Openbaar Ministerie

Transactie voor schending ambtsgeheim

Den Haag, 30 november 2007

Op 17 november 2006 verscheen in de Volkskrant een artikel over verhoormethoden van Nederlandse militairen in Irak. Namens de toenmalige minister van Defensie is daarop aangifte gedaan ter zake van opzettelijke schending van ambtsgeheim door (ex)medewerkers van Defensie. De rijksrecherche heeft vervolgens een onderzoek verricht naar de betrokkenheid van (ex)defensiemedewerker(s) als bron van het genoemde artikel.

Op grond van dit onderzoek acht het OM bewezen dat een ex-generaal zijn ambtsgeheim heeft geschonden. Dit omdat hij in november 2006 in tenminste één gesprek met de Volkskrant mondeling informatie heeft verstrekt over de wijze waarop Nederlandse militairen Irakese arrestanten hebben ondervraagd voordat ze werden overgedragen aan de Irakese autoriteiten. In het onderzoek is niet vastgesteld kunnen worden wie vertrouwelijke defensienota's aan de journalist heeft verstrekt. De officier van justitie heeft de man een transactie aangeboden van 5000 euro. Als deze transactie wordt betaald, zal het OM afzien van verdere strafvervolging.

Het schenden van een ambtsgeheim is in beginsel een feit waarvoor het OM overgaat tot dagvaarding. Bij de beslissing tot een transactie heeft een aantal overwegingen een rol gespeeld.

Vastgesteld is dat het initiatief met de Volkskrant te praten, niet van de ex-generaal is uitgegaan. Een andere door de Volkskrant geïnterviewde betrokkene heeft de journalist doorverwezen naar de ex-generaal. Bij twee van de gevoerde gesprekken waren derden aanwezig. Van heimelijkheid is hier, anders dan in veel gevallen van schending van ambtsgeheimen, geen sprake. De gesprekken betroffen in hoofdzaak de bevoegdheden van militairen bij uitzendingen naar het buitenland en de mogelijkheden van de marechaussee in het algemeen om zonodig onderzoek te doen.

In de media is de rol van de ex-generaal bij de totstandkoming van het artikel onevenredig groot gemaakt. Voor zover te reconstrueren, is hij ten onrechte neergezet als een gewetenbezwaarde klokkenluider. Door deze publiciteit is de man, die tot dan toe een onberispelijke staat van dienst had, reeds zwaar gestraft.

In het onderzoek heeft de ex-generaal volledige openheid van zaken gegeven over zijn contacten met de Volkskrant. Zijn verklaringen hebben ertoe geleid dat de rijksrecherche door het horen van getuigen de toedracht van het gebeuren heeft kunnen achterhalen.

Tegelijkertijd oordeelt het OM dat de ex-generaal had moeten weten dat mededelingen over verhoormethoden niet toegestaan zijn. Met zijn handelen heeft hij het imago van de krijgsmacht geschaad.

Op grond van bovenstaande overwegingen heeft de officier van justitie besloten deze schending van het ambtsgeheim niet zonder strafrechtelijk vervolg te laten.