale verminking mogelijk is. Meisjesbesnijdenis geldt in Nederland
volgens het Wetboek van Strafrecht als delict. Het onderzoek van de
IGZ naar handhaving is dus met name gericht op ingrepen die bij
volwassen wilsbekwame vrouwen zouden worden uitgevoerd.
Uitkomst van het onderzoek
Het onderzoek van de IGZ beperkte zich tot de vraag of
vrouwenbesnijdenis door plastisch chirurgen in Nederland mogelijk is.
IGZ beantwoordt deze vraag ontkennend. Er zijn wel onduidelijkheden te
benoemen in het handelen van chirurgen die tot deze misvatting hebben
geleid. Zo kan de bereidheid van plastisch chirurgen om in een consult
op een vraag naar clitorisreductie in te gaan, tot de verkeerde
conclusie leiden dat een dergelijke ingreep mogelijk is. De chirurgen
hebben aangegeven nooit tot deze ingreep te besluiten en voeren deze
dan ook niet uit. Eén plastisch chirurg zou bereid zijn de voorhuid
van de clitoris geheel of gedeeltelijk te verwijderen of de clitoris
te laten verzinken om cosmetische redenen. Dit zou - indien tot
uitvoering gebracht - een overschrijding van normen impliceren.
Standpunt IGZ aangaande handhaving
De inspectie beschouwt ingrepen aan de voorhuid van de clitoris én
clitorisreductie als een overschrijding van normen en is van oordeel
dat slechts in zeer uitzonderlijke situaties tot een dergelijke
ingreep kan worden besloten. De Nederlandse Vereniging voor Obstetrie
en Gynaecologie (NVOG) heeft hierover expliciet een negatief standpunt
ingenomen. Alle klinieken ontkennen dat zij bereid zijn om op verzoek
de clitoris van een wilsbekwame volwassen vrouw geheel of gedeeltelijk
te verwijderen.
Wel worden verzoeken om de voorhuid van de clitoris geheel of
gedeeltelijk te verwijderen niet overal duidelijk afgewezen. Dit is -
gelet op de WHO definitie - een vorm van vrouwenbesnijdenis en zal -
indien tot uitvoering gebracht - tot een overschrijding van normen
leiden. Het handhavingsinstrumentarium van de IGZ is in die gevallen
niet verschillend van andere situaties waarbij geen sprake is van
verantwoorde zorgverlening, namelijk de kwaliteitswet zorginstellingen
en de wet BIG.
Vervolgacties
De IGZ zal de Nederlandse Vereniging van Plastische Chirurgie (NVPC)
vragen om aan te sluiten bij het standpunt van de NVOG. Ook de
Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering van de
Geneeskunst zal verzocht worden een nader standpunt in te nemen over
vrouwenbesnijdenis.
Deze acties strekken ertoe om het domein van wat geoorloofd is langs
alle wegen helder te krijgen, iets waaraan ik een groot belang aan
toeken. Met een circulaire van de IGZ zal dit onder de aandacht van de
beroepsbeoefenaren worden gebracht.
Beleidsreactie
Ik ben blij dat de IGZ op korte termijn duidelijkheid heeft verschaft
over deze signalen die ook mij grote zorgen baarden. Ook op de vraag
waar we thans in handhavende zin staan, is met dit IGZ rapport een
duidelijk antwoord gekomen. Met een aangekondigde steekproef van de
IGZ kan op de langere termijn worden vastgesteld of de normen worden
nageleefd.
Nu zo duidelijk bepaald is wat de kaders voor zorgverleners zijn en
deze kaders ook op geëigende wijze onder de aandacht worden gebracht,
zijn de systeemwaarborgen voor verantwoorde zorgverlening aanwezig.
Indien normen desondanks overschreden worden, kan met gepaste
juridische middelen opgetreden worden.
Tot slot verwijs ik u voor de aanpak van VGV naar de brief die u voor
het eind van dit jaar van mijn collega, staatssecretaris Bussemaker
ontvangt. Hierin zal zij een stand van zaken van de lopende
maatregelen geven en melden welke aanvullende acties zullen worden
ondernomen in de aanpak van VGV.
De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
dr. A. Klink