Technische Universiteit Delft

Brandstofcel eerst in nichemarkten, pas veel later in auto's

Vóór 2030 zal de brandstofcelauto niet zijn doorgebroken. Wel zullen er tot die tijd al allerlei niche-toepassingen te zien zijn van de brandstofcel. Dat verwacht ir. Hanna Hellman, die op dinsdag 4 december op de ontwikkeling van brandstofceltechnologie promoveert aan de TU Delft.

Met brandstofceltechnologie als case, bekeek Hanna Hellman tijdens haar promotie-onderzoek hoe bedrijven omgaan met de toepassing van radicale technologie voordat deze wijdverspreid voor commerciële verkoop op de markt is gebracht. Ze onderzocht vier relatief jonge bedrijven die zich richten op brandstofceltechnologie.

De brandstofcel is, ondanks het feit dat hij al meer dan 150 jaar bestaat, nog altijd niet doorgebroken. Hellman: 'Ten eerste heeft dat te maken met technologische problemen, zoals de opslag van waterstof (waarop brandstofcellen werken). Ten tweede moet onze infrastructuur op het gebruik van brandstofcellen en waterstof worden aangepast en ten slotte ondervindt een vervangingstechnologie als deze logischerwijs weerstand van de gevestigde orde en belangen.' 'We hebben trouwens de neiging bij brandstofcellen te kijken naar de ontwikkelingen op de automarkt, maar nichemarkten zijn op dit moment veel belangrijker en verder ontwikkeld. In kleine vorkheftrucks blijkt het gebruik van brandstofcellen bijvoorbeeld zeer interessant.' Hellman verwacht geen snelle doorbraak van de brandstofceltechniek in de automotive markt maar wel een sterke groei in dergelijke nichemartkten. 'Ik denk dat we vanaf 2015 langzaam wat brandstofcelauto's op de weg zullen zien, maar een echte doorbraak verwacht ik niet vóór 2030. Dit hangt echter sterk samen met de omschakeling naar een waterstofeconomie. En of die omschakeling er überhaupt komt, is nog onzeker.' Hellman constateert tegelijk dat de concurrentie voor brandstofceltechnologie toeneemt: biobrandstoffen, hybride aandrijvingen en verbeterde batterijen.

Hellman onderscheidt voor de onderzochte bedrijven drie fases, de exploratieve, de experimentele en de ontwikkelingsfase. Belangrijk is de experimentele fase, waarin allerlei mogelijke toepassingen worden onderzocht in een soort trial and error proces. Volgens Hellman is dit uitproberen een absolute noodzaak, maar verdient het aanbeveling om dit proces toch enigszins te stroomlijnen tot een 'quasi-experimentele' aanpak. Dit door toepassingen vooraf te evalueren en de uitkomsten na afloop te analyseren. Daarmee kunnen jonge technologiebedrijven de breedte van hun toepassingen en afleidingen minimaliseren en de leereffecten en het competitieve voordeel van opgedane ervaringen maximaliseren. De case van brandstofceltechnologie en jonge brandstofcelbedrijven suggereert verder dat financiële steun en bescherming van de overheid zeer essentieel is in de fase van toepassingen, voorafgaand aan wijdverspreide commerciële verkoop.

Meer informatie:
Ir. Hanna Hellmann, tel: 06-24733367, e-mail: hanna.hellman@gmail.com Ineke Boneschansker, wetenschapsvoorlichting TU Delft, tel: 015 278 8499, e-mail: i.boneschansker@tudelft.nl