Ministerie van Algemene Zaken

NOS, Gesprek met de minister-president, Nederland 1

TV-interview | 30-11-2007

Minister-president Balkenende, na afloop van de wekelijkse ministerraad, over het kabinetsbesuit om de militaire missie Uruzgan te verlengen tot eind 2010 en over de invoering van de kilometerheffing

o MISSIE URUZGAN


VAN DEN BRINK:

Het kabinet heeft vandaag besloten dat Nederlandse militairen tot 2010 in Uruzgan blijven. Waarom is dat?


BALKENENDE:

Omdat het belangrijk is dat ook Nederland bijdraagt aan verdere ontwikkeling van Afghanistan. De mensen kansen bieden, werken aan veiligheid. En ook om te zorgen dat het werk van de afgelopen jaren kan worden voortgezet.


VAN DEN BRINK:

Twee jaar geleden zijn we daar naartoe gegaan met de gedachte: dat gaan we twee jaar doen. Waarom gaat u nu langer door dan gepland?


BALKENENDE:

Omdat het zo was dat we hebben we gezegd: we doen het voor twee jaar. Toen heeft de Navo ons verzocht om door te gaan met de activiteiten. We hebben toen wel gezegd het is belangrijk dat andere landen meedoen in Uruzgan. En op basis van al die afwegingen; verzoek van de Navo, de VN, de Afghaanse autoriteiten. Het belang van de bevolking van Afghanistan is voor ons de doorslaggevende reden geweest om te zeggen: wij gaan door.


VAN DEN BRINK:

Nog even nagetrokken wat u twee jaar geleden daarover zei. Toen zei u: over twee wordt de inzet overgenomen door andere Navo-landen. Waarom is dat niet gebeurd?


BALKENENDE:
Omdat het een behoorlijke opgave is voor nogal wat landen. U weet de Navo heeft tientallen lidstaten, die zijn allemaal actief in Afghanistan, in verschillende delen. En niet alleen is men actief in Afghanistan, maar ook in andere delen van de wereld. Toen was het moment daar dat we hebben gezegd: het einde van die twee jaar begint een keer in het zich te komen. Toen hebben we ook met de Navo erover gesproken, toen hebben ze tegen ons gezegd: jullie hebben expertise, jullie zitten in het gebied. Er wordt belangrijk en goed werk gedaan door de Nederlanders. Willen jullie overwegen om door te gaan met de activiteiten?


VAN DEN BRINK:

Kan het over twee jaar weer gebeuren?


BALKENENDE:
Nee, want we hebben nu gezegd dat we hoe dan ook de missie zullen beëindigen per 1 augustus 2010. En dan zorgen we ervoor dat uiterlijk
1 december 2010 alle mensen terug zijn in Nederland.


VAN DEN BRINK:

Waarom zegt u dat nu stelliger dan toen?


BALKENENDE:
Omdat we toen nog in een fase dat we niet precies wisten wat zou er allemaal gebeuren? ... Het is wel zo dat er een paar argumenten zijn om te zeggen: we doen het nog twee jaar. Bijvoorbeeld: in 2009 zijn er presidentsverkiezingen. Het jaar erop zijn er parlementaire verkiezingen. Daar hebben we rekening meegehouden. Dat is één. Twee: we zijn druk bezig om te zorgen dat het Afghaanse leger wordt ondersteund, wordt getraind. Dat kan in de komende twee jaar ook gebeuren. En we hebben de steun gekregen van een aantal andere landen. Al die zaken gecombineerd leiden ons ertoe om te zeggen: het is goed om nog een tijd door te gaan, tot augustus 2010. Maar dan komt ook het moment om te zeggen dan stoppen we als lead-nation in Uruzgan.


VAN DEN BRINK:
Lead-nation, dat betekent, leidende natie, het land dat daar de leiding heeft. Het kan wel zijn dat we er langer blijven, maar dan niet als leidende natie?


BALKENENDE:
Nee, lead-nation in Uruzgan betekent dat onze gewoon teruggaan uit Uruzgan. Uiterlijk is men daar weg per 1 december.


VAN DEN BRINK:
En als dan opnieuw de situatie is van: ja, Nederland als jullie weggaan stort het hier echt in. Wat zegt u dan?


BALKENENDE:
Tuurlijk, die vraag kan wel komen maar het doet me ook denken aan wat we destijds in Irak hebben meegemaakt. Toen hebben we er een tijdje gezeten om de bevolking daar te ondersteunen, toen kwam nog het verzoek: blijf nog wat langer. Toen hebben we tweemaal vier maanden ons verblijf daar verlengd. En toen hebben we ook gezegd: en nu komt er een eind aan. Want ik vind ook dat Nederland een behoorlijke bijdrage levert. En dan is het ook eerlijk om te zeggen: wij gaan nog door in deze periode, maar dan stopt het.


VAN DEN BRINK:

Bent u ervan overtuigd dat er echt vooruitgang is geboekt de afgelopen twee jaar?


BALKENENDE:

Ik vind het wel. Als je ziet wat er in Afghanistan gebeurt: de kindersterfte neemt af, meer kinderen gaan naar school, er wordt onderwijs genoten, er is meer en meer gezondheidszorg, dat gebeurt ook in de provincie van Uruzgan. Er is verbetering aan te wijzen, het is noodzakelijk, maar het is niet gemakkelijk. Daar lopen we niet voor weg.


VAN DEN BRINK:

Dus u zegt het gaat vooruit, het zal de komende jaren verder vooruit gaan?


BALKENENDE:

Dat is absoluut onze inzet. Maar mag ik ook op iets anders wijzen? Niet zo lang geleden was er een missie van het Nederlands bedrijfsleven in Afghanistan onder leiding van de voorzitter van VNO-NCW, de heer Wientjes, om ook te kijken wat bedrijven kunnen betekenen. We hebben ook al aangegeven; ontwikkelingssamenwerking gaat gewoon door, dat zal ook langere tijd natuurlijk verder gaan. Maar wij zien wel een aantal positieve ontwikkelingen. En het ergste zou zijn dat die zaken die in gang zijn gebracht, als die zouden worden gestopt.


VAN DEN BRINK:
Dat snap ik. Maar dat is over twee precies weer hetzelfde. Dan zitten we hier ook weer en dan zegt u van: ja, als we nu weggaan dan gaat alles verloren wat we bereikt hebben.


BALKENENDE:
Dan hebben we toch als Nederland een behoorlijke bijdrage geleverd..


VAN DEN BRINK:
Maar dan zou het toch wel zonde zijn als dat weer verloren ging?


BALKENENDE:
Maar dat is ook een reden, dat andere landen, de Navo, en ook Afghanistan zelf. Nederland heeft een behoorlijke bijdrage geleverd. En op een bepaald moment houdt dat op. Je mag bijvoorbeeld wijzen op dat president Karzai, die heb ik een aantal keren gesproken dit jaar, hij heeft grote waardering voor de inzet van Nederland. Nederland is een betrekkelijk klein land. Er zijn als je kijkt..


VAN DEN BRINK:
Ik geloof dat men tevreden is over Nederland, maar de vraag is of u straks weg kunt als er geen vervanging is.


BALKENENDE:
We hebben nu gezegd: iedereen moet goed weten dat wij een zware missie hebben. Het is een gebied met risico's en ook vandaag denken wij terug aan die twaalf Nederlanders die zijn omgekomen. Dat doet ons pijn. En wij denken aan hun families, en we mogen hun herinnering ook altijd bij ons hebben. Maar wetend dat wij de inzet hebben gepleegd, dan zeggen we: dat werk laten we niet zomaar verloren gaan. Dan is het ook een kwestie van eerlijkheid om dan aan te geven: gedurende een bepaalde periode zal Nederland het doen maar dan moeten anderen ook weer hun activiteiten daar gaan ontplooien.


VAN DEN BRINK:

Bent u tevreden over de bereidheid van andere landen om mee te doen?


BALKENENDE:
Het is misschien wat minder dan gehoopt, maar de bijdrage is zeer welkom.


VAN DEN BRINK:
Er komen 200 tot 300 militairen uit vier andere landen bij?


BALKENENDE:
Ja.


VAN DEN BRINK:

Minder dan gehoopt.


BALKENENDE:
Er zijn wel eens getallen van 400 en zo genoemd, maar tegelijkertijd moet ik ook zeggen: dat stond niet helemaal vast. U noemt al 200, 300. Dat hangt een beetje af van wat de Georgiërs zouden kunnen gaan doen. Toch was het een behoorlijke bijdrage. Wij zijn ook zeer ingenomen dat bijvoorbeeld een land als Frankrijk meedoet. Zij zullen trainingsteams gaan sturen naar Uruzgan. En een bijdrage van een land als Frankrijk is belangrijk.


VAN DEN BRINK:
Verwacht nu ook dat Frankrijk het straks gaat overnemen?


BALKENENDE:
Ik doe uiteraard geen uitspraken over welk land ...


VAN DEN BRINK:
Ik zou maar een beetje mijn best daarvoor doen als ik u was want anders zit je over twee jaar in dezelfde situatie.


BALKENENDE:
Het is natuurlijk ook nog een zaak van de Navo. Dat zullen we wel zien.


VAN DEN BRINK:

U heeft er vertrouwen in dat u dan goed weg kunt?


BALKENENDE:

Ja, Nederland heeft dan een behoorlijke bijdrage geleverd en ik wil op deze plaats nog mijn grote waardering en erkentelijkheid uitspreken voor onze militairen. Mannen en vrouwen die daar het moeilijke werk doen.


VAN DEN BRINK:
De bevolking steunt ze niet meer in meerderheid, blijkt uit diverse peilingen. Ook net in Eén Vandaag weer; 36% van de bevolking steunt het maar.


BALKENENDE:

Laten we nu eens goed onder ogen zien waar het om gaat. Wij zeggen: wij willen de bevolking van Afghanistan helpen. Wij willen meedoen in die strijd tegen terrorisme wereldwijd. Want wat zich afspeelt in Afghanistan is niet alleen iets voor het land zelf, het heeft een veel bredere betekenis. En dan verdienen de mannen en vrouwen daar onze steun.


VAN DEN BRINK:
Wat zegt u dan tegen die Nederlanders die zeggen: we moeten er eigenlijk weg?


BALKENENDE:

Dan zeg ik toch dat Nederland is een land dat op wil komen voor de bevolking van Afghanistan, wij willen ook onze solidariteit met Navo-partners en anderen tot uitdrukking brengen. En Nederland is altijd een land geweest dat open heeft willen staan. We hebben ook onze verantwoordelijkheid voor de wereld willen nemen. En dat geldt nu voor Afghanistan.


VAN DEN BRINK:
En u vraagt aan de bevolking om het standpunt te herzien?


BALKENENDE:
En ik hoop dat heel veel mensen onze militairen steunen, omdat het zo ontzettend belangrijk is. En die mensen die het moeilijke werk doen, die verdienen onze steun. Vandaag unaniem van het kabinet. Ik hoop op een brede meerderheid in het parlement en ik hoop ook op de steun van de Nederlandse bevolking.

o KILOMETERHEFFING


VAN DEN BRINK:

Ander onderwerp dat ook gevoelig ligt onder de Nederlandse bevolking: kilometerheffing. Kabinet heeft vandaag besloten dat die er komt. Wanneer?


BALKENENDE:

2016 is het volledige systeem ingevoerd.


VAN DEN BRINK:

2016?


BALKENENDE:

Ja. Dan praten we over alles. En dan ga je terugredeneren. We hebben nu te maken met de ontwikkeling van nieuwe technologie. Het is heel iets nieuws. Op het ogenblik is het wel zo dat Nederland helemaal voorop loopt om dit te gaan doen, wereldwijd. Dus eerst de technologie in orde krijgen. Wetgeving veranderen. Dan is het de bedoeling dat wij in 2011 het vrachtvervoer te maken laten krijgen met het beprijzen van het gebruik van de weg. En dan gaan we elk jaar verder met de personenauto's.


VAN DEN BRINK:
Wanneer krijgen de personenauto's er voor het eerst mee te maken?


BALKENENDE:
2012.


VAN DEN BRINK:

2012. Dat is precies in een volgende kabinetsperiode. Is daar over nagedacht, of is het toevallig?


BALKENENDE:

Zelfs het jaar 2011 zal al heel veel vragen. Minister Eurlings heeft dat nog eens uitgelegd hoe op het ogenblik de ontwikkeling van de technologie is. Daar moeten de nodige zaken nog voor ontwikkeld worden. Dan hebben we te maken met aanbestedingen, we hebben te maken met verandering van wetgeving. Al die zaken moeten gedaan worden. De minister heeft nog eens aangegeven dat als je dat al wilt halen in 2011 dan moet je heel veel doen.


VAN DEN BRINK:

Het zou heel goed kunnen dat we bij de volgende kabinetsformatie wordt afgesproken: jongens, dat gaan we toch maar niet doen.


BALKENENDE:

Ik geloof dat het belang van besluitvorming nu van vandaag is: dat we zeggen we gaan nu een route uit en dat moet ook een onomkeerbare ontwikkeling zijn.


VAN DEN BRINK:

Durft u vandaag te zeggen: dit is onomkeerbaar?


BALKENENDE:

Dat durf ik wel te zeggen, maar ook om deze reden: het besef bij zeer velen is dat we een keer dit moeten gaan doen. En vandaar ook dat we hebben gezegd: als je deze ontwikkeling nu laat opbloeien, als je dingen wilt realiseren, dan moet je ook een breed draagvlak hebben. Dus daar zullen we ook voor zorgen als kabinet. Maar we moeten het wel gaan doen. Want, kijk: elk jaar komen er 500 duizend auto's bij in Nederland. We hebben een groot wagenpark en onze capaciteit is beperkt. Met andere woorden: laten we alsjeblieft de weg ook goed benutten.


VAN DEN BRINK:
Maar spreken we dan ook af dat als u bij een volgende formatie betrokken bent, dat u dan niet zult meemaken dat het teruggedraaid wordt?


BALKENENDE:
Dat moeten we absoluut niet hebben, gaat ook niet gebeuren.


VAN DEN BRINK:
U zegt: dat wordt niet meer teruggedraaid?


BALKENENDE:

Je hebt een meerderheid in het parlement nodig, dat is helder. Maar we moeten wel deze kant uit. Want als we dat niet zouden doen, dan hebben we echt het risico dat het verkeer vastloopt en dat is in het belang van niemand.

(Letterlijke tekst, ongecorrigeerd, EB)