Vierde
voortgangsrapportage
IRO
Krista Visscher
Claartje Thijs
Leo Aarts
Den Haag, november 2007
© Aarts De Jong Wilms Goudriaan Public Economics bv (APE)
INHOUD
0 SAMENVATTING EN CONCLUSIES 3
0.1 Doelstelling en opzet van het onderzoek 3
0.2 Voorlopige resultaten van de IRO-regeling 4
0.3 Praktijkervaringen 6
0.4 Inhoud van IRO-trajecten 8
0.5 Kenmerken re-integratiebedrijven 9
0.6 De invloed van IRO op PRB en reguliere trajecten 10
0.7 Ruimte voor maatwerk 10
0.8 Aandachtspunten voor beleid en uitvoering 11
1 INLEIDING EN ONDERZOEKSOPZET 13
1.1 Inleiding 13
1.2 Onderzoeksvragen 14
1.3 Onderzoeksopzet 15
1.4 Vervolg van de rapportage 17
2 VORMGEVING VAN DE IRO-REGELING 19
2.1 Inleiding 19
2.2 Kenmerken van de IRO-regeling 19
2.3 Herziening arbeidsongeschiktheidswetgeving 23
2.4 Drie typen re-integratietrajecten 24
2.5 Fasen in het uitvoeringsproces IRO 26
3 KERNGEGEVENS: GEBRUIK, RESULTATEN, KOSTEN 31
3.1 Inleiding 31
3.2 IRO-aanvragen in 2004 maart 2007 31
3.3 Kenmerken van de IRO-cliënten 33
3.4 Prijs van IRO- en reguliere trajecten 39
3.5 Plaatsing 42
3.6 Voorlopige indicatie kosten per plaatsing 45
3.7 Samenvatting en conclusie 47
4 ERVARINGEN MET DE OPZET VAN DE IRO-REGELING 49
4.1 Inleiding 49
4.2 Keuzevrijheid 49
4.3 Transparantie van de re-integratiemarkt 50
4.4 Financiering van scholing 58
4.5 Samenvatting en conclusie 59
5 ERVARINGEN MET DE UITVOERING 61
5.1 Inleiding 61
5.2 Fase 1: Oriëntatie en aanmelding 61
Ape 1
5.3 Fase 2: Opstellen re-integratieplan & aanvraag IRO 66
5.4 Fase 3: Beoordeling aanvraag en overeenkomst 69
5.5 Fase 4-5: Start en voortgang van het traject 73
5.6 Fase 6: Beëindiging van het traject 76
5.7 Samenvatting en conclusie 77
6 INHOUD TRAJECTEN 79
6.1 Inleiding 79
6.2 Trajectonderdelen IRO-trajecten 80
6.3 Ruimte voor maatwerk 81
6.4 Samenvatting en conclusie 84
7 KENMERKEN RE-INTEGRATIEBEDRIJVEN 85
7.1 Inleiding 85
7.2 Grootte IRO- en reguliere bedrijven 86
7.3 Type bedrijven 87
7.4 Resultaten en kosten IRO en reguliere bedrijven 88
7.5 Samenvatting en conclusie 90
8 INVLOED IRO OP PRB EN REGULIERE TRAJECTEN 91
8.1 Inleiding 91
8.2 IRO ten opzichte van het PRB 91
8.3 Invloed IRO op reguliere trajecten 93
8.4 Samenvatting en conclusie 95
BIJLAGE 1: RESPONDENTEN INTERVIEWS 97
BIJLAGE 2: DEELNEMERS TOPICMEETING 99
BIJLAGE 3: KLANKBORDGROEP 101
BIJLAGE 4: AANVULLENDE INFORMATIE HOOFDSTUK 3 103
BIJLAGE 5: AANVULLENDE INFORMATIE HOOFDSTUK 4, 5 EN 6 119
BIJLAGE 6: ONDERDELEN IRO-PLANNEN 133
BIJLAGE 7: VERSLAG TOPICMEETING 4 JUNI 2007 135
BIJLAGE 8: SAMENVATTING DERDE VOORGANGSRAPPORTAGE IRO 137
BIJLAGE 9: OVERZICHT TABELLEN EN FIGUREN 147
2 Ape
0 SAMENVATTING EN CONCLUSIES
0.1 Doelstelling en opzet van het onderzoek
De IRO-regeling
In 2004 is de Individuele Re-integratie Overeenkomst (IRO) geïntroduceerd.
De IRO-regeling geeft UWV de mogelijkheid om voor cliënten re-integra-
tietrajecten in te kopen waarbij de cliënt de regie heeft over zijn eigen re-inte-
gratie. De IRO is beschikbaar voor cliënten met een WW- WIA-, WAO-, Wa-
jong- of WAZ-uitkering. In vergelijking met de reguliere re-integratietrajecten
biedt de IRO-cliënten meer keuzevrijheid en de re-integratiebedrijven meer
ruimte om maatwerk te leveren.1 Om de efficiënte besteding van publieke re-
integratiemiddelen te bevorderen, zijn waarborgen in de regeling opgenomen
zoals gedeeltelijke resultaatfinanciering en een maximumtarief voor IRO-
trajecten.
Het onderzoek
Het ministerie van SZW heeft APE opdracht gegeven de uitvoering en resulta-
ten van de IRO-regeling te monitoren. Dit is de vierde voortgangsrapportage
IRO. De eerste voortgangsrapportage is december 2004 uitgebracht, de twee-
de in september 2005 en de derde in oktober 2006.
In de rapportages staan twee vragen centraal:
1. Hoe verloopt de uitvoering van de IRO-regeling?
2. Wat zijn de (voorlopige) resultaten van de IRO-regeling?
We beantwoorden de eerste vraag aan de hand van een peiling van de erva-
ringen van cliënten, re-integratiebedrijven en UWV-medewerkers.
Voor de tweede vraag zijn het gebruik, de kosten en de resultaten van de IRO-
trajecten in kaart gebracht. Daarbij maken we een vergelijking met de regulie-
re trajecten en met trajecten uit het experiment met het persoonsgebonden
re-integratiebudget (PRB). Bij resultaten kijken we in de eerste plaats naar de
1 In dit rapport verstaan we onder reguliere re-integratietrajecten de trajecten die
UWV periodiek via aanbesteding inkoopt bij re-integratiebedrijven. Regulier bete-
kent niet dat de invulling van de trajecten regulier of standaard is.
Ape 3
(voorlopige) plaatsingspercentages. In de tweede plaats kijken we naar een
meer subjectief criterium van resultaat: cliënttevredenheid.
In het onderzoek zijn de volgende bronnen gebruikt:
UWV-registraties over gebruik, kosten en plaatsing;
Een enquête onder cliënten die een IRO-traject zijn gestart;
Een enquête onder UWV-medewerkers;
Interviews met re-integratiebedrijven en contractdeskundigen UWV;
Een topicmeeting over de keuze van een IRO traject;
Een expertmeeting met de belangrijkste stakeholders.
Dit onderzoek is uitgevoerd ongeveer drie jaar nadat de IRO formeel van
kracht is geworden. Dat betekent dat een deel van de bevindingen een voorlo-
pig karakter heeft. Dit geldt in het bijzonder voor de berekende plaatsingsper-
centages. De plaatsingspercentages geven niet meer dan een eerste inzicht in
de resultaten van de IRO-regeling. Voor een precieze meting van het 'IRO-
effect' is het bovendien noodzakelijk om rekening te houden met verschillen in
motivatie en capaciteiten van cliënten en met kostenverschillen. Een dergelij-
ke effectiviteitsmeting laat het ministerie van SZW in het kader van de einde-
valuatie in 2008 uitvoeren.
Vervolg van de samenvatting
In paragraaf 0.2 komen de bevindingen en conclusies met betrekking tot het
gebruik, kosten en resultaten aan bod (zie ook hoofdstuk 3). Paragraaf 0.3
gaat over de ervaringen van stakeholders met de opzet van de IRO (zie ook
hoofdstuk 4 en 5). Paragraaf 0.4 gaat over de inhoud van IRO-trajecten (zie
ook hoofdstuk 6) en paragraaf 0.5 bevat de belangrijkste bevindingen inzake
kenmerken van re-integratiebedrijven (zie ook hoofdstuk 7). In paragraaf 0.6
gaan we in op de invloed van de IRO op het experiment met het PRB en op
reguliere trajecten (zie ook hoofdstuk 8). Paragraaf 0.7 gaat in op maatwerk
binnen de IRO. Paragraaf 0.8 bevat een slotbeschouwing op de bevindingen
van het onderzoek.
0.2 Voorlopige resultaten van de IRO-regeling
Met de invoering van de WIA en het afschaffen van de Wet REA per 29 de-
cember 2005 is het begrip arbeidsgehandicapte vervangen door de begrippen
gedeeltelijk arbeidsgeschikte en volledig arbeidsongeschikte. In deze voort-
4 Ape
gangsrapportage wordt de term gedeeltelijk arbeidsgeschikte gebruikt voor
iedereen die hiervoor als arbeidsgehandicapte aangeduid werd.
Aangevraagde en gestarte trajecten
Tot en met maart 2007 zijn er 67.892 aanvragen voor een IRO traject in-
gediend. Daarvan zijn 66.455 trajecten gestart. UWV heeft slechts 2% van
de aanvragen afgewezen. Dit betreffen officiële afwijzingen. In de praktijk
kunnen aanvragen na overleg worden aangepast of ingetrokken.
Kenmerken van IRO-cliënten
De IRO is relatief populairder onder cliënten met een WW-uitkering. Van
alle gestarte IRO-trajecten is 62% (41.077) ingediend door werklozen. Bij
reguliere trajecten is 53% van de aanvragen ingediend door werklozen.
Cliënten met een IRO zijn gemiddeld als groep ongeveer even oud als cli-
enten met een regulier traject.
De man-vrouw verhouding is vergelijkbaar.
Van de IRO-cliënten is 45% van de WW'ers en 35% van de gedeeltelijk
arbeidsgeschikten hoog opgeleid. Het opleidingsniveau van cliënten met
een regulier traject is niet bekend.
Kosten van IRO-trajecten
- De prijs van een IRO-traject voor WW'ers bedraagt gemiddeld 4.431
(exclusief BTW).2 Dit is een factor 1,3 ( 1.000) hoger dan de gemiddelde
prijs van een regulier traject voor WW'ers ( 3.430). Voor gedeeltelijk ar-
beidsgeschikten is de prijs van een IRO-traject gemiddeld 4.730. Dit is
een factor 1,1 ( 410) duurder dan een regulier traject voor deze doel-
groep ( 4.320).
- In 2006 is de prijs van IRO-trajecten ten opzichte van 2005 met ongeveer
300 licht gedaald.
2 De prijs is uitgedrukt in begrote kosten. Dat wil zeggen de kosten die een re-inte-
gratiebedrijf in rekening brengt bij een succesvol traject. Bij IRO-trajecten bedragen
de feitelijke kosten altijd minimaal 50% van de trajectprijs vanwege no-cure-less-
pay. Voor reguliere trajecten geldt dat een deel op basis van no-cure-no-pay gefi-
nancierd wordt: dit betreft één op de vijf reguliere trajecten voor gedeeltelijk ar-
beidsgeschikten en de helft van de trajecten voor WW'ers. Bij het uitblijven van een
plaatsing vergoedt UWV alleen de kosten van het plaatsingsplan.
Ape 5
Beëindiging en plaatsing
De beëindigingspercentages van IRO-trajecten liggen over de gehele linie
lager dan die van reguliere trajecten (een factor 0,8 bij WW'ers en een fac-
tor 0,9 bij gedeeltelijk arbeidsgeschikten).
Het plaatsingspercentage (plaatsingen als percentage van het totaal aantal
trajecten) van IRO-trajecten is hoger dan dat van reguliere trajecten. Bij
de gedeeltelijk arbeidsgeschikten zijn de plaatsingspercentages bij de IRO-
trajecten een factor 1,3 tot 1,8 hoger dan de plaatsingspercentages van
reguliere trajecten. Onder WW'ers leiden IRO-trajecten 1,1 tot 1,6 keer
vaker dan de reguliere trajecten tot een plaatsing.
Kosten per plaatsing
Een indicatie van de kosten per plaatsing krijgen we door de kosten van
alle trajecten te delen door het aantal plaatsingen. We kijken hierbij alleen
naar de directe kosten van de trajecten. Indirecte kosten, zoals de kosten
van voorbereiding en beoordeling door UWV, blijven buiten beschouwing.
Voor WW'ers blijken de zo berekende plaatsingskosten voor IRO-trajecten
iets hoger te liggen dan de zo berekende plaatsingskosten voor reguliere
trajecten. Bij gedeeltelijk arbeidsgeschikten is het juist omgekeerd, hier
zijn de kosten per plaatsing voor IRO-trajecten juist lager dan die van re-
guliere trajecten. Deze resultaten zijn voorlopig omdat nog niet alle trajec-
ten in de onderzochte periode (1 januari 2004 tot 1 april 2005) zijn afge-
rond. Verder is nog geen rekening is gehouden met eventuele overige ver-
schillen tussen reguliere en IRO-cliënten, bijvoorbeeld verschillen in moti-
vatie of capaciteiten.
0.3 Praktijkervaringen
Ervaringen met de opzet van de IRO-regeling
Het onderzoek gaat uitgebreid in op opvattingen en ervaringen van cliënten,
re-integratiebedrijven en UWV-medewerkers over de vormgeving en uitvoering
van de IRO-regeling.
6 Ape
Met betrekking tot de vormgeving van de IRO-regeling komen drie punten
naar voren:
- Cliënten waarderen de keuzevrijheid die de IRO hen biedt, maar relatief
weinig cliënten maken gebruik van de mogelijkheid om re-integra-
tiebedrijven onderling te vergelijken voordat ze hun keuze maken. Veel cli-
enten, ongeveer een derde, kiezen een re-integratiebedrijf mede op aan-
raden van hun re-integratiecoach of arbeidsdeskundige. Ruim een kwart
vindt de keus voor een bedrijf moeilijk. Deze cliënten vinden het moeilijk
de kwaliteit van re-integratiebedrijven te beoordelen, soms omdat zij ken-
nelijk de beschikbare kwaliteitsinformatie niet weten te vinden.
- Om de keuzemogelijkheden goed te kunnen benutten moet de re-integra-
tiemarkt transparant zijn. Dat is volgens cliënten en UWV'ers nog niet het
geval.
- Re-integratiebedrijven blijken redelijk tevreden met de no-cure-less-pay
financieringssystematiek (UWV betaalt 20% van de trajectprijs bij aan-
vang, 30% na 6 maanden en 50% als de cliënt geplaatst wordt). Re-
integratiebedrijven oordelen positief over het feit dat zij scholing niet lan-
ger hoeven in te kopen (voorfinancieren) omdat scholing vanaf 12 juni
2006 apart wordt gefinancierd. De financiering loopt via een zogenaamde
scholingsmakelaar. De scholingsmakelaar koopt voor UWV scholing in en
adviseert re-integratiecoaches, arbeidsdeskundigen, re-integratiebedrijven
en cliënt bij de invulling van de scholingscomponent. Enkele re-integratie-
bedrijven merken op dat na de introductie van de scholingsmakelaar de in-
zet van scholing minder flexibel is geworden.
Ervaringen met de uitvoering
Over de uitvoering van de regeling en de rol van UWV en de re-integratiebe-
drijven zijn de volgende positieve punten opgemerkt:
- Cliënten zijn erg betrokken bij het opstellen van het re-integratieplan.
- De doorlooptijden bij UWV zijn verbeterd. Na een informele goedkeuring
kunnen re-integratiebedrijven starten met het traject. Voordat de over-
eenkomst formeel helemaal rond is, kan nog een tijd duren. Hierdoor kun-
nen re-integratiebedrijven pas laat de eerste facturen sturen. Mogelijk
brengt het per 1 februari 2007 ingevoerde mantelcontract nog verdere
verbetering. UWV en re-integratiebedrijven sluiten niet meer per cliënt een
overeenkomst. Hierdoor hoeven minder formulieren heen en weer ge-
stuurd te worden naar en van de cliënt.
- Re-integratiebedrijven melden een vergrootte bereikbaarheid van UWV.
- Cliënten zijn positief over de begeleiding van re-integratiebedrijven.
- Cliënten zijn tevreden over mogelijkheden om het plan gedurende het tra-
ject bij te stellen.
Ape 7
Maar cliënten en de uitvoering brengen ook aandachtspunten naar voren. De
belangrijkste aandachtspunten zijn:
Re-integratiebedrijven en cliëntorganisaties menen dat de voorlichting
door UWV over de IRO beter kan, met name wat de keuzemogelijkheden
betreft.
Volgens de re-integratiebedrijven kan de beoordeling van een IRO- aan-
vraag behoorlijk verschillen afhankelijk van de regio en ook de individuele
uitvoerder. Het gaat om verschillen in bijvoorbeeld de gemiddelde prijs en
hoe streng de inzet van producten beoordeeld wordt.
De tevredenheid van WW'ers over begeleiding door UWV neemt ten op
zichte van de Derde voortgangsrapportage IRO bijna een half punt af (van
6,3 naar 5,9). Waarom de tevredenheid onder WW'ers afneemt is niet be-
kend. Mogelijk zijn veranderingen in de populatie hier debet aan. Het minst
tevreden zijn de gedeeltelijk arbeidsgeschikten die na een herbeoordeling
van hun uitkeringsrechten een lagere of geen uitkering hebben gekregen
(zij geven gemiddeld een 5,2).
0.4 Inhoud van IRO-trajecten
Trajectonderdelen IRO-trajecten
- Training, persoonlijke begeleiding naar werk en loopbaanorienta-
tie/assessment zijn de drie meest voorkomende trajectonderdelen.
- In de helft van de trajectplannen is een vorm van training opgenomen. De
meest voorkomende trainingen zijn sollicitatie- en netwerktrainingen.
- 33% van de re-integratieplannen van WW'ers bevat een module persoon-
lijke begeleiding bij het zoeken naar werk voor gedeeltelijk arbeids-
geschikten ligt dit percentage nog wat hoger: 43%. Persoonlijke begelei-
ding na werkhervatting vindt plaats bij 16% van de WW'ers met een IRO-
traject en 24% van de gedeeltelijk arbeidsgeschikten.
- Ongeveer eenderde van de IRO-plannen voorziet in een loopbaanoriëntatie
of assessment.
- 21-23% van de IRO-plannen bevat een vorm van scholing. Dit is iets meer
dan uit de Derde voortgangsrapportage IRO blijkt. De reden hiervoor is
niet bekend.
Verschil IRO en reguliere trajecten
- Zowel cliënten als UWV'ers waarderen de mogelijkheden die de IRO biedt
voor maatwerk. UWV'ers vinden dat de IRO-trajecten beter zijn afgestemd
8 Ape
op de behoeften van de cliënt en zij zien duidelijke verschillen tussen IRO-
en reguliere trajecten. Toch vindt ongeveer 40% van de UWV'ers dat er
ook bij reguliere trajecten maatwerk mogelijk is.
- Uit het dossieronderzoek dat voor de Derde voortgangsrapportage IRO is
uitgevoerd, bleek bij IRO-trajecten scholing en individuele begeleiding bij
het zoeken naar werk vaker ingezet worden dan bij reguliere trajecten. Bij
vijf van de negen onderzochte bedrijven werk individuele begeleiding ook
bij reguliere trajecten ingezet. De inhoud van IRO- en reguliere traject-
plannen van deze re-integratiebedrijven lijkt op het oog erg op elkaar. Dit
is niet verwonderlijk omdat voor re-integratie een beperkt aantal produc-
ten beschikbaar is.
- De conclusie van het dossieronderzoek was dat het belangrijkste verschil
tussen IRO- en reguliere trajecten in de benadering van de cliënt lijkt te
zitten. Re-integratiebedrijven hebben bij IRO-trajecten meer aandacht
voor de wensen en behoeften van de cliënt.
0.5 Kenmerken re-integratiebedrijven
Re-integratiebedrijven die uitsluitend IRO-trajecten aanbieden verschillen van
andere re-integratiebedrijven op de volgende kenmerken:
- In totaal zijn er 2.156 bedrijven die IRO-trajecten aanbieden. Daarvan
voeren 68 bedrijven ook reguliere trajecten uit, de rest doet alleen IRO-
trajecten. De bedrijven die alleen IRO-trajecten uitvoeren (96% van de
bedrijven) voeren 70% van de IRO-trajecten uit. De overige 30% van de
IRO-trajecten worden uitgevoerd door 68 bedrijven die zowel IRO-tra-
jecten als reguliere trajecten uitvoeren. Een belangrijk deel van de IRO-
markt wordt dus uitgevoerd door andere bedrijven dan de re-integratie-
bedrijven met wie UWV een contract heeft via de openbare aanbestedin-
gen.
- Bedrijven die alleen IRO-trajecten uitvoeren zijn gemiddeld kleiner dan de
andere IRO-aanbieders. Bijna de helft van de bedrijven die alleen IRO tra-
jecten uitvoert, doet minder dan 5 trajecten.
- De plaatsingspercentages van de bedrijven die alleen op IRO-trajecten ge-
richt zijn, zijn gelijk aan het plaatsingspercentages van de overige IRO-
aanbieders.
- Bedrijven met alleen IRO-trajecten zijn even duur als de andere IRO-
aanbieders.
Ape 9
0.6 De invloed van IRO op PRB en reguliere trajecten
De IRO-regeling is populair, zowel bij cliënten als bij re-integratiebedrijven, als
ook bij veel UWV-medewerkers. In de desbetreffende regio's heeft de popula-
riteit niet geleid tot minder belangstelling voor het PRB-experiment. Integen-
deel, het aantal PRB-trajecten lijkt nog steeds te stijgen. In 2006 zijn er ruim
282 PRB-trajecten gestart. Ook in het eerste kwartaal van 2007 zijn er al bijna
74 PRB's toegekend. PRB trajecten duren gemiddeld veel langer dan de forme-
le maximale looptijd van een jaar.
De populariteit van de IRO-trajecten ten op zichte van de reguliere trajecten is
in 2006 verder toegenomen. Inmiddels starten er maandelijks meer IRO-
trajecten dan reguliere trajecten. Eind 2006 is 50% tot 60% van de gestarte
trajecten een IRO-traject.
0.7 Ruimte voor maatwerk
De IRO biedt cliënten de mogelijkheid hun eigen re-integratie vorm te geven.
Voor cliënten is dit ook een belangrijke reden om voor een IRO te kiezen. Ar-
beidsdeskundigen en re-integratiecoaches bevestigen het beeld dat de IRO
meer mogelijkheden biedt voor een individuele invulling van de re-integratie.
Zij vinden dat IRO-trajecten beter zijn afgestemd op de individuele behoeften
van de cliënt dan reguliere trajecten. Ook menen zij dat re-integratiebedrijven
zich meer inspannen voor een cliënt die een IRO-traject heeft.
Re-integratiebedrijven houden bij de intake en het opstellen van het re-inte-
gratieplan voor een IRO meer rekening met de re-integratiebehoeften van de
cliënt dan bij een regulier traject. Consulenten van re-integratiebedrijven
noemen hiervoor een aantal redenen:
- Bij reguliere trajecten moeten zij zich houden aan de opzet zoals die is in
het aanbestedingscontract is vastgelegd.
- De cliënt heeft bij het opstellen van het re-integratieplan nog de mogelijk-
heid om naar een ander re-integratiebedrijf te stappen.
- Cliënten zijn zich ervan bewust dat zij hun eigen re-integratietraject mo-
gen samenstellen en maken daar ook gebruik van. Uit de APE cliëntenquê-
te blijkt ook dat ruim de helft van de cliënten het plan samen met het re-
integratiebedrijf opstelt.
De IRO heeft ook nog in een ander opzicht de keuzemogelijkheden vergroot.
De cliënt mag namelijk zelf een bedrijf uitzoeken om zijn traject te begeleiden.
De cliënt is niet gebonden te kiezen uit bedrijven waarmee UWV al een con-
10 Ape
tract heeft. Cliënten hebben veelvuldig van deze mogelijkheid gebruik ge-
maakt: het aantal bedrijven waarmee UWV een contract heeft is gegroeid van
ongeveer 60 bedrijven naar ruim 2.000 bedrijven.
0.8 Aandachtspunten voor beleid en uitvoering
Cliënten zijn over het algemeen tevreden over de IRO. De tevredenheid betreft
zowel de mogelijkheden die de IRO biedt als de uitvoering daarvan door UWV
en re-integratiebedrijven. Cliënten waarderen vooral de invloed op de keuze
voor een re-integratiebedrijf en op het re-integratieplan. Ook UWV en re-inte-
gratiebedrijven zijn enthousiast over de regeling.
- Transparantie re-integratiemarkt
Een belangrijk element van de IRO is een vrije keuze voor een re-integra-
tiebedrijf. Cliënten maken hier op grote schaal gebruik van. In 2006 is het
aantal aanbieders van IRO-trajecten verder gestegen tot ruim 2.100 bedrijven
begin 2007, dit zijn er 400 meer dan het jaar ervoor. Deze ontwikkeling heeft
twee kanten: enerzijds hebben cliënten meer keuzemogelijkheden, anderzijds
wordt de markt minder overzichtelijk3.
Ruim een kwart van de IRO-cliënten vindt de keuze van een re-integratie-
bedrijf moeilijk. Veel cliënten krijgen dan ook hulp van de arbeidsdeskundige
en de re-integratiecoach van UWV. Vaak geeft de UWV-medewerker, al dan
niet op verzoek van de cliënt, de namen van een aantal bedrijven waarmee hij
goede ervaringen heeft.
Meer en betere informatie bevorderen dat cliënten een betere afweging kun-
nen maken. Momenteel lopen verschillende initiatieven om het zicht op de
kwaliteit van re-integratiebedrijven te verbeteren. Op basis van de audits kan
UWV slecht functionerende bedrijven uitsluiten. Daarnaast heeft Blik op Werk
de Keuzegids ontwikkelt en komen via Blik op Werk voor steeds meer bedrij-
ven tevredenheidscijfers en plaatsingscijfers beschikbaar.
- Regionale verschillen in beoordeling
De gewenste transparantie maakt de huidige regionale beoordelingsverschillen
een belangrijk aandachtspunt. Het is de ervaring van re-integratiebedrijven
dat UWV-medewerkers, soms per regio maar ook individueel, andere opvattin-
gen hebben over de voorlichting aan cliënten en het toetsen van IRO-
3 Overigens werkt een groot deel van de nieuwe aanbieders regionaal. Het is dus niet
zo dat elke cliënt uit meer dan 2.100 bedrijven kan kiezen.
Ape 11
aanvragen. Dit leidt tot verschillen in bijvoorbeeld de gemiddelde prijs in een
regio of hoe streng de inzet van producten beoordeeld wordt.
- Doorlooptijden UWV
Een snelle start en een soepele afhandeling zijn medebepalend voor het succes
van de re-integratie. Doorlooptijden van UWV zijn dan ook een belangrijk aan-
dachtspunt, vooral die van de afhandeling van aanvragen. Re-integra-
tiebedrijven geven aan dat de doorlooptijden in het afgelopen jaar korter zijn
geworden, maar dat het in sommige gevallen nog steeds lang duurt voordat
de overeenkomst officieel rond is. Vaak merkt de cliënt daar weinig van omdat
het re-integratiebedrijf de activiteiten start voordat de formele toekenning
binnen is. Vandaar dat cliënten zelf niet klagen over lange doorlooptijden.
12 Ape
1 INLEIDING EN ONDERZOEKSOPZET
1.1 Inleiding
De regeling Individuele Re-integratieovereenkomst (IRO) biedt WW'ers en ge-
deeltelijk arbeidsgeschikten (WIA/WAO, WAZ, en Wajong) een alternatief voor
trajecten die UWV periodiek via aanbesteding inkoopt bij re-integratiebedrijven
(zogenaamde 'reguliere trajecten').4 Het doel van de IRO is de keuzevrijheid
van cliënten bij re-integratietrajecten te versterken via een regeling die tevens
waarborgen biedt voor de efficiënte besteding van publieke re-integra-
tiemiddelen.
De IRO is bedoeld voor cliënten die behoefte hebben aan meer keuzevrijheid
dan in reguliere trajecten mogelijk is. De IRO biedt cliënten meer vrijheid bij
de keuze voor een re-integratiebedrijf en bij de invulling van het re-integra-
tieplan. De cliënt kan op deze manier zelf de regie voeren over zijn re-integra-
tietraject. Dat cliënten behoefte hebben aan meer keuzevrijheid is onder ande-
re duidelijk geworden in het experiment met het Persoonsgebonden Re-inte-
gratiebudget (PRB).
Het ministerie van SZW heeft APE opdracht gegeven de invoering en werking
van de IRO-regeling jaarlijks te monitoren. Voor u ligt de Vierde Voortgangs-
rapportage IRO. De eerste drie voortgangsrapportages zijn verschenen in de-
cember 2004, augustus 2005 en oktober 2006.
De voorgaande voortgangsrapportages laten zien dat de ervaringen met de
IRO positief zijn. Onder werklozen en gedeeltelijk arbeidsgeschikten bestaat
veel belangstelling voor de IRO. Cliënten, re-integratiebedrijven en UWV-
medewerkers zijn tevreden over de mogelijkheden die de IRO biedt. De eerde-
re rapportages geven bovendien een eerste beeld van de kosten van een IRO-
traject en van de resultaten van de IRO (plaatsingen). Het betreft een voorlo-
pig beeld, omdat een deel van de trajecten nog loopt. De voorlopige cijfers
laten zien dat de IRO-trajecten ten opzichte van reguliere trajecten duurder
zijn, daar staat tegenover dat het aantal plaatsingen ook wat hoger ligt. Ver-
der zijn in de voorgaande voortgangsrapportages ook een aantal aandachts-
punten naar voren gekomen, die betrekking hebben op de opzet en de uitvoe-
ring van de regeling.
4 Met de invoering van de WIA en het vervallen van de Wet REA is het begrip ar-
beidsgehandicapte vervangen door de begrippen gedeeltelijk arbeidsgeschikte en
volledig arbeidsongeschikte.
Ape 13
De Vierde Voortgangsrapportage gaat in op de aandachtspunten zoals die in
de Derde Voortgangsrapportage zijn beschreven. Daarnaast geeft het vierde
rapport een actueel overzicht van het gebruik, de kosten en de (voorlopige)
prestaties van de IRO. Bovendien besteedt de vierde rapportage aan twee
groepen extra aandacht: de WAO'ers die een herbeoordeling hebben gehad en
de Wajong'ers.
In paragaaf 1.2 gaan we nader in op de onderwerpen die aan bod komen in
deze voortgangsrapportage. Paragraaf 1.3 geeft een overzicht van de onder-
zoeksopzet.
1.2 Onderzoeksvragen
Het doel van de monitoring is een vroegtijdig inzicht te hebben op de werking,
gebruik, uitvoering en resultaten van de regeling.
Het onderzoek kent negen onderzoeksvragen:
1. Wat is het gebruik van IRO-trajecten, ook in vergelijking tot de reguliere
trajecten?
2. Wat is het beeld van prijs en prestatie, ook in vergelijking tot de reguliere
trajecten?
3. Zijn er verschillen in het gebruik, prijs en prestatie van de IRO-regeling te
constateren tussen werklozen en gedeeltelijk arbeidsgeschikten?
4. Hoe verloopt de uitvoering van de IRO-regeling en waar zijn mogelijkheden
voor verbetering?
5. In hoeverre leidt de IRO ertoe dat cliënten meer mogelijkheden krijgen
voor de invulling van hun re-integratie?
6. Verschilt de inhoud van IRO-trajecten van de inhoud van reguliere trajec-
ten?
7. Is er verschil tussen de op basis van een IRO gecontracteerde
re-integratiebedrijven en de re-integratiebedrijven die op basis van de
aanbestedingsprocedure worden gecontracteerd?
8. Wat is de wederzijdse invloed van de IRO-regeling en de reguliere aanbe-
stedingsprocedure op elkaar?
9. Wat is het beeld met betrekking tot gebruik, kosten en resultaten van PRB-
trajecten?
14 Ape
Uitsplitsen gedeeltelijk arbeidsgeschikten
Om de beleidsmatige consequenties van de IRO voor de verschillende typen
gedeeltelijk arbeidsgeschikten beter te kunnen doorzien hebben we voor de
Vierde voortgangsrapportage IRO deze groep uitgesplitst naar type arbeidson-
geschiktheidsuitkering (WIA, WAO, WAZ, Wajong) en resultaat van de herbe-
oordeling (niet herbeoordeeld, uitkering gelijk gebleven of verhoogd, uitkering
verlaagd en uitkering beëindigd). Deze tabellen zijn terug te vinden in de bij-
lage 4 en 5. Wanneer er grote verschillen zijn tussen de groepen merken we
dit op in de hoofdtekst.
1.3 Onderzoeksopzet
Voor de monitor en de procesevaluatie zijn de volgende onderzoekswerkzaam-
heden verricht:
1. Interviews coördinator IRO UWV, cliëntenvertegenwoordigers en verte-
genwoordigers re-integratiebedrijven
We hebben de coördinator IRO van UWV, cliëntenvertegenwoordigers en
vertegenwoordigers van re-integratiebedrijven geïnterviewd om een glo-
baal beeld te krijgen van de stand van zaken met betrekking tot de in
voorgaande rapportages genoemde aandachtspunten en nieuwe ontwikke-
lingen.
2. Topicmeeting
Op de Topicmeeting is de keuze tussen een IRO-traject en een regulier tra-
ject nader uitgediept. Op de bijeenkomst waren deskundigen van re-inte-
gratiebedrijven, het ministerie van SZW, UWV, IWI en Boaborea aanwezig.
3. Enquête IRO-cliënten
Via een enquête hebben wij de cliënten naar hun ervaringen met de IRO
gevraagd. De enquête kon zowel schriftelijk als op internet worden inge-
vuld en is in mei 2007 afgenomen. De enquête gaat in op onderwerpen als
keuzevrijheid, de invloed op het proces, de tevredenheid over de begelei-
ding naar werk door UWV en re-integratiebedrijven, et cetera. Daarnaast
hebben we de enquête benut om een beeld te krijgen van de inhoud van
de IRO-trajecten. In totaal zijn bijna 5.000 cliënten benaderd door middel
van een gestratificeerde steekproef van cliënten die tussen 1 januari 2004
en 1 april 2007 een IRO-traject zijn gestart. De respons is wat lager dan in
voorgaande jaren: 1.136 ingevulde enquêtes. Dit komt overeen met een
respons van 23%. Dit is conform verwachting. Een deel van de benaderde
Ape 15
cliënten heeft in voorgaande jaren de enquête als eens ingevuld en daar-
naast is het nieuwe van de IRO af.
4. Interviews re-integratiebedrijven
Om een beeld te krijgen van het perspectief van de re-integratiebedrijven
zijn consulenten van 12 verschillende re-integratiebedrijven geïnterviewd.
De geselecteerde re-integratiebedrijven variëren qua aantal uitgevoerde
trajecten, aandeel IRO-trajecten, aandeel WW'ers of WAO'ers en de datum
waarop het bedrijf voor het eerst IRO-trajecten uitvoerde.
5. Interviews contractdeskundigen UWV
Om een eerste beeld te krijgen van de effecten van het per 1 januari 2006
geactualiseerde beoordelingskader zijn vijf contractdeskundigen van UWV
geïnterviewd over het effect van de aanpassing van het beoordelingskader
op de kwaliteit van re-integratiebedrijven.
6. Enquête uitvoerenden UWV
De uitvoerenden van UWV hebben we middels een digitale enquête ge-
vraagd naar hun ervaringen met de uitvoering van de IRO-regeling. In
overleg met UWV hebben we re-integratiecoaches en arbeidsdeskundi-
gen(-jonggehandicapten) en een vragenlijst gestuurd. Hierop hebben 175
re-integratiecoaches en ook 175 arbeidsdeskundigen(-jonggehandicapten)
gereageerd.
7. Analyse gegevensbestanden UWV
We maken voor de monitor zoveel mogelijk gebruik van de gegevens die
UWV in zijn centrale bestanden verzamelt. De bestanden bieden informatie
over het aantal re-integratietrajecten, de kenmerken van cliënten, de kos-
ten en de resultaten van re-integratietrajecten. Deze bestanden bieden
ook de mogelijkheid om analyses te maken op het niveau van re-integra-
tiebedrijven. Ook van het PRB-experiment houdt UWV een registratie bij.
Deze is echter minder gedetailleerd dan de registratie van IRO- en regulie-
re trajecten.
8. Expertmeeting
De resultaten van de enquêtes en de monitor zijn in een expertmeeting
besproken met vertegenwoordigers van SZW, Boaborea, UWV en de Lan-
delijke Cliëntenraad (zie bijlage 2).
16 Ape
1.4 Vervolg van de rapportage
Het rapport is als volgt opgezet.
In hoofdstuk 2 beschrijven we op hoofdlijnen hoe de IRO-regeling is vormge-
geven en hoe de IRO verschilt van reguliere re-integratietrajecten en het PRB-
experiment. Ook beschrijven wij fasen in het uitvoeringsproces (uitgaande van
de wijze waarop UWV de regeling heeft geïmplementeerd).
Hoofdstuk 3 bevat kerngegevens over gebruik, kosten en resultaten. Achter-
eenvolgens komen het aantal aanvragen, de kenmerken van cliënten, de kos-
ten en de (voorlopige) plaatsingspercentages aan bod. We vergelijken de in-
formatie over de IRO waar dat kan met de informatie over reguliere trajecten.
Binnen de groep van (gedeeltelijk) arbeidsgeschikten onderscheiden wij cliën-
ten met een Wajong-uitkering en cliënten met een WAO/WAZ-uitkering.
Hoofdstuk 4 en 5 gaan in op ervaringen van cliënten, UWV-medewerkers, re-
integratiebedrijven met de opzet respectievelijk uitvoering van de IRO.
In hoofdstuk 6 gaan we in op de inhoud van de IRO-plannen en verschillen
tussen IRO-trajecten en reguliere trajecten. Daarbij zijn we nagegaan in hoe-
verre de IRO-cliënten meer mogelijkheden voor maatwerk biedt.
Kenmerken van re-integratiebedrijven die IRO-trajecten uitvoeren komen in
hoofdstuk 7 aan bod.
Hoofdstuk 8 gaat over de consequenties van de invoering van de IRO voor de
reguliere aanbesteding van re-integratietrajecten en het PRB-experiment. Te-
vens presenteren we in dit hoofdstuk informatie over de gemiddelde lengte en
het aantal PRB-trajecten.
Ape 17
18 Ape
2 VORMGEVING VAN DE IRO-REGELING
2.1 Inleiding
Op 14 juli 2004 is de regeling voor een individuele re-integratieovereenkomst
(IRO) officieel in werking getreden.5 Al vanaf 1 januari 2004 konden cliënten
een IRO aanvragen.6 De IRO is voortgekomen uit de experimenten met het
persoonsgebonden re-integratiebudget (PRB) en geeft UWV een extra instru-
ment om WW-gerechtigden en gedeeltelijk arbeidsgeschikten te re-integreren.
Het doel van de IRO is de keuzevrijheid van cliënten bij re-integratietrajecten
te versterken via een regeling die tevens waarborgen biedt voor de efficiënte
besteding van publieke re-integratiemiddelen.
2.2 Kenmerken van de IRO-regeling
Inhoud van de regeling
De IRO-regeling biedt WW'ers en gedeeltelijk arbeidsgeschikten (met een
WAO- (WIA-), WAZ- of Wajong-uitkering of herbeoordeelden) de mogelijkheid
zelf een plan op te stellen voor re-integratie. De werkzaamheden die in het
plan worden opgenomen moeten leiden tot 'de kortste weg naar werk'. Het
traject mag maximaal twee jaar duren en maximaal 5.000 kosten (exclusief
BTW)7. In bijzondere omstandigheden kan UWV duurdere re-integratieplannen
honoreren. UWV beoordeelt of de extra uitgaven gerechtvaardigd zijn. Bij tra-
jecten onder de 5.000 toetst UWV de inhoud van het re-integratieplan mar-
ginaal.
Voor de uitvoering van het re-integratieplan sluit UWV een overeenkomst met
een re-integratiebedrijf. De cliënt mag zelf kiezen bij welk re-integratiebedrijf
hij zijn IRO-traject wil volgen. Hij kan ook kiezen voor een constructie met een
hoofdaannemer en een of meer onderaannemers.
5 De IRO-regeling is omschreven in hoofdstuk 4 van het besluit SUWI en de regeling
SUWI
6 Vooruitlopend op de officiële invoering is UWV per 1 januari 2004 gestart met de
uitvoering van de regeling onder een noodprocedure. Het belangrijkste verschil tus-
sen de noodprocedure en de definitieve regeling is dat de definitieve regeling een
maximumprijs hanteert van 5.000; de noodprocedure kent geen maximumprijs.
Voor een uitgebreide vergelijking zie de Eerste voortgangsrapportage IRO.
7 Tot en met september 2004 hanteerde UWV een maximum bedrag van 4.202
( 5.000 inclusief BTW).
Ape 19
De vergoeding van het re-integratiebedrijf is deels afhankelijk van het resul-
taat van het re-integratietraject (no cure, less pay). UWV vergoedt de volledi-
ge trajectprijs als de cliënt binnen drie maanden na afronding van het traject
een dienstbetrekking is aangegaan voor ten minste zes maanden waarvan
minstens al 2 maanden daadwerkelijk gewerkt is, of als de cliënt gedurende
ten minste zes maanden werkzaamheden heeft verricht als zelfstandige of in
loondienst (bijvoorbeeld als uitzendkracht). Als aan deze voorwaarde niet vol-
daan is, dan ontvangt het re-integratiebedrijf 50% van de afgesproken tra-
jectprijs.
Het beleidskader
UWV werkt de regeling uit in een beleidskader, dat in de eerste plaats bestaat
uit een beoordelingskader voor IRO-aanvragen. Het beoordelingskader is
openbaar, opdat re-integratiebedrijven en cliënten weten op welke gronden
een re-integratieplan wordt goedgekeurd of afgewezen. Vanaf 1 januari 2006
werkt UWV met een nieuw beoordelingskader. UWV heeft het beoordelingska-
der aangepast vanwege ontwikkelingen zoals de invoering van een protocol
Zeer Moeilijk Plaatsbare groepen en gedifferentieerde dienstverlening.8 Daar-
naast wilde UWV meer inzicht krijgen in de kwaliteit van re-integra-
tiebedrijven.
De kern van het beleidskader bestaat uit vier uitgangspunten:
1. Het re-integratietraject dient de kortste weg naar werk te vormen en te
leiden tot duurzame werkhervatting.
2. Bij de beoordeling van een IRO-aanvraag stelt UWV vast of een volledig
re-integratietraject het meest geschikte re-integratie-instrument is voor de
cliënt. Dit is een nieuw element in het vanaf 1 januari 2006 van kracht ge-
worden beoordelingskader. Indien blijkt dat een ander re-integratie-
instrument meer geschikt is, wijst UWV de IRO-aanvraag af.
3. UWV toetst of de inhoud van het plan plausibel is en of de ingezette
dienstverlening in redelijke verhouding staat tot de prijs. Dit wordt margi-
naal toetsen genoemd. Bij marginaal toetsen wordt niet uitvoerig de nood-
zaak tot het inzetten van instrumenten beoordeeld. Bij trajectplannen die
duurder zijn dan het maximum van 5.000 vindt overigens wel een uit-
8 Sinds 1 oktober 2005 heeft UWV de mogelijkheid om specifieke re-integratie-
producten in te kopen in plaats van een heel re-integratietraject. UWV koopt dan
bijvoorbeeld alleen een sollicitatietraining in.
20 Ape
voerige inhoudelijke toets plaats. Het plaatsingsplan dient te motiveren
waarom een hoger bedrag nodig is en duidelijk te maken dat voor het
goedkoopste adequate alternatief is gekozen.
4. Het door de cliënt beoogde re-integratiebedrijf moet voldoen aan de door
UWV gestelde voorwaarden. UWV stelt enerzijds voorwaarden aan de li-
quiditeit en de solvabiliteit van re-integratiebedrijven, anderzijds stelt UWV
ook voorwaarden aan de kwaliteit van een bedrijf. In het nieuwe beoorde-
lingskader legt UWV meer nadruk op de kwaliteit van re-
integratiebedrijven. De eigen verklaring van re-integratiebedrijven is ver-
vangen door een uitgebreider onderzoek in de vorm van een audit om te
bepalen of een bedrijf voldoet aan de voorwaarden. De voorwaarde vakbe-
kwaam personeel is een van de belangrijkste toevoegingen aan de eisen
die UWV aan re-integratiebedrijven stelt. Een bedrijf dient over voldoende
vakbekwaam personeel te beschikken om de re-integratieopdrachten uit te
voeren. UWV verwacht dat het bedrijf kan aantonen dat het personeel dat
direct bij re-integratie is betrokken op basis van opleiding en ervaring in
staat is om cliënten van UWV op een professionele wijze te begeleiden en
ondersteunen.
Daarnaast zijn re-integratiebedrijven die meer dan 10 IRO-trajecten uit-
voeren verplicht mee te werken aan het klanttevredenheidsonderzoek van
de Stichting Blik op Werk. Voor bedrijven met minder dan 10 IRO-trajecten
geldt de verplichting dat ze na beëindiging van een traject mee werken
aan een evaluatie. Deze evaluatie bestaat uit een gesprek tussen het re-
integratiebedrijf, de cliënt en de arbeidsdeskundige of re-integratiecoach.
UWV heeft in het beoordelingskader (nog) geen normatieve kwaliteitseisen
vastgesteld. Aan de hand van de individuele situatie van het re-integra-
tiebedrijf toetst UWV of het bedrijf voldoende kwaliteit heeft.
Behalve in het beoordelingskader werkt UWV onderdelen van de regeling uit in
standaard contracten9 met re-integratiebedrijven voor individuele re-integra-
tieovereenkomsten. De contracten bevatten bijvoorbeeld richtlijnen voor de
wijze van facturering en een specificatie van de verantwoordingsplichten van
re-integratiebedrijven.
9 Vanaf 1 februari 2007 sluit UWV mantelcontracten af met re-integratiebedrijven. Tot
die tijd werd per cliënt een afzonderlijk contract opgemaakt.
Ape 21
Protocol Zeer Moeilijk Plaatsbare groepen
Vanaf 1 mei 2005 is het protocol Zeer Moeilijk Plaatsbare groepen van kracht
voor IRO-aanvragen. Ook het nieuwe beoordelingskader IRO verwijst naar dit
protocol. Voor cliënten met de indicatie Zeer Moeilijk Plaatsbaar geldt een af-
wijkende mate van resultaatfinanciering. UWV betaalt in die gevallen 80% op
basis van inspanning en 20% op basis van resultaat (in plaats van 50%-50%).
UWV kan het protocol toepassen op IRO-aanvragen van onderstaande doel-
groepen om te bezien of deze cliënten zeer moeilijk plaatsbaar zijn:
WW-cliënten fase 3 en 4;
WAO-cliënten met een uitkeringsduur van minimaal één jaar in combinatie
met een periode waarin niet gewerkt is van meer dan één jaar geleden;
WAO'ers ouder dan 55 jaar;
alle Wajong'ers.
Of cliënten in deze groepen daadwerkelijk moeilijk plaatsbaar zijn, hangt af
van de individuele kenmerken en achtergronden. Daarnaast kan het in bijzon-
dere situaties ook voorkomen dat cliënten die niet tot de genoemde doelgroe-
pen behoren (na toetsing) als zeer moeilijk plaatsbaar worden aangemerkt.
Protocol Scholing en de scholingsmakelaar
Vanaf 1 juli 2005 is het protocol Scholing van kracht geworden. Het protocol is
van toepassing op alle WAO- (WIA-), Wajong- en WW-gerechtigden, bij wie
vastgesteld is dat re-integratie naar arbeid mogelijk is en waarbij cliënt en of
re-integratiebedrijf aangeeft dat de inzet van scholing gewenst is. Het protocol
Scholing kan zowel bij reguliere trajecten als bij IRO-trajecten toegepast wor-
den.
Met het scholingsprotocol toetst UWV of scholing noodzakelijk is om de cliënt
weer aan het werk te helpen. Als UWV aan de hand van het scholingsprotocol
vaststelt dat een scholing noodzakelijk is, dan accordeert UWV de scholing en
kan het re-integratiebedrijf scholing opnemen in het re-integratieplan. Als de
scholing niet met succes wordt afgerond, vergoedt UWV 80% van de kosten.
De resterende kosten worden uitsluitend betaald als de cliënt de scholing wel
succesvol heeft afgerond. Tot 12 juni 2006 maakten de kosten van scholing
deel uit van het maximale bedrag van 5.000 voor een IRO-traject.
Vanaf 12 juni 2006 heeft UWV een scholingsmakelaar onder contract. Dit be-
tekent dat het Inkoopproces scholing is veranderd. Althans voor ontslagwerk-
lozen, voor werkzoekenden met een arbeidshandicap geldt de regeling sinds 1
september 2006. Vanaf 12 juni 2006 wordt scholing afzonderlijk gefinancierd.
22 Ape
De financiering loopt via een zogenaamde scholingsmakelaar. Deze koopt voor
UWV scholing in en adviseert re-integratiecoaches, arbeidsdeskundigen, re-
integratiebedrijven en cliënt bij de invulling van de scholingscomponent.
2.3 Herziening arbeidsongeschiktheidswetgeving
Sinds de IRO op 1 juli 2004 van kracht is geworden is de arbeidsongeschikt-
heidswetgeving in Nederland herzien. In deze paragraaf lichten wij de belang-
rijkste veranderingen kort toe.
WIA
Sinds 29 december 2005 is de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen
(WIA) van kracht. Op grond van de WIA komen alleen werknemers die volledig
(80%-100%) en duurzaam arbeidsongeschikt zijn in aanmerking voor een
permanente uitkering op grond van de Regeling Inkomensvoorziening Volledig
Arbeidsongeschikten (IVA).
Werknemers die gedeeltelijk arbeidsgeschikt (35%-80%) zijn verklaard, krij-
gen op grond van de Regeling Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten
(WGA) een tijdelijke loongerelateerde uitkering. Werknemers die weliswaar
volledig, maar niet duurzaam arbeidsongeschikt zijn, worden ook als gedeelte-
lijk arbeidsgeschikten aangemerkt. Zij krijgen hoeven echter niet gedeeltelijk
te werken. Werknemers die minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn, komen
niet in aanmerking voor een WIA-uitkering.
De gedeeltelijk arbeidsgeschikten, worden geacht te werken naar vermogen.
Om dit mogelijk te maken is re-integratieondersteuning opgenomen in de WIA.
De bestaande Wet op de Re-integratie voor arbeidsgehandicapten (wet REA) is
daartoe opgeheven. Reguliere en IRO-trajecten maken onderdeel uit van het
pakket re-integratiemaatregelen dat in de WIA is opgenomen.
Herbeoordelingen
Op 1 oktober 2004 zijn de regels voor de beoordeling van arbeidsongeschikt-
heid strenger geworden. Daartoe is het Schattingsbesluit arbeidsongeschikt-
heidsverzekeringen aangepast. Herbeoordeling van lopende
WAO/WAZ/Wajong-uitkeringen volgens de aangepaste criteria leidt voor som-
migen tot een lagere uitkering of zelfs tot beëindiging van de uitkering. De
aanpassing gaat ervan uit dat deze cliënten in staat zijn het inkomensverlies
Ape 23
te compenseren door betaald werk te zoeken, of (als men al werkt) het aantal
uren of de functie uit te breiden.
De herbeoordeling leidt bij ongeveer een kwart van de herbeoordeelden tot
een verlaging of beëindiging van de uitkering. UWV stelt voor deze groep een
zogenaamde re-integratievisie op. Van deze groep geeft ongeveer eenderde
aan (nog) geen re-integratieondersteuning te willen vanwege bezwaar/beroep,
werk vinden of afzien van ondersteuning. Nog eens ongeveer eenderde heeft
nog een werkgever met wie de mogelijkheden tot urenuitbreiding en/of func-
tieaanpassing besproken moeten worden. Tot slot is er nog eenderde die geen
werkgever meer heeft en een re-integratietraject krijgt aangeboden Een kwart
van de mensen die een traject krijgt aangeboden kiest voor een IRO-traject.10
2.4 Drie typen re-integratietrajecten
De introductie van de IRO-regeling en het voortzetten van het PRB-experi-
ment11 hebben ertoe geleid dat daarvoor in aanmerking komende cliënten
kunnen kiezen uit drie typen re-integratietrajecten: reguliere trajecten, IRO-
trajecten en PRB-trajecten12. Tabel 2.1 geeft een overzicht van de belangrijk-
ste inhoudelijke overeenkomsten en verschillen tussen de drie type trajecten.
10 UWV, Halfjaarverslag UWV 2007, Amsterdam, augustus 2007
11 Sinds 1998 wordt in drie UWV-regio's geëxperimenteerd met het Persoonsgebonden
Re-integratiebudget (PRB). Met een PRB kunnen gedeeltelijk arbeidsgeschikten acti-
viteiten inkopen die hun arbeidsmarktpositie verbeteren. De IRO is voortgekomen
uit de experimenten met het PRB. Op verzoek van de tweede kamer heeft de minis-
ter besloten de experimenten met de PRB voor te zetten.
12 Voor arbeidsgehandicapte werknemers bestaat een aparte PRB-regeling, die los
staat van het ontvangen van een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Dit onderzoek
beperkt zich echter tot een vergelijking van IRO met het PRB-experiment voor niet-
werknemers.
24 Ape
Tabel 2.1 Vergelijking regelingen voor re-integratietrajecten
IRO-trajecten Reguliere trajecten PRB experiment
Werking Landelijk Landelijk Regio's Den Haag,
Utrecht en Maastricht
Doelgroep Gedeeltelijk arbeids- Gedeeltelijk arbeidsgeschikten, Gedeeltelijk arbeidsge-
geschikten, WW'ers WW'ers schikten
Trajectprijs Maximaal 5.000 variabel Maximaal 3.630
(ex BTW) (hardheidsclausule) (hardheidsclausule)
Trajectduur maximaal 2 jaar maximaal 2 jaar maximaal 1 jaar
(hardheidsclausule)
Resultaat- 50% inspanning, Voor de doelgroep 0% resultaat
financiering 50% resultaat 1 kansrijken: 100% resultaat 100% inspanning
Voor andere doelgroepen:
60% inspanning,
40% resultaat
Declaratie 1. Bij akkoord No cure no pay: Geen vaste declaratie
momenten re-integratieplan: 20%
Bij plaatsing: 100% momenten (indienen
2. Zes maanden na No cure less pay: facturen)
akkoord: 30% 1. Bij akkoord
3. Twee maanden na re-integratieplan: kosten
werkhervatting: 50% re-integratieplan (10%)
2. Zes maanden na ak-
koord: 50%
3. Twee maanden na werk-
hervatting of zes maanden
nadat daadwerkelijk is ge-
werkt: 40%
Contractpartijen UWV en re-integra- UWV en re-integratiebedrijf Of: UWV en
tiebedrijf re-integratiebedrijf
Of: cliënt en
re-integratiebedrijf
Verantwoording Door re- Door re-integratiebedrijf Door cliënt
en budgetbeheer integratiebedrijf
1. Voor individuele gevallen, als sprake is van zeer moeilijk plaatsbare cliënten, kan 80% op basis
van inspanning en 20% op basis van resultaat worden gedeclareerd. In die gevallen mag zes
maanden na akkoord re-integratieplan 60% van de trajectprijs gedeclareerd worden.
Ape 25
2.5 Fasen in het uitvoeringsproces IRO
Het uitvoeringsproces van de IRO-regeling beschrijven wij aan de hand van de
onderstaande zes fasen:
1. Oriëntatie en aanmelding
2. Opstellen re-integratieplan en IRO-aanvraag
3. Beoordeling aanvraag en afsluiting van de overeenkomst
4. Start van het traject
5. Uitvoering van het traject
6. Beëindiging van het traject.
Voor elke fase geven wij aan, op grond van de IRO-regeling en de implemen-
tatie daarvan door UWV, welke rollen UWV, de re-integratiebedrijven en de
cliënten hebben.
Fase 1: Oriëntatie en aanmelding
Cliënten kunnen zich laten voorlichten over de IRO door UWV, re-integra-
tiebedrijven en/of onafhankelijke arbeidsadviseurs.13 De cliënt kan in de oriën-
tatiefase dus verschillende routes volgen.
Als een cliënt een IRO-traject wil, dan meldt hij of zij zich in principe aan bij
UWV. De aanmelding is echter niet verplicht.14 Het uitgangspunt van de IRO is
dat een cliënt zelf met een plan komt en zelf contact zoekt met een of meer-
dere re-integratiebedrijven. UWV acht het desondanks wel raadzaam eerst
contact te zoeken met re-integratiecoach of arbeidsdeskundige zodat deze kan
beoordelen of ten eerste een re-integratietraject aan de orde is en ten tweede
of een IRO wel het meest geschikte re-integratie-instrument is. De cliënt se-
lecteert vervolgens een re-integratiebedrijf om een aanvraag en re-
integratieplan op te stellen. Hij kan er ook voor kiezen om met meerdere re-
integratiebedrijven samen te werken. Een daarvan moet dan als hoofdaanne-
mer optreden.15
In een intakegesprek bespreken cliënt en re-integratiebedrijf de mogelijkhe-
den van de cliënt aan de hand van de re-integratievisie van de arbeidsdeskun-
dige of het re-integratieadvies van het CWI. De IRO-regeling biedt de moge-
lijkheid in aanvulling daarop een assessment af te nemen. De kosten daarvan
13 Sinds juli 2004 kan een cliënt van gemeente, CWI of UWV terecht bij de onafhanke-
lijke arbeidsadviseur voor ondersteuning bij verschillende aspecten van re-
integratie. Op dit moment zijn er circa 65 van deze adviseurs werkzaam, verspreid
over heel Nederland.
14 Als een cliënt zich niet bij UWV aanmeldt, maar wel een aanvraag indient, dan geldt
de datum van aanvraag tevens als datum van aanmelding.
15 Dit is noodzakelijk om de (gedeeltelijke) resultaatfinanciering uitvoerbaar te maken.
26 Ape
worden vergoed op basis van de IRO-regeling als het re-integratieplan met het
onderdeel assessment is goedgekeurd.
Fase 2: Opstellen re-integratieplan en aanvraag IRO
Vervolgens stellen cliënt en re-integratiebedrijf het re-integratieplan op. De
cliënt heeft hiervoor in beginsel 35 dagen de tijd, gerekend vanaf de dag van
aanmelding. Deze termijn kan worden verlengd met 21 dagen.
Voordat de aanvraag wordt ingediend, kunnen cliënt en re-integratiebedrijf
een concept re-integratieplan voorleggen aan de arbeidsdeskundige of re-inte-
gratiecoach. Van deze mogelijkheid wordt bijvoorbeeld gebruikgemaakt als
men niet zeker weet of een bepaalde vorm van scholing past binnen het crite-
rium van de 'kortste weg naar werk'.
De cliënt dient het definitieve plan en het aanvraagformulier in bij UWV. De
cliënt tekent het plan voor akkoord.
Fase 3: Beoordeling aanvraag en afsluiten IRO
De beoordeling van de aanvraag bestaat uit twee elementen. De arbeidsdes-
kundige of de re-integratiecoach beoordeelt het re-integratieplan. Dit betreft
een marginale toetsing. Bij trajecten die duurder zijn dan het gestelde maxi-
mum vindt een uitvoerige toetsing plaats. De afdeling Inkoop Re-integratie
controleert vervolgens of er met het re-integratiebedrijf al een contract afge-
sloten is, zo niet dan stelt UWV een onderzoek in of het re-integratiebedrijf
voldoet aan de kwaliteitseisen van UWV. Deze toetsing bestaat uit een audit
waarin wordt vastgesteld of het re-integratiebedrijf kan voldoen aan de ge-
stelde voorwaarden. UWV toetst minimaal één keer per jaar of het re-
integratiebedrijf nog steeds aan de voorwaarden voldoet.
Met de toegelaten re-integratiebedrijven sluit UWV mantelovereenkomsten af.
Deze procedure is in werking sinds 1 februari 2007. Voor die tijd sloot UWV
voor elke cliënt afzonderlijk een aparte overeenkomst met het re-integratie-
bedrijf. UWV stelt nieuwe cliënten van een re-integratiebedrijf schriftelijk op
de hoogte van het bestaan van de mantelovereenkomst. De mantelovereen-
komst is in principe voor onbepaalde tijd. UWV heeft het recht om de overeen-
komst eenzijdig op te zeggen als blijkt dat het re-integratiebedrijf niet meer
aan de eisen voldoet.
Ape 27
UWV heeft formeel acht weken om de IRO-aanvraag te beoordelen. Binnen
deze periode geeft de afdeling IR een beschikking af aan de cliënt waarin de
aanvraag wordt goedgekeurd of afgewezen.
Fase 4: Start van het traject
Vervolgens kunnen cliënt en re-integratiebedrijf beginnen met de uitvoering
van het re-integratieplan. Bij de start kan het re-integratiebedrijf 20% van de
overeengekomen trajectprijs declareren.
Fase 5: Uitvoering van het traject
Het re-integratiebedrijf rapporteert periodiek aan de arbeidsdeskundige of de
re-integratiecoach. De rapportagemomenten zijn 3, 6, 12 en 18 maanden na
toekenning. De cliënt ondertekent deze rapportages voor gezien.
Na zes maanden kan het re-integratiebedrijf 30% van de overeengekomen
trajectprijs declareren (60% bij zeer moeilijk plaatsbare cliënten).
Tijdens de uitvoering van het traject kan blijken dat het re-integratieplan bij-
gesteld moet worden. Indien de wijziging niet leidt tot een verhoging van de
kosten kunnen cliënt en re-integratiebedrijf volstaan met een melding in de
tussenrapportage. Leidt de wijziging wel tot een verhoging van de kosten dan
kunnen cliënt en re-integratiebedrijf een gemotiveerd voorstel indienen om het
re-integratieplan tussentijds aan te passen. Beoordeling vindt plaats door de
arbeidsdeskundige of re-integratiecoach. Daarbij gelden geen aanvullende
richtlijnen.
Fase 6: Beëindiging van het traject
Wanneer het traject eindigt, stuurt het re-integratiebedrijf een eindrapportage
naar IR. Daarbij bestaan twee mogelijkheden:
Plaatsing. IR controleert of daadwerkelijk sprake is van duurzame plaat-
sing.16 Wanneer dat het geval is, wordt het rapport van het re-integra-
16 Van een duurzame plaatsing is sprake wanneer de cliënt daadwerkelijk twee maan-
den betaald werk heeft verricht op basis van een arbeidsovereenkomst voor ten
minste zes maanden. De werkhervatting dient uiterlijk te starten binnen drie maan-
den na einde traject. De arbeidsovereenkomst dient aan de navolgende voorwaar-
den te voldoen: (a) voor een werkzoekende met arbeidsgehandicap geldt dat de ar-
beidsovereenkomst is aangegaan voor tenminste de helft van het aantal uren per
week dat de klant geacht wordt te kunnen werken; en (b) voor een ontslagwerkloze
geldt dat de arbeidsovereenkomst is aangegaan voor ten minste de helft van het
28 Ape
tiebedrijf doorgestuurd naar de arbeidsdeskundige of re-integratiecoach
voor verdere afhandeling.
Geen plaatsing. Een rapportage bij einde traject zonder plaatsing wordt
beoordeeld door de arbeidsdeskundige of re-integratiecoach.
Bij duurzame plaatsing declareert het re-integratiebedrijf de resterende 50%
(20% voor zeer moeilijk plaatsbare cliënten). Bij een rapport zonder plaatsing
ontvangt het re-integratiebedrijf 100 ter compensatie van de rapportagekos-
ten.
gemiddelde aantal arbeidsuren per week waarop het (oorspronkelijke) recht op
WW-uitkering is gebaseerd.
De plaatsing van een cliënt die een zelfstandig beroep of uitzendwerk verricht,
wordt geteld nadat de cliënt daadwerkelijk 6 maanden heeft gewerkt.
Ape 29
30 Ape
3 KERNGEGEVENS: GEBRUIK, RESULTATEN, KOSTEN
3.1 Inleiding
Dit hoofdstuk rapporteert over het gebruik, de kosten en de resultaten van de
IRO-regeling. De gegevens die hier worden gepresenteerd zijn grotendeels
afkomstig uit de reguliere UWV-registraties en hebben betrekking op de perio-
de januari 2004 maart 2007. We vergelijken de gegevens over de IRO met
reguliere re-integratietrajecten.17 Dit gebeurt afzonderlijk voor WW'ers en ge-
deeltelijk arbeidsgeschikten (AG). In bijlage 4 is de groep gedeeltelijk arbeids-
geschikten uitgesplitst naar WAO/WAZ en Wajong en naar herbeoordelingsta-
tus.
3.2 IRO-aanvragen in 2004 maart 2007
Vanaf januari 2004 tot en met maart 2007 zijn er 67.892 IRO-trajecten aan-
gevraagd (zie Tabel 3.1). UWV heeft het leeuwendeel van de aanvragen toe-
gekend. Slechts 2% van de aanvragen is afgewezen. Dit percentage betreft de
officiële afwijzingen. UWV biedt re-integratiebedrijven de mogelijkheid het re-
integratieplan voor te leggen aan de arbeidsdeskundige of re-integratiecoach
alvorens de aanvraag officieel wordt ingediend. In de praktijk kan het dus
voorkomen dat ingediende aanvragen na overleg worden aangepast of terug-
getrokken. Formeel is er dan geen sprake van een aanvraag en dus ook niet
van een afwijzing.18 In dezelfde periode zijn er 131.323 reguliere trajecten ge-
start waarvan 69.450 voor WW'ers en 61.873 voor gedeeltelijk arbeidsge-
schikten.
Tabel 3.1 IRO-aanvragen naar de herkomst van aanvrager (1-1-2004 tot 1-
4-2007)
Aanvragen Afgewezen Gestarte trajecten
WW 41.823 100% 746 2% 41.077 97%
AG 26.069 100% 691 3% 25.378 97%
Totaal 67.892 100% 1.437 2% 66.455 98%
Bron: UWV 30-6-2007, APE-bewerking
17 In dit rapport verstaan we onder reguliere re-integratietrajecten de trajecten die
UWV periodiek via aanbesteding inkoopt bij re-integratiebedrijven. Regulier bete-
kent niet dat de invulling van de trajecten regulier of standaard is.
18 zie Derde voortgangsrapportage IRO.
Ape 31
Het aantal IRO-aanvragen van WW'ers is in de eerste maanden na de formele
start van de regeling op 1 juli 2004 sterk gestegen tot 2.000 aanvragen per
maand (zie Grafiek 3.1 en bijlage 4, tabel B4.2 voor de aanvragen per
maand/kwartaal). Daarna daalt het aantal aanvragen van WW'ers geleidelijk
tot ongeveer 1.000 per maand. Het aantal aanvragen van gedeeltelijk arbeids-
geschikten loopt langzaam op tot 1.000 aanvragen per maand begin 2006 en
stabiliseert op dat niveau.
Het laatste half jaar lijkt er een daling te zijn ingetreden bij zowel de trajecten
van WW'ers als die van gedeeltelijk arbeidsgeschikten. Trajecten die kort ge-
leden zijn gestart, zijn soms nog niet geregistreerd, de verwachting is dan ook
dat het werkelijk aantal gestarte trajecten in het laatste half jaar hoger ligt.
Terwijl het aantal IRO-aanvragen stabiliseert neemt de relatieve populariteit
van de IRO toe. Eind 2006 is 50% tot 60% van de gestarte trajecten een IRO-
traject.19
Grafiek 3.1 Ontwikkeling maandelijks aantal IRO-aanvragen per type aanvra-
ger (1-1-2004 tot 1-4-2007)
aanvragen
2500
2000
1500
1000
500
0
janfeb mrapmejunjul g epok nodec n
t r i t v rt r i t v rt r i t v c rt
au s ja feb m apmejunjul g epok nodecjan
au s feb m apmejunjul g pok node jan
ause feb m
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid