Radboud Universiteit Nijmegen
Persbericht 07 - 129
Nijmegen, 22 november 2007
Collectief verzet zou ook niet beter geweest zijn
Rechters werkten in oorlogstijd gewoon door in het belang van de bevolking
Nederlandse rechters kozen tijdens de Tweede Wereldoorlog voor de belangen van de openbare orde, het doorgaan van het maatschappelijk leven en het voorkomen van botsingen met de bezetter. Ze bleven hun vak uitoefenen. De bevolking leek daarbij het meest gediend, maar tegelijkertijd was het ook in het voordeel van de bezetter. De houding van de rechters in oorlogstijd is bekritiseerd door het verzet, collega's en vakgenoten. De rechters werden beticht van collaboratie met de vijand, terwijl ze juist ook juridische argumenten en mogelijkheden hadden om er tegenin te gaan. Ook het feit dat de Hoge Raad, de hoogste rechtsmacht in Nederland, zich niet heeft verzet wordt door velen betreurd. Maar hadden de rechters wel een realistische keuze? Het is onmogelijk om aan te tonen dat collectief verzet van de rechterlijke macht tegen het bezettingsregime meer voordelen voor de bevolking zou hebben opgeleverd, stelt rechtsfilosoof Derk Venema in de dissertatie Rechters in Oorlogstijd, waarop hij 3 december promoveert aan de Radboud Universiteit Nijmegen.
Net als de meeste andere overheidsorganen werkte de rechterlijke macht grotendeels door in de jaren 1940-1945. Rechters stonden voor het dilemma van de spreekwoordelijke 'burgemeester in oorlogstijd': uit principe ontslag nemen of doorgaan in het belang van de maatschappelijke orde om erger te voorkomen. Maar konden ze echt niet anders? De Hoge Raad besliste dat de rechter niet de bevoegdheid had om door de vijand ingestelde nieuwe regelgeving te toetsen aan het toentertijd geldende internationale recht. De Hoge Raad koos daarmee conform de in 1937 uitgevaardigde Aanwijzigingen van de Nederlandse regering voor een voorzichtige strategie om de continuering van de Nederlandse rechtspraak niet in gevaar te brengen. Behalve de belangen van de bevolking heeft waarschijnlijk ook de traditionele taakopvatting van de rechter een rol gespeeld in de beslissing niet te toetsen, hoewel de bevoegdheid daartoe weldegelijk bestond.
Derk Venema maakt duidelijk hoe de rechterlijke macht protesteerde tegen onrechtmatig gedrag van de bezetter, maar zich ook aanpaste aan het beleid van het bezettingsregime. Hoewel ze er niet in slaagden de benoeming van nationaal-socialisten in de rechterlijke macht te verhinderen, werd de invloed van nazisympathisanten nooit overheersend. Ongeveer tien procent van de rechters was lid van NSB of het Rechtsfront en Venema geeft hiervan als eerste een overzicht. Zijn dissertatie bevat verder een inventarisatie van maatregelen waartegen de Nederlandse rechters hebben geprotesteerd en hoe.
Bij vijandelijke bezetting blijft bestaand recht gehandhaafd
Het volkenrecht schrijft voor dat een bezetter de plicht heeft de openbare orde te handhaven met gebruikmaking van het bestaande recht, tenzij het niet anders kan en aanvullende regelgeving nodig is. Dan mag hij nieuwe regelgeving uitvaardigen, ook om de eigen militaire belangen te beschermen. Bijvoorbeeld het instellen van een verduisteringsplicht om herkenning vanuit de lucht te bemoeilijken.
De Nederlandse regering had gezien de dreigende situatie in Europa in 1937 de zogeheten Aanwijzingen uitgevaardigd: gedragsregels voor ambtenaren hoe zich op te stellen in geval van vijandelijke bezetting. De Aanwijzigen hielden in dat alle ambtenaren, en vooral rechters, geacht werden op hun post te blijven totdat aanblijven meer in het belang van de vijand zou zijn dan in het landsbelang. Venema: "De richtlijn was dus heel duidelijk aanblijven, tenzij". De rechtspraak ging dus gewoon door, in het belang van het volk en van het land. Aanvankelijk leverde dat voor de zittende rechters ook nauwelijks loyaliteitsconflicten op omdat het bezettingsregime relatief mild was en men nog hoop had dat de bezetting van korte duur zou zijn. De situatie werd grimmiger na de Februaristaking in 1941 en de Jodenvervolging die daarna op gang kwam. Drie rechters zijn in 1941 uit protest tegen maatregelen van de bezetter ook daadwerkelijk afgetreden.
Teleurstelling over de keuze van de Hoge Raad
Tijdens maar ook na de oorlog was er teleurstelling over de houding van de Hoge Raad. Had het
hoogste rechtscollege had zich sterker kunnen opstellen? De Hoge Raad oordeelde in 1942 dat hij niet de bevoegdheid had om de nieuw uitgevaardigde verordeningen van de bezetter te toetsen aan het Landoorlogreglement (onderdeel van de Haagse Vredesconventies uit 1907, thans nog steeds geldig als onderdeel van de Geneefse Conventies van 1949). Venema: "Het gaat hier om de interpretatie van de Hoge Raad van ongeschreven recht. De Hoge Raad had ook kunnen besluiten wel te toetsen. In vredestijd had de rechter volgens velen wel een dergelijke bevoegdheid, maar tijdens de bezetting had hij niet de ondubbelzinnige plicht. De Hoge Raad heeft hier het nationale recht laten prevaleren boven het internationale. Het heeft gekozen voor het volgen van de richtlijn uit de Aanwijzingen, nl. blijf op uw post totdat aanblijven meer in het voordeel werkt van de vijand dan in het belang van de burgers. En daar is ook veel voor te zeggen. Aftreden zou tot gevolg kunnen hebben dat er Nazigezinde rechters benoemd werden, waardoor het voor de bevolking veel slechter had kunnen worden".
Teleurstelling was er overigens ook over het feit dat de Hoge Raad niet protesteerde tegen het ontslag van zijn joodse president in november 1940 en de instelling van zogeheten vrederechtspraak in 1941. Dat betrof de aanstelling van NSB-rechters die schermutselingen tussen Nederlanders en NSB-ers moesten beslechten.
Jodenvervolging
De Nederlandse rechters hadden nauwelijks invloed op of bemoeienis met de jodenvervolging. Alle acties en maatregelen die betrekking hadden op Joden werden uitgevoerd door de Duitse politie en gehandhaafd door Duitse strafrechters in Nederland of direct beslist door Seyss Inquart. Nederlandse rechters waren niet in de gelegenheid om de maatregelen tegen joden te keren of ongeldig te maken.
Derk Venema (Leiderdorp, 1976) studeerde wijsbegeerte in Leiden en Graz en rechten in Leiden. Sinds 2001 is hij werkzaam aan de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de Radboud Universiteit Nijmegen, van 2001-2007 als promovendus, sinds 2007 als onderzoeker bij de vaksectie Rechtsfilosofie. Het onderzoek is begeleid vanuit het Onderzoeksprogramma Rechtspleging.
Rechters in oorlogstijd. De confrontatie van de Nederlandse rechterlijke macht met nationaal-socialisme en bezetting. Derk Venema. Promotie 3 december Radboud Universiteit Nijmegen. Een handelseditie verschijnt bij Boom Juridische uitgevers, ISBN 978-90-5454-949-9.