Raad van State


Zaaknummer: 200706485/2
Publicatie datum: maandag 3 december 2007
Tegen: het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant Proceduresoort: Voorlopige voorziening
Rechtsgebied: Kamer 1 - RO - Noord-Brabant

---

200706485/2.
Datum uitspraak: 3 december 2007

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:

, wonend te ,

en

het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant, verweerder.


1. Procesverloop

Het college van burgemeester en wethouders van Breda heeft bij besluit van 19 juni 2007 het uitwerkingsplan "Uitwerkingsplan Kom Prinsenbeek, deelgebied Neel-Oost" vastgesteld.

Bij besluit van 31 juli 2007, kenmerk 1309145/1318589, heeft verweerder beslist over de goedkeuring van dit plan.

Tegen dit besluit hebben onder meer verzoekers bij brief van 20 september 2007, bij de Raad van State ingekomen op 24 september 2007, beroep ingesteld.
Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 november 2007. Daar is het college van burgemeester en wethouders van Breda, vertegenwoordigd door A.J.J. Neele, ambtenaar in dienst van de gemeente, als partij gehoord. Verzoekers en verweerder zijn, met kennisgeving, niet ter zitting verschenen.


2. Overwegingen

2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.2. Het plan maakt deel uit van het bestemmingsplan "Komplan Prinsenbeek". Het plan beoogt de bouw mogelijk te maken van ongeveer 29 woningen, een school met kinderopvang, naschoolse opvang en een peuterspeelzaal, en van een zorgcomplex dat 28 zorgwoningen omvat.

2.3. Verzoekers zijn van mening dat verweerder het plan ten onrechte heeft goedgekeurd. Volgens hen zullen de komst van de school, het zorgcentrum en de woningen en de gekozen wijze van ontsluiting van het plangebied leiden tot verkeersoverlast, en met name de kruising van de Heisprong en de Schoolstraat met de Molenstraat zal naar hun mening voor schoolgaande kinderen een gevaarlijke situatie opleveren. Het heeft de voorkeur van verzoekers het plangebied te ontsluiten op de Schutsestraat, in plaats van op de Heisprong en de Straatweide. Verder voeren verzoekers aan dat het onderzoek naar de gevolgen van het plan voor de luchtkwaliteit niet juist is uitgevoerd, onder meer omdat daarbij is uitgegaan van te lage aantallen verkeersbewegingen. Voorts betogen zij dat geen draagvlak bestaat voor de in het plangebied te vestigen Apolloschool, omdat niet zeker is dat die school ook in de toekomst voldoende leerlingen zal hebben om te voldoen aan de wettelijke eisen. Ten slotte voeren verzoekers aan dat niet vaststaat dat de voorgenomen ontwikkeling van het plangebied niet tot wateroverlast zal leiden.

2.4. Met betrekking tot de ontsluiting van het plangebied heeft het college van burgemeester en wethouders (hierna: het college), bij de bespreking van de daarop betrekking hebbende zienswijzen, zich op het standpunt gesteld dat ontsluiting op de Schutsestraat niet mogelijk is, gezien het karakter van die straat als dorpsontsluitingsweg en het belang van de doorstroming. De Voorzitter acht dit standpunt niet onredelijk. Volgens de plantoelichting zal het aantal voertuigbewegingen per etmaal als gevolg van de verwerkelijking van het plan toenemen met ongeveer 500. Dit is niet een zodanig grote toename dat daardoor naar verwachting onaanvaardbare verkeerssituaties ontstaan op de in het plan opgenomen ontsluitingswegen. Dat het hier gaat om een schatting op grond van ervaringscijfers en dat feitelijke tellingen bij de betrokken school een specifieker beeld van de te verwachten verkeersbewegingen zouden hebben opgeleverd, zoals verzoekers betogen, betekent, wat daar overigens van zij, niet dat het college in dit geval niet van ervaringscijfers kon uitgaan. Verzoekers hebben niet aannemelijk gemaakt dat feitelijke tellingen in dit geval tot significant afwijkende aantallen zouden hebben geleid.

Dat de kruising van de Heisprong en de Schoolstraat met de Molenstraat in het bijzonder gevaarlijke situaties zal opleveren voor schoolgaande kinderen hebben verzoekers niet nader onderbouwd. Aan deze kruising is al een basisschool gevestigd, en de kruising wordt ook nu al gebruikt door leerlingen van de aan de Schoolstraat gelegen scholen die in De Neel wonen. Van bijzondere problemen op het gebied van de verkeersveiligheid daarbij is niet gebleken.

Voorts blijkt uit hetgeen ter zitting namens het college is opgemerkt dat de wegen in en rondom het plangebied in hoofdzaak zijn of zullen worden ingericht als 30 km-zone, en dat het plan voorziet in voldoende ruimte rond de school voor het afzetten van leerlingen en voor parkeren.

2.5. Met betrekking tot het onderzoek naar de luchtkwaliteit overweegt de Voorzitter dat zowel verzoekers als het college verwijzen naar een deskundigenbericht gedateerd 8 juni 2007, dat de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft uitgebracht in het beroep dat verzoekers hebben ingesteld tegen de gedeeltelijke goedkeuring van het bestemmingsplan "Komplan Prinsenbeek" door verweerder. Uit dat bericht blijkt dat een aanvullend onderzoek naar de gevolgen van het plan voor de luchtkwaliteit is uitgevoerd, gedateerd 1 juni 2007, waarin ten opzichte van het eerder uitgevoerde onderzoek recentere berekeningsmethoden en aangepaste verkeerscijfers zijn gebruikt. Volgens dit aanvullend onderzoek zal verwerkelijking van het plan niet leiden tot overschrijding van de normen van het Besluit luchtkwaliteit 2005. Voor zover verzoekers betogen dat ook de aangepaste cijfers omtrent de verwachte verkeersbewegingen niet juist zijn, verwijst de Voorzitter naar wat daarover onder 2.4 is overwogen. In hetgeen verzoekers hebben aangevoerd ziet de Voorzitter geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder het aanvullende onderzoek niet aan zijn besluitvorming ten grondslag heeft mogen leggen.

2.6. Met betrekking tot het ontbreken van draagvlak voor de Apolloschool overweegt de Voorzitter dat het college bij de behandeling van de tegen het plan ingebrachte zienswijzen de verwachting heeft uitgesproken dat ook in de toekomst het minimumaantal leerlingen zal worden gehaald, omdat de Apolloschool in 2006 met een andere basisschool is gefuseerd. Verzoekers hebben geen feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit blijkt dat die verwachting niet gerechtvaardigd is.

2.7. Met betrekking tot de vrees van verzoekers voor wateroverlast overweegt de Voorzitter dat verweerder aan het bestemmingsplan "Kom Prinsenbeek" deels goedkeuring heeft onthouden, omdat dat plan niet voorzag in uitwerkingsregels met betrekking tot de waterhuishoudkundige situatie ter hoogte van het perceel Schutsestraat 29. De onthouding van goedkeuring heeft geen betrekking op de in het uitwerkingsplan begrepen gronden.

In het uitwerkingsplan is voorzien in een waterbergingsvijver. Uit de plantoelichting blijkt dat de vijver met een open verbinding wordt aangesloten op de bergingsvijvers langs de Heisprong, en dat de inhoud van de vijver voldoende groot zal zijn om overtollig regenwater te kunnen bergen. Verzoekers hebben dat niet betwist.

2.8. Gezien het voorgaande ziet de Voorzitter geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.

2.9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.


3. Beslissing

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. T.A. Oudenaarden, ambtenaar van Staat.

w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Oudenaarden
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 3 december 2007

12-568.