Nederlandse Vereniging van Banken

Publicatiedatum: 4 december 2007

Vijf misverstanden over

. de invoering van SEPA voor pinnen

Er gaat de komende jaren veel veranderen in het betalingsverkeer. De grotere Europese interne betaalmarkt ofwel Single Euro Payments Area (SEPA), leidt tot schaalvoordelen door grotere volumes en standaardisering en dus uiteindelijk lagere kosten voor iedereen. In de publiciteit duiken geregeld artikelen op over de gevolgen van SEPA, die een onvolledig of onjuist beeld geven van die gevolgen voor het pinnen. De NVB zet de vijf meest voorkomende misverstanden over de invoering van SEPA voor pinnen recht.

Misverstand 1:

Met SEPA wordt pinnen een veelvoud duurder

De gemiddelde prijs die een winkelier betaalt voor een PIN transactie was in 2006 circa 5 cent (bron: Nederlandse Mededingingsautoriteit, Monitor Financiële Sector 2006), en daalt nog steeds. Banken stellen deze prijs individueel vast, en zij beconcurreren elkaar fel om de gunst van de winkelier. Vertegenwoordigers van toonbankinstellingen geven aan bang te zijn voor een forse prijsverhoging als de banken overgaan naar internationale merken (zoals op dit moment Maestro en V PAY). Daarbij wijzen zij op de huidige prijs van grensoverschrijdende betalingen, zoals winkeliers die betalen als een buitenlander met een betaalpas in een Nederlandse winkel betaalt. Deze vergelijking gaat niet op, omdat dit verschil wordt veroorzaakt door de kosten die de Nederlandse bank aan de buitenlandse bank moet betalen. De kosten die banken elkaar betalen voor een binnenlandse pinbetaling zijn veel lager. Binnenlandse transacties maken nu zon 98% uit van het totale Nederlandse volume en in SEPA zal dat niet veel anders zijn. Nederlanders blijven immers gewoon in Nederland boodschappen doen. Met welk merk pinpas ze betalen maakt niet uit, want de Nederlandse banken maken net als nu bilaterale afspraken over onderlinge kostenverrekening. De vrees voor hogere tarieven is dus niet terecht.

Misverstand 2:

Banken moeten een prijsgarantie afgeven voor pinnen

Kennelijk leeft bij sommigen het beeld dat het mogelijk is om van de gezamenlijke banken een prijsgarantie te vragen over toekomstige pintarieven. Het is de banken op grond van de Mededingingswet echter verboden om gezamenlijk tarieven vast te stellen en/of prijsgaranties te geven. Alleen een individuele bank kan prijsafspraken met een individuele klant maken en prijsgaranties geven als hij dat zou willen. Het lijkt alsof toonbankinstellingen nog moeten wennen aan het feit dat pintarieven in een vrije markt tot stand komen, iets wat zij zelf enkele jaren geleden hebben bevochten. En geen enkele winkelier zal en kan nu een prijsgarantie geven over de prijs van een pakje boter of liter benzine in 2012, laat staan dat koepelorganisaties van winkeliers dat zullen doen.

Misverstand 3:

Twee creditcardmaatschappijen gaan het Europese betalingsverkeer domineren of overnemen

Winkeliers sluiten voor de acceptatie van pinbetalingen geen contract met de beheerders van betaalmerken (Currence, Visa, Mastercard), maar met de individuele banken. Winkeliers hebben, zowel nu als straks keuze uit vele binnenlandse en buitenlandse aanbieders zeker als de markt voor betaalproducten van 16 miljoen Nederlanders uitgroeit tot ruim 300 miljoen Europeanen. Van een duopolie is dus nu geen sprake en zal ook straks geen sprake zijn. Zoals minister Bos onlangs aangaf in de Tweede Kamer, wil de aanwezigheid van één merk zoals nu het geval is met het huidige PIN systeem - niet zeggen dat er geen concurrentie is. Sterker nog, hoewel we op dit moment maar één merk hebben voor nationale pinbetalingen, te weten PIN, is de markt zoals aangegeven en door de NMa bevestigd toch erg competitief met tarieven die tot de laagste in Europa behoren. En door SEPA neemt het aantal aanbieders van kaartacceptatie in Nederland naar verwachting juist toe in plaats van af. De concurrentie in deze markt en de mogelijke toetreding door nieuwe aanbieders waarborgt voor winkeliers zo laag mogelijke tarieven bij de afhandeling van het betalingsverkeer voor hun klanten.

Misverstand 4:

Voor uitrol van EMV chip terminals geldt: zo laat mogelijk

Nederlandse winkeliers hebben maximaal tot 2013, afhankelijk van de levensduur van de huidige geïnstalleerde terminals, de tijd om hun betaalautomaten te vervangen door EMV terminals. De Nederlandse banken hebben dit expliciet in het zogenoemde SEPA Cards Framework laten vastleggen voor de Nederlandse toonbankinstellingen. Er kunnen echter goede redenen zijn voor ondernemers om hun betaalautomaten eerder te vervangen door nieuwe EMV terminals: de skimming fraude, ongeacht het te gebruiken betaalproduct, verplaatst zich van geld- naar betaalautomaten. Ook het imago van de winkeliers kan daar onder lijden. Daarnaast opent de EMV chiptechnologie de weg naar een nieuwe generatie toonbankbetaaldiensten zoals contactloos betalen, elektronische refunds mogelijkheden etc.

Misverstand 5:

Om de huidige lage pintarieven te behouden moeten de banken het merk PIN nu in de EMV chip zetten

In het SEPA Migratieplan voor Nederland (zie www.sepanl.nl) hebben de banken, de Nederlandsche Bank en Currence gezamenlijk vastgesteld dat in SEPA uiteindelijk geen plaats meer is voor PIN als zelfstandig merk. Hoewel uiterst succesvol in Nederland is het te klein om kans te maken één van de pan-Europese betaalmerken te worden. PIN zal als merk in de markt worden aangeboden totdat er voldoende concurrerende (Europese) alternatieven beschikbaar zijn, die in Nederland breed worden geaccepteerd. Medio 2009 neemt Currence op basis van de dan geldende omstandigheden het besluit om PIN alsnog verplicht in de EMV chip te zetten. Tot die tijd hebben de banken de keuze en zal PIN in elk geval op de magneetstrip blijven bestaan. Hoe lang PIN uiteindelijk nog bestaansrecht heeft in SEPA is afhankelijk van marktontwikkelingen. Maar de verwachting is dat dit nog wel tot 2013 zal kunnen duren, wanneer alle betaalautomaten door de winkeliers vervangen moeten zijn door EMV chip terminals. Maar deze technologiediscussie heeft niets met pintarieven te maken.


---