Raad van State
Zaaknummer: 200705850/2
Publicatie datum: vrijdag 30 november 2007
Tegen: het dagelijks bestuur van de deelgemeente Feijenoord
Proceduresoort: Voorlopige voorziening
Rechtsgebied: Kamer 3 - Hoger Beroep - Overige
---
200705850/2.
Datum uitspraak: 30 november 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de
Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige
voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende
het hoger beroep van:
het dagelijks bestuur van de deelgemeente Feijenoord,
verzoeker,
tegen de uitspraak in zaak no. HOREC 06/2110 van de rechtbank
Rotterdam van 12 juli 2007 in het geding tussen:
,
en
verzoeker.
1. Procesverloop
Bij besluit van 29 augustus 2005 heeft het dagelijks bestuur van de
deelgemeente Feijenoord (hierna: het dagelijks bestuur) geweigerd
een vergunning op grond van de Drank- en Horecawet
(hierna: DHW) te verlenen voor het uitoefenen van een horecabedrijf in
het pand aan de te (hierna: de inrichting).
Bij besluit van 4 april 2006 heeft het dagelijks bestuur het door
daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 12 juli 2007, verzonden op 16 juli 2007, heeft de
rechtbank Rotterdam (hierna: de rechtbank) het daartegen door
ingestelde beroep gegrond verklaard en het bestreden
besluit op bezwaar vernietigd.
Tegen deze uitspraak heeft het dagelijks bestuur bij brief van 15
augustus 2007, bij de Raad van State ingekomen op 16 augustus 2007,
hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 26
september 2007.
Bij brief van 31 oktober 2007 heeft het dagelijks bestuur de
Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 november 2007,
waar het dagelijks besuur, vertegenwoordigd door mr. W.R. Scheffer,
mr. L. Sprengers en E. Pover, werkzaam bij de deelgemeente Feijenoord,
en in persoon, bijgestaan door mr. drs. A.J.M. Bommer,
advocaat te Rotterdam, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is
niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. De rechtbank heeft de in bezwaar gehandhaafde weigering van het
dagelijks bestuur om aan een vergunning op grond van
artikel 3 van de DHW te verstrekken vernietigd, omdat het besluit zou
zijn genomen in strijd met het in artikel 7:12 van de Algemene wet
bestuursrecht opgenomen motiveringsvereiste.
2.3. Het verzoek van het dagelijks bestuur strekt ertoe dat bij wijze
van voorlopige voorziening wordt bepaald dat het in afwachting van de
uitspraak op het door hem ingestelde hoger beroep geen gevolg hoeft te
geven aan de in hoger beroep bestreden uitspraak, voor zover deze
inhoudt de verplichting om een nieuw besluit op bezwaar te nemen.
2.4. Aan het dagelijks bestuur moet worden toegegeven dat, gelet op de
motivering van de bestreden uitspraak, kan worden betwijfeld of het
oordeel van de rechtbank in de bodemprocedure in stand zal blijven. Of
de rechtbank, zoals het dagelijks bestuur betoogt, inderdaad een
onjuiste uitleg heeft gegeven aan artikel 27, tweede lid, van de DHW
en in verband daarmee ten onrechte een nadere motivering heeft geëist
voor wat betreft de relatie tussen de openbare orde problematiek in
het gebied en de beoogde exploitatie van de inrichting door
, vergt evenwel een nadere beoordeling waarvoor de
voorlopige voorzieningprocedure zich niet goed leent. Het verzoek van
het dagelijks bestuur zal dan ook met name aan de hand van een
belangenafweging worden beoordeeld.
Vast staat dat de burgemeester van Rotterdam bij nieuw besluit op
bezwaar van 6 november 2007 aan voor de inrichting
alsnog een exploitatievergunning op grond van de Algemene plaatselijke
verordening heeft verleend met een geldigheidsduur van vijf jaar. In
dat besluit is, overeenkomstig het advies van de algemene
bezwaarschriftencommissie, bepaald dat het vervalt indien de uitspraak
van de rechtbank van 12 juli 2007, waarbij de eerder in bezwaar
gehandhaafde weigering van de exploitatievergunning is vernietigd, in
hoger beroep zal worden vernietigd. In het advies, dat in het nieuwe
besluit op bezwaar volledig is overgenomen, is overwogen dat de
situatie ter plaatse sinds de aanwijzing als zogenoemd hotspot-gebied
is verbeterd. Dit is ter zitting ook door de vertegenwoordiger van het
dagelijks bestuur bevestigd.
Vast staat voorts dat de weigering van de vergunning op grond van de
DHW verband houdt met de sluiting van de inrichting in 2004, onder de
voormalige exploitanten, in verband met de handel in verdovende
middelen in en vanuit de inrichting. Tegen als nieuwe
exploitant bestaan als zodanig geen concrete bezwaren, zodat in
zoverre niet op voorhand de vrees gewettigd is dat met de exploitatie
van de inrichting de openbare orde onder druk komt te staan. Bovendien
heeft de burgemeester, die primair verantwoordelijk is voor de
openbare orde, geen voorlopige voorziening aangevraagd hangende zijn
hoger beroep tegen de door de rechtbank uitgesproken vernietiging van
de geweigerde exploitatievergunning en een voorlopige
exploitatievergunning verleend. Onder deze omstandigheden ziet de
Voorzitter, na afweging van de betrokken belangen, geen aanleiding om
in afwijking van de hoofdregel dat het instellen van hoger beroep geen
schorsende werking heeft, de gevraagde voorlopige voorziening te
treffen.
2.5. De conclusie is dat het verzoek dient te worden afgewezen.
2.6. Het dagelijks bestuur dient op de hierna te melden wijze in de
proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van
State:
I. wijst het verzoek af;
II. veroordeelt het dagelijks bestuur van de deelgemeente Feijenoord
tot vergoeding van bij in verband met de behandeling van
het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van 322,00 (zegge:
driehonderdtweeëntwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een
derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de
gemeente Rotterdam aan onder vermelding van het
zaaknummer te worden betaald.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, als Voorzitter, in
tegenwoordigheid van mr. I.A. Molenaar, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Molenaar
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 november 2007
369.