Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

DE DEELNEMERS MET EEN RUGZAK

De 1e meting van de monitor over de invoering van
de leerlinggebonden financiering in het MBO

Drs. H. Braam
Drs. T. Tudjman

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1 Inleiding.................................................................. 1
1.1 De LGF-monitor.............................................................................1 Hoofdstuk 2 Dataverzameling ..................................................... 3
2.1 De onderzoeksopzet ......................................................................3
2.2 De respons...................................................................................4
2.2.1 Non-respons ..............................................................................5 Hoofdstuk 3 De rugzakregeling en de deelnemers ...................... 7
3.1 De rugzakregeling .........................................................................7
3.2 Achtergrondkenmerken deelnemers.................................................7
3.2.1 De huidige opleiding ...................................................................8
3.2.2 Indicatiestelling..........................................................................9 Hoofdstuk 4 Het verkrijgen van een rugzak .............................. 11
4.1 Het verkrijgen van een indicatie en een rugzak ...............................11
4.2 Het vinden van een opleiding........................................................13
4.3 Knelpunten.................................................................................14
4.4 Conclusie ...................................................................................14 Hoofdstuk 5 Het handelingsplan................................................ 15
5.1 Inleiding.....................................................................................15
5.2 Het handelingsplan en de deelnemer .............................................16
5.2.1 Gemaakte afspraken in het handelingsplan..................................17
5.3 Knelpunten betreffende het handelingsplan ....................................18
5.4 Wat gaat er goed bij het opstellen van een handelingsplan. ..............20
5.5 Conclusie ...................................................................................20 Hoofdstuk 6 De begeleiding als gevolg van de rugzakregeling.. 23
6.1 Inleiding.....................................................................................23
6.2 Begeleiding door de school ...........................................................23
6.3 Overige voorzieningen .................................................................25
6.4 Begeleiding door de ambulant begeleider .......................................26 iii

Inhoudsopgave


6.5 Knelpunten betreffende de begeleiding...........................................28
6.6 Wat gaat er goed bij de begeleiding die je van school krijgt..............29
6.7 Algemene tips voor deelnemers.....................................................30
6.8 Conclusie ...................................................................................31
6.8.1 Begeleiding..............................................................................31
6.8.2 Ambulante begeleiding..............................................................31
6.8.3 Knelpunten betreffende de begeleiding........................................31
6.8.4 Pluspunten betreffende de begeleiding ........................................31 Hoofdstuk 7 De opleiding .......................................................... 33
7.1 Het onderwijsaanbod en voortgang................................................33
7.2 Stage/ BPV / werk.......................................................................35
7.3 Knelpunten bij het vinden en uitvoeren van een stage .....................35
7.4 Wat gaat er goed op de stageplaats? .............................................36
7.5 Conclusie ...................................................................................37 Hoofdstuk 8 Conclusies en aanbevelingen................................. 39
8.1 Inleiding.....................................................................................39
8.2 Achtergrondkenmerken deelnemers...............................................39
8.2.1 De huidige opleiding .................................................................39
8.2.2 Indicatiestelling........................................................................39
8.3 Het verkrijgen van een rugzak ......................................................40
8.4 Het vinden van een opleiding........................................................40
8.5 Het handelingsplan en de deelnemer .............................................41
8.6 Begeleiding door de school ...........................................................41
8.7 Knelpunten betreffende de begeleiding...........................................42
8.8 Wat gaat er goed bij de begeleiding die je van school krijgt..............42
8.9 Begeleiding door de ambulant begeleider .......................................42
8.10 Het onderwijsaanbod en voortgang..............................................42
8.11 Stage/ BPV / werk .....................................................................43
8.12 Aanbevelingen naar aanleiding van de monitor onder rugzakdeelnemers in het MBO.....................................................43
8.13 Aanbevelingen aan de instellingen...............................................45 Bijlage 1 Tabellen ......................................................................... 47 Bijlage 2 Vragenlijst ..................................................................... 57 iv

Hoofdstuk 1 Inleiding

Met ingang van januari 2006 is de subsidieregeling leerlinggebonden financiering voor het Middelbaar Beroepsonderwijs (LGF-MBO) in werking getreden. Door deze regeling is het mogelijk gemaakt dat geïndiceerde deelnemers met een handicap met behulp van leerlinggebonden financiering deelnemen aan een middelbare beroepsopleiding. Deze subsidieregeling zal worden verankerd in de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB). In dit eerste deelrapport beschrijven we de resultaten van de meting onder de deelnemers die gebruik maken van deze subsidieregeling, de zogenaamde deelnemers met een rugzak. Deelnemers met een rugzak ondervinden beperkingen bij de onderwijsdeelname als gevolg van een lichamelijke of verstandelijke beperking en komen zodoende in aanmerking voor extra faciliteiten. Met een indicatiestelling kan de mbo-instelling een subsidie voor de deelnemer aanvragen. Met deze subsidie kan de instelling maatregelen treffen waardoor de deelnemer in staat gesteld wordt om de opleiding te volgen. Het kan gaan om de aanschaf van extra middelen maar ook om extra begeleiding. Een deelnemer met gedragsproblematiek kan bijvoorbeeld extra begeleid worden, door middel van wekelijkse mentorgesprekken waarin samen met de deelnemer knelpunten worden besproken en naar oplossingen wordt gezocht.

1.1 De LGF-monitor
Het doel van dit onderzoek is om de uitvoering van de subsidieregeling LGF- MBO (rugzakregeling) te evalueren. Deze rapportage gaat over de 1e meting bij de deelnemers met een rugzak. Ze heeft betrekking op de eerste twee schooljaren waarin de rugzakregeling geldt. Het gaat om de tweede helft van het schooljaar 2005-2006 (sinds januari 2006) en het lopende schooljaar
2006-2007.
Het onderzoek spitst zich toe op de ervaringen van deelnemers tot nu toe en gaat dieper in op het handelingsplan en de extra begeleiding die de deelnemers met een rugzak krijgen vanuit school en van de ambulant begeleider.

1

Hoofdstuk 1

De volgende vier onderzoeksvragen gaan we in dit rapport beantwoorden:
1. Is de voorlichting die voorafging aan de inwerkingtreding van de subsidieregeling voldoende geweest?

2. Wat zijn de ervaringen van de deelnemers met de uitvoering van de subsidieregeling LGF: worden zij voldoende begeleid vanuit de mbo- instellingen en zijn zij tevreden over de ambulante begeleiding?
3. Kunnen de geïndiceerde deelnemers met behulp van de begeleiding de beroepsopleiding in het normale tempo en binnen de hiervoor geldende tijd volgen?

4. Wat zijn de voornaamste knelpunten vanuit het gezichtspunt van de deelnemers?

Bovenstaande vragen geven antwoord op de algemene vraag in hoeverre de subsidieregeling LGF in haar opzet slaagt om het voor geïndiceerde deelnemers mogelijk te maken een middelbare beroepsopleiding te volgen en waar de knelpunten hierbij zitten.
In de volgende hoofdstukken gaan we in op de dataverzameling (hoofdstuk
2) en beschrijven we de deelnemers met een rugzak (hoofdstuk 3). Hoofdstuk 4 gaat over het krijgen van een indicatiestelling / rugzak en de voorlichting hierover, in dit hoofdstuk wordt de eerste onderzoeksvraag beantwoord. Daarna gaan we in op het handelingsplan (hoofdstuk 5) en de begeleiding die de deelnemers krijgen vanuit school en van de ambulant begeleider (hoofdstuk 6). Deze twee hoofdstukken geven samen antwoord op de tweede onderzoeksvraag. In hoofdstuk 7 zoomen we in op de voortgang van de deelnemers tot nu toe, dit heeft betrekking op onderzoeksvraag 3. Hoofdstuk 8 is het concluderende hoofdstuk waar we de knelpunten beschrijven en aanbevelingen formuleren, die betrekking hebben op de invoering van de rugzakregeling. Hier wordt dan onderzoeksvraag 4 beantwoord.


2

Hoofdstuk 2 Dataverzameling


2.1 De onderzoeksopzet
Om de uitvoering van de subsidieregeling LGF-MBO te evalueren is er een monitor ontwikkeld die in drie achtereenvolgende jaren wordt uitgevoerd. Bij deze eerste meting van de monitor zijn alle gefinancierde deelnemers met een rugzak uitgenodigd mee te doen aan het onderzoek. Hiertoe is een vragenlijst ontwikkeld.
De conceptvragenlijst is besproken in een, voor dit onderzoek ingesteld, klankbordgroep waarin de volgende leden zitten: Mevr. I. Lelieveld, Ministerie van OCW Mevr. H. van Loon, Zadkine
Dhr. F. Persijn, ID College
Dhr. J. ten Hoften, ROC Midden-Nederland

De waardevolle op- en aanmerkingen van hen zijn in de vragenlijst verwerkt. In een pilotstudie is de deelnemersvragenlijst getest onder 4 deelnemers uit
3 verschillende clusters.
Hun ervaringen met het invullen en kritische kanttekeningen bij enkele vragen zijn meegenomen in de definitieve vragenlijst (zie bijlage 2). In deze eerste meting zitten zowel de leerlingen die al in de tweede helft van het eerste schooljaar (januari 2006 tot einde schooljaar) een rugzak hadden als leerlingen die pas sinds dit schooljaar (2006 -2007) een rugzak hebben. Het CFI (Centrale Financiën Instellingen - een uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen) kon ons een geaggregeerd overzicht aanbieden met daarin onder andere het CVI-nummer, BRIN-nummer van de instelling en type onderwijs (BBL, BOL-dt BOL-vt). De gegevens over geboortejaar en geboortemaand mochten, wegens de wet op de privacybescherming, niet aangeleverd worden. Aan dit totaalbestand is door de Landelijke Commissie Toezicht Indicatiestelling (LCTI) het adressenbestand van de deelnemers met een rugzak gekoppeld. Deze gekoppelde bestanden mogen zij uiteraard niet vrijgeven. Als oplossing werd besloten dat zij de vragenlijst voor ons
3

Hoofdstuk 2

versturen. Ingevulde vragenlijsten kregen wij vervolgens zonder naam en adres toegestuurd. Daarmee wordt de anonimiteit van de geënquêteerden gewaarborgd.
Vanaf september 2007 zullen diegenen die reeds meegedaan hebben aan het onderzoek opnieuw benaderd worden met een follow-up vragenlijst. `Nieuwe' deelnemers zullen de eerste uitgebreide vragenlijst krijgen. Daarnaast krijgen diegenen die een diploma hebben behaald, geen recht meer hebben op een rugzak of die uitgevallen zijn, apart een specifieke, beperkte vragenlijst over hun redenen om te stoppen met de MBO-opleiding en/ of over hoe het op de opleiding is gegaan.

2.2 De respons
Het CFI-bestand bevatte op 1 februari 2007 1669 deelnemers met een rugzak. Na koppeling met de adresgegevens van het LCTI bleven er 1471 juiste adressen over.
Het LCTI heeft deze 1471 deelnemers met een rugzak een papieren vragenlijst gestuurd. Deelnemers konden de vragenlijst ook op internet invullen.
Van deze verstuurde mailings waren er na twee weken 44 onbestelbaar (o.a. door foutief adressering, verhuizing) en 260 goed, valide, ingevulde vragenlijsten teruggekomen. Er is toen een rappel verstuurd aan de 1167 (1471 min 260 min 44) resterenden.

Na deze rappel ontvingen we nog eens 372 ingevulde vragenlijsten en 18 stuks bleken onbestelbaar (het totaal onbestelbaar retour komt daarmee op
62 stuks). Daarmee komt het totaal aan ingevulde vragenlijsten op 632 (260
+372). Dit is een respons van 45%. Van deze 632 ingevulde vragenlijsten blijven er, uiteindelijk na opschoning, 617 goed ingevulde over. Deze respons is zeer goed te noemen, zeker wat betreft deze doelgroep. Per mail en telefoon heeft ook nog een twintigtal deelnemers aangegeven dat zij door hun beperking niet in staat waren om de vragenlijst in te vullen.


4

Dataverzameling


1669 Deelnemers
---


1471 Adressen deelnemers
---
met een ru zak
632 respons = 62 onbestelbaar
45%

rappel

260 vòòr 372 na rappel

Figuur 2.1 Verdeling respons


2.2.1 Non-respons
We hebben gekeken of de responsgroep verschilt van de deelnemers die niet hebben mee gedaan. In de responsgroep zijn relatief iets meer BOL- deelnemers vertegenwoordigd dan in de non-responsgroep, maar dit verschil is niet erg groot (zie tabel 0.1).

Tabel 0.1 ­ De leerweg naar respons en non-respons BBL BOL Totaal N % N % N % Non-repons 143 13,4% 924 86,6 1067 100% Respons 59 9,8% 543 90,2% 602 100% Totaal 202 12,1% 1467 87,9% 1669 100%

Bij de verdeling over de clusters is er ook een verschil in de responsgroep zijn er verhoudingsgewijs meer deelnemers die geïndiceerd zijn in cluster 2 of
3 dan bij de non-responsgroep (zie tabel 0.2). Toch is in de responsgroep het aantal deelnemers uit cluster 4 nog zeker groot genoeg om hier zinnige dingen over te kunnen zeggen.

Tabel 0.2 ­ Cluster naar respons en non-respons
Cluster 2 Cluster 3 Cluster 4 Totaal N % N % N % N % Non-repons 187 17,5% 189 17,7% 691 64,8% 1067 100% Respons 150 24,9% 141 23,4% 311 51,7% 602 100% Totaal 337 20,2% 330 19,8% 1002 60,0% 1669 100%


5

Hoofdstuk 3 De rugzakregeling en de
deelnemers


3.1 De rugzakregeling
Sinds januari 2006 is de subsidieregeling leerlinggebonden financiering voor het MBO (LGF-MBO) in werking getreden. Deelnemers, die beperkingen ondervinden als gevolg van een lichamelijke of verstandelijke handicap, kunnen in aanmerking komen voor extra faciliteiten. De ouders of verzorgers melden de leerling aan bij een Commissie voor de Indicatiestelling (CvI) die het cluster vertegenwoordigd dat overeenkomt met de problematiek van de leerling. Een CvI is verbonden aan een regionaal expertisecentrum (REC) of een school voor speciaal onderwijs (VSO-school). Met een indicatiestelling kan de MBO-instelling vervolgens een subsidie voor de deelnemer aanvragen. Met deze subsidie kan de instelling maatregelen treffen waardoor de deelnemer in staat wordt gesteld om de opleiding te volgen. Zo gaat de instelling een samenwerkingsovereenkomst aan met de school voor VSO of een regionale expertisecentrum die de betreffende deelnemer ambulante begeleiding biedt. Ambulante begeleiding bestaat uit ondersteuning aan kinderen met een beperking (dit kan zowel verstandelijk, zintuiglijk, motorisch en/of meervoudig zijn), hun ouders en beroepskrachten (groepsleider/leerkracht).
De rugzak is meestal niet de enige aanvullende (financiële) voorziening die de deelnemer heeft, vaak hebben ze tevens bijvoorbeeld het persoonsgebonden budget (PGB) of andere voorzieningen. De school zelf kan nog extra (lumpsum) geld inzetten voor de hulp aan leerlingen met een handicap. De mate van (financiële) ondersteuning kan dus verschillen per MBO-instelling en per deelnemer.

3.2 Achtergrondkenmerken deelnemers Met een respons van ruim veertig procent is een goed beeld te schetsen van de deelnemers met een rugzak in het MBO. Uiteindelijk hebben we van 617
7

Hoofdstuk 3

deelnemers een goed ingevulde vragenlijst teruggekregen. In deze paragraaf volgt een beschrijving van de rugzakdeelnemers die mee hebben gedaan in het onderzoek. Waar mogelijk vergelijken we deze met de Totaale populatie van deelnemers met een rugzak in het MBO (aan de hand van gegevens van het CFI).
De gemiddelde leeftijd van de deelnemers is 18 jaar, de meeste zijn 17 of 18 jaar oud. Een kleine tien procent is ouder dan 20 jaar (zie bijlage 1, tabel B3.1). Tweederde van de rugzakdeelnemers is man.
3.2.1 De huidige opleiding
Iets minder dan tweederde van de deelnemers met een rugzak is dit jaar met de opleiding op het MBO begonnen, de rest is hier al langer mee bezig (zie bijlage 1, tabel B3.2). Zoals uit figuur 3.1 valt af te leiden volgt bijna tachtig procent van de deelnemers de beroepsopleidende leerweg (BOL), ongeveer vier procent hiervan in deeltijd, het overgrote deel voltijd. Binnen de BOL volgt vier procent de arbeidsmarkt kwalificerende assistentenopleiding (AKA). Zestien procent volgt de beroepsbegeleide leerweg (BBL), en nog eens vijf procent geeft aan een andere opleiding te volgen. Deze verdeling over de verschillende leerwegen in de respondentgroep komt in grote mate overeen met de landelijke verdeling. In de respondentgroep zijn de BBL-respondenten relatief oververtegenwoordigd (zie bijlage 1, tabel B3.3).

Figuur 3.1 De rugzakdeelnemers naar leerweg (n=597)


5%

16%
BOL: Voltijd BOL: Deeltijd
4%
BOL: Arbeidsmarkt kwalificerend
4% assistentenopleiding (AKA) BBL
71% Anders

Ruim eenderde van de rugzakdeelnemers volgt de opleiding op niveau 2, iets minder dan dertig procent volgt dit op niveau 4, en respectievelijk zestien en achttien procent op niveau 1 en niveau 3 (zie bijlage 1, tabel B3.4).
8

De rugzakregeling en de deelnemers

Meer dan de helft van de deelnemers geeft aan in het voortgezet onderwijs op een school voor speciaal onderwijs te hebben gezeten, de rest zat op een reguliere school (zie bijlage 1, tabel B3.5). Ruim twintig procent had op het voortgezet onderwijs ook al een rugzak (zie bijlage 1, tabel B3.6).
3.2.2 Indicatiestelling
Iets meer dan de helft van de respondenten heeft een indicatie voor cluster
4, dit zijn de deelnemers met psychiatrische- of gedragsstoornissen.


26% Cluster 2: communicatieve handicaps (gehoor-, taal- en/of spraakproblemen) Cluster 3: verstandelijke en/of lichamelijke
50% handicap Cluster 4: psychiatrische of gedragsstoornissen
24%
Figuur 3.2: Indicatiestelling respondenten (n=614)1

Een kwart van de deelnemers heeft communicatieve handicaps (cluster 2). Ook ongeveer een kwart heeft een indicatiestelling voor cluster 3, dit zijn de verstandelijk- en/of lichamelijk gehandicapten (zie figuur 3.2). In vergelijking met de totale populatie (aan de hand van de cijfers van het CFI) zijn met name de deelnemers uit cluster 4 iets ondervertegenwoordigt in onze responsgroep. Voor alle rugzakleerlingen ligt dit op zestig procent (zie bijlage 1, tabel B3.7), voor onze responsgroep is dit 50%. Het lijkt er op dat de deelnemers met psychiatrische- of gedragsstoornissen iets meer moeite hebben gehad om de vragenlijst in te vullen. Maar aangezien we nog steeds ruim 300 respondenten uit cluster 4 hebben, is dit ruim voldoende om over deze groep goede uitspraken te kunnen doen. De deelnemers die geïndiceerd zijn voor cluster 3 volgen vaker het BOL dan de rest van de deelnemers (zie bijlage 1, tabel B3.8).


1 De cluster 1 leerlingen, die een visuele handicap hebben, vallen niet onder de LGF- regeling.

9

Hoofdstuk 3


1-10-2006 1-4-2007
2000

1813
1800

1600

1400 1280
1200 1100
1000

800

600
600

400

351 362

400 280

200
0
cluster 2 cluster 3 cluster 4 totaal Figuur 3.3: De verandering van het aantal rugzakdeelnemers naar cluster

In het huidige schooljaar is het totaal aantal deelnemers in het MBO met een rugzak sterk gestegen, dit komt met name door de explosieve stijging van het aantal deelnemers in cluster 4 (zie figuur 3.3). Deze tendens is ook zichtbaar in de po/vo-sector en werkt door in het MBO.


10

Hoofdstuk 4 Het verkrijgen van een rugzak


4.1 Het verkrijgen van een indicatie en een rugzak Om in aanmerking te komen voor een rugzak moet de deelnemer eerst een indicatiestelling hebben voor de beperking. Deze indicatie kan in principe vanuit het voortgezet onderwijs worden meegenomen naar het MBO. De MBO-instelling kan daarna voor de geïndiceerde deelnemers de financiering vanuit de rugzakregeling aanvragen. Het initiatief voor het aanvragen van de rugzak ligt bij de deelnemer (of de ouders), deze moet hiervoor aankloppen bij de instelling. De uiteindelijke aanvraag zelf wordt gedaan door de instelling.
Aan de deelnemers met een rugzak is gevraagd wat ze vonden van de ondersteuning en informatie over de rugzakregeling die ze vanuit de school hebben gekregen. Veertig procent geeft aan dat uit de informatie van de instelling of opleiding niet duidelijk naar voren komt hoe ze denken over deelnemers met een beperking. Dit ligt hoger voor de deelnemers uit cluster
4 dan voor de deelnemers uit de andere twee clusters (zie bijlage 1, tabel B4.1). Ook bijna veertig procent van de deelnemers geeft aan dat de instelling niet goed is voorbereid op de plaatsing van deelnemers met een rugzak. Ook hier geven de deelnemers uit cluster vier dit vaker aan dan die uit cluster twee of drie (zie bijlage 1, tabel B4.2, figuur 4.1).


11

Hoofdstuk 4

Helemaal mee oneens Mee oneens Neutraal Mee eens Helemaal mee eens
2 11,7% 20,4% 21,9% 37,2% 8,8%
3 9,8% 22,0% 20,5% 39,4% 8,3%
4 20,0% 24,7% 22,4% 24,3% 8,6% totaal 15,3% 22,9% 21,8% 31,5% 8,6% 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Figuur 4.1: Deze instelling is goed voorbereid op de plaatsing van deelnemers met een rugzak naar cluster en totaal (n=508)

Er is ook gevraagd hoe het daadwerkelijk verkrijgen van een indicatie (voor het MBO) is verlopen. Deze vraag is maar door een kleine dertig procent van de deelnemers ingevuld. Ruim tien procent van de deelnemers die deze vraag niet heeft ingevuld, is vanuit het voortgezet onderwijs ingestroomd met een indicatiestelling en hoeft deze dus niet opnieuw aan te vragen voor het MBO. Van degenen die deze vraag wel ingevuld hebben geeft een kleine twintig procent aan dat dit (zeer) moeilijk was (zie bijlage 1, B4.3). Er is niet alleen gevraagd hoe het verkrijgen van een indicatie is verlopen maar ook hoe het daadwerkelijk verkrijgen van de rugzak is gegaan. De belangrijkste taak ligt hierbij bij de instelling, maar in principe is de deelnemer zelf verantwoordelijk om aan te geven dat ze een rugzak nodig heeft. Ook deze vraag over hoe het verkrijgen van de rugzak is verlopen, wordt door veel deelnemers niet ingevuld (zestig procent vult deze vraag niet in). Van degenen die deze vraag wel ingevuld hebben geeft bijna zestig procent aan dat ze het (zeer) makkelijk vonden gaan (zie bijlage 1, B4.4). Een mogelijke verklaring voor het gegeven dat een grote groep respondenten beide vragen niet invult, kan zijn dat iemand anders (ouders, ambulant begeleider, iemand binnen de huidige school etc.) dit heeft geregeld en de deelnemers zelf niet goed weten hoe dit is gegaan.

12

Het verkrijgen van een rugzak


4.2 Het vinden van een opleiding De meeste deelnemers hebben zich aangemeld voor één opleiding en zitten ook op de opleiding van hun eerste keuze. Een kleine twintig procent van de deelnemers heeft zich aangemeld voor meerdere opleidingen (zie bijlage 1, tabel B4.5). Ruim tien procent hiervan heeft te maken gehad met een afwijzing voor een opleiding (zie bijlage 1, tabel B4.7). Eenderde van de deelnemers geeft aan dat ze zijn afgewezen omdat ze niet hebben voldaan aan de toelatingseisen van de opleiding (zie tabel 1). Bij een kleine twintig procent zat de opleiding al vol. Een kwart van de deelnemers geeft een andere reden op. Als belangrijkste andere reden voor afmelding (het gaat hier om 24 antwoorden) worden twee zaken genoemd, ten eerste wordt er vanuit de instelling aangegeven dat de opleiding (als gevolg van de handicap) niet de juiste is en daarnaast is het niet kunnen vinden/ volgen van een stage nog een reden om afgewezen te worden.

Tabel 1: De redenen van afwijzing door een opleiding Aangevinkt (%) Ik heb niet voldaan aan de toelatingseisen van deze opleiding 33,3% Onduidelijk, de argumentatie van de opleiding is niet helder 7,6% De instelling kan / wil het gebouw niet aanpassen 3,0% De instelling vindt dat het schoolklimaat ongeschikt is voor 10,6% De instelling heeft onvoldoende personeel om mij te begeleid 10,6% Er is binnen de opleiding onvoldoende kennis aanwezig om mij 12,1% De opleiding zat al vol 18,2% Door mijn belemmering/handicap was er geen vooruitzicht op w 16,7% Anders 25,8% Weet niet 3,0%

Bijna alle deelnemers geven aan dat ze genoeg informatie hadden om te kunnen beoordelen of de opleiding die ze kozen de juiste was (zie bijlage 1, tabel B4.8). Bij het vinden van een geschikte opleiding voelt ongeveer de helft zich goed ondersteund door de oude school en ongeveer veertig procent door de huidige opleiding (zie bijlage 1, tabel B4.9). Bij bijna dertig procent van de deelnemers met een rugzak zijn er speciale voorwaarden gesteld aan het volgen van de opleiding (zie bijlage 1, tabel B4.10). Gelukkig geeft bijna tachtig procent van de respondenten aan dat de reguliere MBO opleiding geschikt is voor hen. Bij oriëntatie op het beroep geeft minder dan de helft van de deelnemers aan dat ze zich goed ondersteund voelen door de oude en ook door de huidige school.

13

Hoofdstuk 4


4.3 Knelpunten
Ruim een kwart van de respondenten geeft aan dat ze knelpunten zijn tegengekomen bij het zoeken van een geschikte opleiding (zie bijlage 1, tabel B4.13). Deze knelpunten hebben meestal te maken met het feit dat de deelnemer een bepaalde opleiding niet kan/mag doen als gevolg van de handicap. Daarnaast zijn er veel deelnemers die aangeven dat de instelling eigenlijk niet genoeg rekening houdt met hun handicap. De oplossingen die de deelnemers aandragen, hebben betrekking op informatie en communicatie. De school zou meer moeten weten over hun handicap en beter moeten luisteren naar de deelnemer en/of de ouders.
4.4 Conclusie
De meeste deelnemers kunnen makkelijk een opleiding vinden en de instellingen nemen over het algemeen rugzakdeelnemers aan. Met betrekking tot het regelen van een indicatie en een rugzak is het duidelijk dat een groot deel van de deelnemers er niet van op de hoogte is hoe dit is gegaan. Waarschijnlijk is het zo dat dit door anderen (de huidige opleiding of de ouders) geregeld is. De deelnemers die hierover wel hun mening hebben gegeven, zijn voor het grootste deel positief over hoe dit is verlopen.
Aan de andere kant geeft ongeveer veertig procent van de respondenten aan dat de informatie over de rugzakregeling en het daadwerkelijk ondersteunen van de deelnemers tijdens de eerste fase niet goed is verlopen. Ook de ondersteuning bij de oriëntatie op het beroep is voor een groot deel van de deelnemers onvoldoende.
Kortom we kunnen stellen dat niet alles van een leien dakje is gegaan.


14

Hoofdstuk 5 Het handelingsplan


5.1 Inleiding
In een handelingsplan staat wat men met de leerling in het onderwijs wil bereiken en op welke manier. De maatregelen zoals die beschreven staan in het handelingsplan beogen de onderwijsbelemmeringen van de deelnemer geheel of gedeeltelijk weg te nemen. Het handelingsplan moet in ieder geval de volgende zaken bevatten:
- het niveau van de leerling op het moment dat het handelingsplan tot stand komt;

- de onderwijsdoelen die de school voor de leerling nastreeft;
- welke maatregelen de school neemt voor bijvoorbeeld individuele begeleiding;

- welke externe deskundigen worden ingeschakeld;
- welke speciale voorzieningen worden getroffen;
- het aanstellen van extra begeleiding in de instelling (bijv. remedial teacher);

- de manier waarop de vorderingen van de leerling worden gevolgd en geregistreerd;

- de manier waarop ouders en school overleg hebben en hoe vaak dit gebeurt;

- wie het initiatief neemt voor dit overleg;
- op welke wijze de ouders op de hoogte worden gehouden van de vorderingen.

Een handelingsplan wordt opgesteld tussen de BVE-instelling (Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie), het REC (Regionaal Expertise Centrum) of de school voor het VSO (Voortgezet Speciaal Onderwijs) en de deelnemer en/of ouders van de deelnemer (als de deelnemer jonger dan 18 is, is betrokkenheid van de ouders verplicht). Het handelingsplan is een bijlage bij de onderwijsovereenkomst. In dit plan wordt specifiek beschreven welke maatregelen getroffen worden om de in het
15

Hoofdstuk 5

Persoonlijk Ondersteuningsplan (POP) gestelde doelen te realiseren in relatie tot de gestelde indicatie2 .

5.2 Het handelingsplan en de deelnemer
Van de ondervraagde deelnemers geeft ongeveer 60% aan dat er door de school een handelingsplan is opgesteld. 14% is er nog mee bezig en 12 % geeft aan dat er (nog) geen handelingsplan gemaakt is. 12% weet het niet eens (zie bijlage 1, tabel B5.1).
Het belang van een handelingsplan is evident. Hierin staat wat voor maatregelen getroffen worden zodat de deelnemer de reguliere opleiding zo goed mogelijk kan volgen en afronden. Het gegeven dat niet iedereen over zo'n plan beschikt is een belangrijk aandachtspunt. Ook dat men bij 14% van deze doelgroep nog bezig is een handelingsplan te maken, duurt voor deze groep wel erg lang. Daarnaast is het geen goed teken dat 12% niet weet of er een handelingsplan gemaakt is. De enquête is van februari 2007, terwijl de deelnemers al zeker in september 2006 begonnen zijn aan hun MBO-opleiding. Een deel zelfs al een jaar eerder.

Van de deelnemers die aangaven dat er een handelingsplan is gemaakt, zegt
72% dat zij daar ook zelf betrokken bij zijn geweest. 23% geeft aan dat zij er niet betrokken bij zijn geweest, maar wel het handelingsplan hebben doorgenomen (zie bijlage 1, tabel B5.3). Dit laatste percentage is enigszins bevreemdend, omdat het een persoonlijk plan betreft van de deelnemer. Daar hoort men toch bij betrokken te zijn. Ook opmerkelijk is de 5% van diegenen waarvoor wel een handelingsplan gemaakt is, aangeeft daar niet bij betrokken te zijn en het ook niet te hebben gezien. Het kan een foutieve invulling van de vraag geweest zijn, maar ook is mogelijk dat het opstellen van een handelingsplan bij deze 5% buiten hun betrokkenheid om is gebeurd en dat het vervolgens aan hen is meegedeeld. We hebben verder gekeken of er verschillen bestaan bij het maken van een handelingsplan naar type deelnemer (verdeeld naar clusters). Van de 3 onderscheiden clusters geeft gemiddeld 60% aan dat er een handelingsplan gemaakt is (zie bijlage 1, tabel B5.4).


2 Zie: www.lcti.nl

16

Het handelingsplan

De analyse van het maken van een handelingsplan naar schooljaar waarin de deelnemer een rugzak had is wel opvallend. Zowel van de deelnemers die in het schooljaar 2006 ­ 2007 zijn begonnen als diegenen die in het schooljaar
2005 ­ 2006 zijn begonnen, zegt 60% dat er een handelingsplan is gemaakt (zie bijlage 1, tabel B5.5). Zeker voor deelnemers uit schooljaar 2005 -2006 is dit een verontrustend laag percentage. Een kwart van de deelnemers uit schooljaar 2005 -2006 geeft aan dat ze geen handelingsplan hebben ondertekend of het niet weten (zie bijlage 1, tabel B5.6). Dit is wel erg hoog bijna anderhalf jaar later.
Ondertekenen van het handelingsplan heeft alleen zin als er een handelingsplan gemaakt is. Ruim 80% van de deelnemers die een handelingsplan hebben, hebben deze ook ondertekend. Van de overige 20% is dit niet gebeurd of is men er nog mee bezig (zie bijlage 1, tabel B5.7). Bij het opstellen van een handelingsplan worden naast de deelnemer ook de instelling, de REC's en, bij deelnemers jonger dan 18, de ouders betrokken. De deelnemers is gevraagd wie er, naast hen, verder betrokken zijn bij het opstellen van een handelingsplan. Hier konden ze meerdere antwoorden aankruisen. Dit zijn alleen de deelnemers die eerder aangegeven hebben in het bezit te zijn van een handelingsplan. Van deze deelnemers heeft 53% de ouders, 69% de begeleider, 19% de medewerkers servicecentra, 79% de ambulant begeleider en 12% de categorie anders aangevinkt (zie bijlage 1, tabel B5.8). Opvallend is het lage percentage medewerkers servicecentra die volgens de deelnemers betrokken is bij het opstellen van een handelingsplan.
5.2.1 Gemaakte afspraken in het handelingsplan Aan de deelnemers, van wie een handelingsplan is opgesteld, hebben we gevraagd of de gemaakte afspraken, die in het handelingsplan staan ook nagekomen worden. 74% antwoordt van wel, 6% zegt van niet en 20% weet het niet (zie bijlage 1, tabel B5.9). In de open vragen naar knelpunten betreffende het handelingsplan wordt ook het niet nakomen van afspraken genoemd. Verderop in dit hoofdstuk wordt daar op teruggekomen (zie bijlage
1, tabel B5.10 & B5.11 & B5.12).
In de analyse hebben we geen bijzonderheden ontdekt als deze variabele gekruist wordt naar geslacht, leerweg of cluster. Bij de vragen rondom het handelingsplan hebben wij de deelnemers twee stellingen voorgelegd, waarbij zij aan moesten geven in welke mate zij het eens danwel oneens met de gegeven stelling zijn. De voorgelegde stellingen zijn:

17

Hoofdstuk 5


- Mijn eigen ervaringen worden serieus meegenomen in het handelingsplan.
- Het handelingsplan geeft duidelijk weer welke afspraken er zijn gemaakt over de hulp die ik van mijn opleiding krijg.

Tabel 2- Mijn eigen ervaringen worden serieus meegenomen in het handelingsplan N % Helemaal mee oneens 10 2,8 Mee oneens 20 5,7 Neutraal 75 21,3 Mee eens 191 54,3 Helemaal mee eens 56 15,9 missend 10 - Totaal 362 100,0

Uit tabel 2 blijkt dat zo'n 66% het met de eerste stelling eens is. 25% antwoordt neutraal en slechts een klein percentage geeft aan dat zijn/haar ervaringen niet serieus meegenomen worden in hun handelingsplan. Ook de tweede stelling wordt overwegend positief beantwoord. Driekwart is het (helemaal) eens met de stelling dat het handelingsplan duidelijk weergeeft welke afspraken er zijn gemaakt.
5.3 Knelpunten betreffende het handelingsplan Van de deelnemers antwoordde 21% `ja' bij de vraag naar knelpunten die te maken hebben met het handelingsplan. Deelnemers met een cluster 4 indicatie gaven relatief de meeste knelpunten aan (zie bijlage 1, tabel B5.13).
Op de open vraag naar knelpunten die te maken hebben met het handelingsplan bleven, na correctie, 116 antwoorden over, die wij gecategoriseerd hebben in 8 onderwerpen. Deze staan in onderstaand tabel. Weliswaar gaat niet elke categorie specifiek over het handelingsplan, maar de informatie is dusdanig interessant dat we ze wel in deze tabel hebben gezet. Het vaakst wordt het niet nakomen van afspraken genoemd. Dit lijkt onverenigbaar met wat we aangaven in de vraag of afspraken worden nagekomen. Daar bleek dat 7% van de deelnemers aangaf dat gemaakte afspraken in het handelingsplan niet worden nagekomen. Dit is een klein percentage en nadere analyse leert dat bijna al deze deelnemers deze open vraag hebben beantwoord.


18

Het handelingsplan

Tabel 3 - Knelpunten m.b.t. het handelingsplan (n=116) N % afspraken worden niet nagekomen / slechte communicatie naar de deelnemer toe 30 26 De opleiding/begeleiders/docenten hebben te weinig kennis van het handelingsplan en weten te 25 22 weinig af van hoe om te gaan met deelnemer met een handicap. Handelingsplan is niet conform de wensen deelnemer opgesteld / deelnemer is niet betrokken bij het opstellen van het handelingsplan. 17 15 In de uitvoering wordt niks gedaan met het handelingsplan / deelnemer merkt weinig van het handelingsplan in de praktijk 16 14 Het handelingsplan is te laat gemaakt/ niet klaar/ het heeft te lang geduurd voor dat het plan klaar was / de instelling werkt te traag. 12 10 wisseling van begeleiders/ docenten 6 5 Geen tijd/ geen uren om iets met het handelingsplan/ de deelnemer te doen. 5 4 administratieve rompslomp/ er is een gebrek aan structuur 5 4 Totaal 116 100

De meesten wijzen dan op de afspraken, die volgens hen niet worden nagekomen (26%) al dan niet gecombineerd met een slechte communicatie.
22% vindt dat de opleiding en haar medewerkers te weinig ervaring en kennis hebben van een handelingsplan en niet genoeg weten hoe om te gaan met deelnemer met een handicap. 15% geeft aan dat in het handelingsplan zaken staan waar zij het niet mee eens zijn. 14% zegt dat er met het handelingsplan in de praktijk / uitvoering weinig gedaan wordt. 10% geeft aan dat het wachten op een eigen handelingsplan veel te lang geduurd heeft of nog duurt. Daaraan gekoppeld geven zij aan dat de spreekwoordelijke molen langzaam maalt. De laatste drie categorieën vallen wat meer onder algemene knelpunten en hebben te maken met de bureaucratie en personeelsbeleid. Bij het benoemen van knelpunten is ook gevraagd naar oplossingen die zij daarvoor mogelijk achten. Onderstaande tabel geeft de belangrijkste oplossingen weer uit monde van de deelnemers. Deze sluiten aan op bovengenoemde knelpunten.

Tabel 4 - Oplossingen van de knelpunten m.b.t. het handelingsplan (n=116) Mensen op de hoogte stellen van de LGF en LGF-deelnemer/ betere voorlichting en betere communicatie. Het handelingsplan met elke docent bespreken
Deelnemer bij het opstellen van het handelingsplan betrekken en zijn/haar wensen zo goed als mogelijk meenemen. Het handelingsplan op tijd klaar hebben / een handelingsplan maken / serieuzer met het handelingsplan omgaan Minder wisseling van personeel/ duidelijk aanspreekpunt / meer begrip voor de situatie van de deelnemer. Meer gebruik maken van het handelingsplan in de uitvoering/ meer begeleiding/ meer toezicht/ weten waartoe het handelingsplan dient (voorlichting)/ evalueren en bespreken
Verbeteren van de communicatie naar de deelnemer en naar de school toe/ afspraken nakomen. Meer tijd en meer uren voor de begeleiders
Minder administratieve rompslomp/ minder formulieren invullen/ meer structuur rondom LGF in de instelling aanbrengen.


19

Hoofdstuk 5


5.4 Wat gaat er goed bij het opstellen van een handelingsplan. Naast de vragen naar knelpunten en oplossingen voor deze knelpunten, hebben wij als laatste vraag over het handelingsplan gevraagd naar wat er juist goed gaat bij het opstellen en uitvoeren van zo'n handelingsplan. Dit leverde 141 bruikbare antwoorden op. Categorisering van de open antwoorden, levert tabel 5 op.
28% van de deelnemers geeft aan een goed overleg te hebben met zijn begeleider danwel met één van zijn docenten en/of een medewerker van het studiecentrum Studie en Handicap. Hier vallen ook de antwoorden die betrekking hebbend op `een goede communicatie' onder. Eenzelfde percentage geeft aan dat de gemaakte afspraken nagekomen worden, danwel dat er heldere afspraken zijn gemaakt met de deelnemer. Oftewel dat men weet waar men aan toe is en wat er gaat gebeuren.
26% geeft aan dat in feite alles met betrekking tot het handelingsplan goed verloopt. Een klein percentage van 11% refereert naar het gegeven dat de school goed omgaat met de zaken, vragen, problemen die door de deelnemer zelf naar voren wordt gebracht. De laatste categorie geeft een duidelijk verschil aan in het schrijfproces van het handelingsplan en de uitwerking daarvan. Zij geven aan dat het opstellen goed verlopen is, maar dat in de uitvoering het één en ander verbeterd kan worden.

Tabel 5 - Wat gaat er goed bij het handelingsplan? (n=141) N % goed overleg met begeleider/docenten/studiecentrum bij vragen, problemen etc. 40 28 afspraken worden nagekomen / er worden duidelijke afspraken gemaakt 39 28 het opstellen en uitvoeren van het handelingsplan zoals afgesproken 37 26 eigen inbreng wordt serieus (mee)genomen / goede betrokkenheid van de deelnemer 15 11 het opstellen van het handelingsplan is goed gegaan, maar de uitvoering laat nog te wensen over 10 7 Totaal 141 100
5.5 Conclusie
Een handelingsplan is de basis waarin het toekomstpad van de deelnemer met een rugzak in is uitgestippeld en daarom van groot belang voor een deelnemer. Desondanks blijkt niet iedereen over zo'n plan te beschikken. Maar liefst 40% geeft aan nog geen handelingsplan te hebben. Eenzelfde percentage komt uit een eerder schooljaar (2005 ­ 2006), wat betekent dat zij inmiddels al meer dan anderhalf jaar op een MBO-opleiding zitten zonder in het bezit te zijn van een handelingsplan.


20

Het handelingsplan

Ruim 80% van de deelnemers die een handelingsplan hebben, hebben deze ook ondertekend en 72% is daar ook zelf betrokken bij geweest. 23% geeft aan dat zij er niet betrokken bij zijn geweest, maar wel het handelingsplan hebben doorgenomen.
Ten aanzien van gemaakte afspraken in het handelingsplan geeft 75% aan dat die ook worden nagekomen.

Van de deelnemers antwoordde 23% `ja' bij de vraag naar knelpunten die te maken hebben met het handelingsplan. Deelnemers met een cluster 4 indicatie gaven relatief de meeste knelpunten aan. Het vaakst wordt het niet nakomen van afspraken genoemd. Verder wordt gesteld dat, naar het oordeel van de deelnemers, de opleiding/begeleiders/docenten te weinig kennis hebben van het handelingsplan en te weinig af weten van hoe om te gaan met deelnemers met een handicap.
Zaken die goed gaan omtrent het handelingsplan worden ook aangegeven. Belangrijkste onderwerpen die daar naar voren komen, zijn:
- goed overleg met begeleider/docenten/studiecentrum bij vragen, problemen etc.

- afspraken worden nagekomen / er worden duidelijke afspraken gemaakt.
- het opstellen en uitvoeren van het handelingsplan zoals afgesproken.


21

Hoofdstuk 6 De begeleiding als gevolg van de
rugzakregeling


6.1 Inleiding
Om een opleiding in het reguliere onderwijs goed te kunnen volgen en af te ronden, krijgen deelnemers met een rugzak een begeleider / mentor binnen de BVE-instelling. Van de financiële compensatie uit de LGF-regeling, levert de begeleider extra ondersteuning aan de deelnemer. Hij/ zij wordt hier bij geadviseerd / ondersteund door een ambulant begeleider vanuit een VSO of REC. Deze persoon heeft kennis van de beperking van de deelnemer. De REC wordt apart gefinancierd uit de LGF-regeling. Dit is zoals het in theorie behoort te zijn. Er zijn aan de deelnemers met een rugzak zowel vragen gesteld omtrent de begeleiding binnen de BVE-instelling (begeleider/ mentor) als buiten de instelling (ambulant begeleider). In dit hoofdstuk worden de resultaten hiervan besproken.

6.2 Begeleiding door de school
De eerste vraag die wij stelde, was of de deelnemer extra hulp en ondersteuning krijgt in de opleiding vanwege het hebben van een rugzak.
75% antwoordde van wel, een kwart gaf aan geen extra hulp te krijgen. Gezien het grote belang van het krijgen van extra hulp, vinden wij 25% aan de hoge kant.


23

Hoofdstuk 6

Extra gesprekken alleen met mijn begeleider/mentor 73,5 Het regelen van contacten met mijn ambulant begeleider 47,4 Hulp bij mijn huiswerk/studievoortgang 40,0 Extra begeleiding tijdens BPV/stage 35,3 Regelen van aangepast materiaal 13,0 Anders 12,3 Extra gesprekken met begeleider/mentor in (kleine) groepjes 9,5 Extra begeleiding tijdens mijn werk dat gekoppeld is aan mij 8,6 Extra begeleiding bij de toeleiding naar werk 7,7 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Figuur 6.1 ­ Waaruit bestaat deze extra hulp van de begeleider (n=430)

De deelnemers konden in de vragenlijst aangeven waaruit de extra begeleiding bestaat. Hierbij konden ze meerdere antwoorden aankruisen. Bijna 75% hiervan geeft aan extra gesprekken met zijn of haar begeleider te hebben. De helft geeft verder aan dat de begeleider de contacten regelt tussen de deelnemer en de ambulante begeleider. 40% spreekt over het ontvangen van hulp bij het maken van huiswerk / studievoortgang. 35% noemt de extra ontvangen begeleiding tijdens de stage. Een klein percentage noemt extra gesprekken met de begeleider in kleine groepjes, het regelen van aangepast materiaal, extra begeleiding tijdens werk dat gekoppeld is aan de opleiding en de extra begeleiding bij de toeleiding naar werk.
12% antwoordt `anders'. Van deze antwoorden verwijst het grote deel naar specifieke begeleiding, zoals begeleiding bij het krijgen van een uitkering, bij het volgen van lessen (toetsen, examens), bij het zoeken naar werk, bij problemen, bij het inlichten van andere docenten etc.

De deelnemers konden verder aangeven wat voor extra hulp zij naast de gegeven antwoordmogelijkheden graag zouden willen krijgen van hun instelling. De helft van de deelnemers heeft hier een antwoord ingevuld. De meeste van de antwoorden verwijzen naar ontbrekende hulp die de
24

De begeleiding als gevolg van de rugzakregeling

deelnemer graag zou willen zien en nodig heeft. De deelnemers vragen in zijn algemeenheid naar extra begeleiding en ondersteuning in alles waar ze mee te maken krijgen tijdens de opleiding. Deze antwoorden vallen onder te brengen bij de eerdere vraag naar waar de extra hulp uit bestaat. Naast deze antwoorden noemen de deelnemers specifiek een aantal ondersteuningen, die zij graag zouden willen krijgen. Dit zijn, op hoofdlijnen, de drie belangrijkste:

- aanpassing van de school aan hun beperking
- ze zouden ook begeleiding/ ondersteuning willen hebben bij:
- ziekte

- het missen van lessen

- bijles, persoonlijke les, huiswerkondersteuning
- het maken van moeilijke schoolopdrachten.
- Meer orde en structuur van het schoolsysteem en medewerking van alle docenten.

79% vindt de hulp/ begeleiding die ze krijgt vanuit de huidige opleiding voldoende. Vrijwel alle deelnemers die zeggen dat de begeleiding vanuit de instelling voldoende is, vinden de hulp die zij krijgen van de ambulant begeleider ook voldoende. Dit is statistisch significant. Van de deelnemers die niet tevreden zijn over de begeleiding van hun instelling vind de ene helft de ambulante begeleiding voldoende, de andere helft vindt dit onvoldoende. Eenzelfde percentage van de deelnemers is tevreden over de begeleiding die ze krijgt tijdens het volgen van stagewerkzaamheden.
6.3 Overige voorzieningen
De deelnemers is gevraagd van welke voorzieningen zij, naast de LGF, gebruik maken. In de vraag hadden wij een lijst voorzieningen opgenoemd, die zij konden aanvinken.
Van de gevraagde voorzieningen wordt verreweg het meest (25%) van Het PersoonsGebonden Budget (PGB) gebruik gemaakt. Overige antwoorden staan in tabel 6. Als hun voorziening er niet in voorkwam, konden ze onderaan opschrijven van welke voorziening zij dan gebruik maakte. 27% van de deelnemers geeft aan dat ze ook nog andere voorzieningen als aanvulling hebben op de rugzak. Bij `anders' wordt veel verwezen naar `geen', `niks', `niet van toepassing' en naar `weet niet'.


25

Hoofdstuk 6

Overige open antwoorden staan hieronder opgesomd:
- Gebarentolk
- CD ROM boeken
- ZIN (Zorg In Natura)
- KAIRO

- KLIK leeshulp
- Laptop met spraakversterker
- RIAGG

- SOLO-apparatuur
- TOG (Tegemoetkoming Onderhoudskosten Gehandicapten)

Tabel 6 ­ Aanvullende voorzieningen

---
Het Persoons Gebonden Budget (PGB) 25% Hulp van MEE 7% Voorziening vanuit de SFB-regeling van het UWV 6% Jobcoach vanuit de Wajong-regeling 5% Assistentie bij algemeen dagelijkse levensverrichtingen (ADL) 4% Een (schrijf)tolk 4% Individueel Re-integratie Overeenkomst (IRO) 1% Anders 27%
6.4 Begeleiding door de ambulant begeleider Bijna alle respondenten hebben een ambulant begeleider, een kleine tien procent van de respondenten geeft aan dat ze (nog) geen ambulant begeleider heeft. Dit zijn iets vaker de rugzakdeelnemers met een psychiatrische of gedragsstoornis uit cluster 4 (zie bijlage 1, tabel B6.1). Omdat er in de laatste jaren een spectaculaire groei is geweest van met name deelnemers in dit cluster zou het kunnen zijn dat er een wachtlijst is bij de Regionale Expertise Centra voor de ambulante begeleiding.

De extra hulp die de rugzakdeelnemer krijgt van de ambulant begeleider (AB- er) bestaat bij ruim zestig procent van hen uit extra gesprekken met deze begeleider. Een kwart van de deelnemers geeft aan dat de AB-er hen begeleidt tijdens de beroepspraktijkvorming (BPV) / stage. Eenzelfde percentage helpt bij het maken van huiswerk.


26

De begeleiding als gevolg van de rugzakregeling

Extra gesprekken alleen met mijn 63,9 ambulant begeleider
Extra begeleiding tijdens 25,0 BPV/stage
Hulp bij mijn 24,8 huiswerk/studievoortgang
Anders, namelijk: 23,6 Regelen van aangepast materiaal 14,6 Extra gesprekken met mijn 11,7 ambulant begeleider in een (klein)
Extra begeleiding tijdens mijn werk 6,7 dat gekoppeld is aan mij
Extra begeleiding bij de toeleiding 5,6
naar werk
0 10 20 30 40 50 60 70 Figuur 6.2 ­ Waaruit bestaat de extra hulp van de ambulant begeleider (n=521)

Van de deelnemers die een ambulant begeleider hebben, geeft 85% aan dat de hulp die ze hier van krijgt voldoende is om de opleiding goed te kunnen volgen (zie bijlage 1, tabel B6.2). De hulp tijdens BPV/ stage of werk wordt door ruim zeventig procent als voldoende ervaren, voor dertig procent is dit ontoereikend (zie bijlage 1, tabel B6.3). De meeste deelnemers zijn (zeer) tevreden met de ondersteuning die ze krijgen van de ambulant begeleider, bijna tweederde geeft dit aan. Niet tevreden is een kleine vijftien procent. Ook hier ligt dit weer hoger voor de deelnemers in cluster 4 (zie bijlage 1, tabel B6.4). Dit komt overeen met de antwoorden die ze geven over hoe de communicatie met de ambulant begeleider verloopt (zie bijlage 1, tabel B6.5). Er is ook gevraagd of de deelnemer nog extra/andere begeleiding van de ambulant begeleider nodig hebben, en zo ja wat dan. Driekwart van de deelnemers met een rugzak geeft aan dat ze op dit moment niks extras nodig heeft. Van degene die wel zeggen wat extra nodig te hebben geeft het grootste gedeelte aan dat ze gewoon meer begeleiding willen krijgen. Specifiek wordt vaak begeleiding bij stage/werk genoemd.
27

Hoofdstuk 6


6.5 Knelpunten betreffende de begeleiding Ook bij de vragen met betrekking tot de begeleiding hebben we gevraagd naar knelpunten en mogelijke oplossingen die zij zelf zien. Ongeveer een kwart van de deelnemers geeft aan knelpunten te zijn tegen gekomen m.b.t. de begeleiding die ze kwart. Ook bij de vraag naar knelpunten bij de opleiding/ hulp vanuit de opleiding zien we dit percentage terug.
Deelnemers die geïndiceerd zijn in cluster 4 formuleren vaker knelpunten dan die uit de andere clusters, dit is statistisch significant (zie bijlage 1, tabel B6.6). 52% van alle deelnemers die aangeven dat zij knelpunten tegenkomen wat de begeleiding aangaat, komt uit cluster 4. De genoemde knelpunten hebben we gecategoriseerd in 5 clusters, die in onderstaand schema staan. Na correctie bleven er 107 antwoorden over.

Tabel 7 ­ Aangegeven knelpunten m.b.t. de begeleiding vanuit de school (n=107) Knelpunten begeleiding N % te weinig kennis van de begeleider, andere docenten (instelling als geheel) over de 41 38 beperking van de deelnemer en daar niet mee weten om te gaan (onbegrip tonen) geen tijd/ belangstelling van de begeleider voor de deelnemer 24 22 weinig tot slecht contact met de begeleider 20 19 te laat begeleiding gekregen waardoor achterstanden zijn ontstaan etc. 13 12 deelnemer heeft een andere mening over de invulling van de begeleiding/ gekozen 9 8 traject dan de instelling
Totaal 107 100

Een percentage van bijna 40% noemt het gebrek aan voldoende kennis over zijn of haar beperking als knelpunt. Door deze lacune weten de begeleider/ docenten, volgens de deelnemer, niet goed hoe ze het begeleidingstraject moeten vormgeven. Ook zeggen enkele deelnemers dat door gebrekkige kennis over hun beperkingen er ook (wederzijds) onbegrip ontstaat. 22% geeft aan dat de begeleider weinig tot geen tijd heeft voor de deelnemer en/of weinig belangstelling in hem/ haar toont. 19% spreekt over een slecht contact met de begeleider en 12% geeft aan dat de begeleiding pas erg laat op gang is gekomen waardoor achterstanden in de studie etc. zijn ontstaan. Ten slotte wijst 8% op een discrepantie tussen wat hij/ zij wil met het begeleidingstraject en wat de school wil. Bij het benoemen van knelpunten rondom de begeleiding werd ook gevraagd naar oplossingen die zij daarvoor mogelijk achten. Onderstaande tabel geeft de belangrijkste oplossingen uit monde van de deelnemers weer. Het zijn min of meer logische conclusies van de knelpuntenlijst.


28

De begeleiding als gevolg van de rugzakregeling

Tabel 8­ Aangegeven oplossingen voor de knelpunten m.b.t de begeleiding vanuit de school Oplossingen knelpunten handelingsplan
Betere kennis van de problemen van de beperkingen; betere informatie naar leraren toe, zodat die weten waar ze aan toe zijn en hoe te handelen.
Meer aandacht, interesse en tijd voor de deelnemer. Betere communicatie/ contact tussen de deelnemer en de begeleider creëren Eerder starten/ op tijd beginnen met het geven van begeleiding Beter structuur school bewerkstellingen en beter luisteren en handelen naar de mening van de deelnemer.
6.6 Wat gaat er goed bij de begeleiding die je van school krijgt.
Naast de vragen naar knelpunten en oplossingen voor deze knelpunten, hebben wij als laatste vraag over de begeleiding gevraagd naar wat er juist goed gaat met betrekking tot de begeleiding/ hulp die zij van de opleiding krijgt. Na correctie bleven er 326 bruikbare antwoorden over. Categorisering van de open antwoorden, levert de volgende tabel op.

Tabel 9 ­ Aangegeven goede punten m.b.t. de begeleiding? N % alles gaat goed met de begeleiding 111 34 de communicatie, gesprekken met de begeleider gaan goed/ er worden goede afspraken gemaakt 94 29 Begeleider en deelnemer begrijpen elkaar goed; (probleem)punten worden goed doorgesproken. 56 17 Er wordt rekening met mij gehouden.
Niets 32 10 de extra ondersteuning die ik van school krijg/ er is voldoende gelegenheid om vragen te stellen. 20 6 inzet van leraren 13 4 Totaal 326 100

De meeste deelnemers (34%) geven aan dat alles goed gaat rondom de begeleiding die zij krijgen. Specifiek verwijst 29% naar de goede communicatie die er is tussen de begeleider en de deelnemer. In de meeste antwoorden wordt dan verwezen naar de goede, duidelijke afspraken die er gemaakt worden. Tezamen vormen deze antwoorden 60% van de totaal gegeven antwoorden.
17% gaat in op het meer persoonlijke contact tussen begeleider en deelnemer. Een percentage van 10% vindt dat er niets goed is aan de begeleiding die zij krijgen. Het gaat maar om een redelijk klein percentage, maar dit laat wel duidelijk zien dat niet overal alles goed gaat.
4% gaat op de school als geheel in: de mogelijkheid vragen te stellen/ met problemen langs te komen. Veelal wordt met `school' een studiecentrum Studie en Handicap bedoeld. Aan de deelnemers is gevraagd of zij vorig jaar, het schooljaar 2005 ­ 2006 ook een rugzak in het MBO hadden. Uit onze gegevens blijkt dat 21% in het schooljaar 2005 ­ 2006 een rugzak in het MBO had.
29

Hoofdstuk 6

Deze groep hebben we gevraagd naar de verschillen tussen dit schooljaar en vorig schooljaar. 70% hiervan antwoordde dat er verbeteringen danwel verslechteringen zijn aan te geven. Er zijn in totaal 85 open antwoorden gegeven. In de analyse van de open antwoorden wordt maar 5 keer een verslechtering aangegeven. Deze gaan over dat de gekregen begeleiding slechter is geworden, dat er juist meer onduidelijkheid is gekomen. Meer antwoorden hadden als strekking dat de begeleiding voornamelijk hetzelfde is gebleven, helaas zonder dat er specifiek aangegeven werd of dat een goed of juist slecht teken is. De meeste antwoorden gaan over verbetering van de begeleiding. Deelnemers schrijven dat ze meer aandacht krijgen, dat de docenten menselijker zijn geworden en nu goed proberen de deelnemer te helpen. De leraren zijn beter geïnformeerd dan vorig schooljaar. De school doet meer, omdat ze de problematiek beter begrijpen. Dit jaar zijn er goede afspraken gemaakt op papier en die worden ook nagekomen. De communicatie met de begeleider is verbeterd en er is meer tijd voor begeleiding en extra ondersteuning bijgekomen.
6.7 Algemene tips voor deelnemers
In één van de laatste vragen van de enquête vroegen we aan de deelnemers of zij nog algemene tips hebben voor aankomende MBO deelnemers met een rugzak.

347 maal is hier een antwoord gegeven. De belangrijkste boodschap die uit deze antwoorden naar voren komt, is toch vooral gericht op het voor jezelf opkomen als je naar het MBO gaat. Enkele antwoorden uit monde van de deelnemers:
`Blijf mondig, wees alert op onduidelijkheden, want je handicap zijn ze gauw vergeten.' `Altijd je best blijven doen ook al zit het tegen'. `Doe je best.' `Je schouders eronder zetten en goed voor jezelf opkomen'. `Je moet alles zelf uitzoeken en er achteraan gaan.'

Naast deze duidingen gericht op het ontwikkelen en stimuleren van eigen initiatief, geeft een enkeling ook praktische handelingstips, zoals: `laat de school alle leerkrachten goed informeren over je handicap'. `Leg contacten met andere leerlingen'. `Overleg met de opleiding wat de mogelijkheden zijn m.b.t. je handicap.' `Probeer alle leraren bij elkaar te krijgen en geef zelf een soort spreekbeurt zodat iedereen snapt waar het om gaat.' `Vraag of ze
30

De begeleiding als gevolg van de rugzakregeling

ervaring hebben en/of ze jou goed kunnen begeleiden op school' en `Zorg voor een pitbull begeleider, die voor jouw belangen opkomt.'
6.8 Conclusie

6.8.1 Begeleiding
De meeste deelnemers met een rugzak ontvangen begeleiding van school, een kwart geeft aan geen extra hulp te krijgen. Deze laatste groep geeft dan ook in de open vragen aan dat zij graag ondersteuning / begeleiding wil krijgen. De geboden hulp/ ondersteuning wordt in 80% van de gevallen als voldoende ervaren.

6.8.2 Ambulante begeleiding
Ten aanzien van de externe ondersteuning via een REC of een VSO geven bijna alle respondenten aan ambulant begeleiding te krijgen. Een kleine tien procent van de respondenten geeft aan dat ze (nog) geen ambulant begeleider heeft. Dus meer deelnemers hebben een ambulant begeleider dan een begeleider vanuit de instelling.


85% geeft aan dat de hulp die ze hier krijgt voldoende is om de opleiding goed te kunnen volgen. De hulp tijdens BPV/ stage of werk is voor dertig procent van de deelnemers ontoereikend, in het bijzonder wat betreft de begeleiding bij stage/werk.

6.8.3 Knelpunten betreffende de begeleiding Van de deelnemers geeft 25% aan knelpunten betreffende de begeleiding te zijn tegengekomen. Veelal cluster 4 geeft aan dat zij knelpunten zijn tegengekomen.
Het meest genoemd zijn de volgende twee categorieën:
- Het gebrek aan voldoende kennis over zijn of haar beperking (40%) en
- De begeleider heeft weinig tot geen tijd voor de deelnemer en/of toont weinig belangstelling in hem/ haar (22%).
6.8.4 Pluspunten betreffende de begeleiding De meeste deelnemers (34%) geven aan dat alles goed gaat rondom de begeleiding die zij krijgen. Specifieker is 29%, die verwijst naar de goede communicatie die er is tussen de begeleider en de deelnemer.
31

Hoofdstuk 6

Deelnemers van schooljaar 2005 ­ 2006 geven voor het overgrote deel aan dat de begeleiding dit schooljaar verbeterd is.
Algemene tips voor aankomende MBO-deelnemers met een rugzak, richten zich met name op tonen van eigen initiatief en doorzettingsvermogen.


32

Hoofdstuk 7 De opleiding


7.1 Het onderwijsaanbod en voortgang Aan de deelnemer is gevraagd of ze de opleiding qua tempo goed kunnen volgen (zie figuur 7.1). Tweederde van de deelnemers geeft aan dat ze het tempo makkelijk kan volgen, ruim twintig procent kan het tempo met moeite volgen en iets meer dan tien procent geeft aan dat de opleiding in het normale tempo voor hen niet is te volgen. Van de deelnemers met een communicatieve handicap (cluster 2) is de groep die de opleiding niet in normaal tempo kan volgen het kleinst, deze groep is het grootst bij de rugzakleerlingen met een verstandelijke en/of lichamelijke handicap (cluster
3).

Ik kan het tempo makkelijk volgen Ik kan het tempo met moeite volgen Ik kan deze opleiding niet in het normale tempo volgen totaal 65.8 22.6 11.6 cluster 4 66 22.4 11.6 cluster 3 62.0 21.2 16.8 cluster 2 68.8 24.6 6.5 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Figuur 7.1 ­ Is het tempo van de opleiding te volgen?


33

Hoofdstuk 7

Aan de deelnemer is ook gevraagd om aan te geven waardoor het komt dat ze het tempo wel/ niet goed aankunnen. Van de deelnemers die aangeven dat ze het tempo makkelijk aankunnen, geeft het overgrote deel aan dat de opleiding gewoon makkelijk is; dat ze gemotiveerd zijn en/ of zelf goed kunnen leren.
De deelnemers die aangeven dat ze het tempo met moeite kunnen volgen, geven aan dat vooral het theoretische deel teveel stof is. Hierbij wordt vaak ook aangegeven dat dit wordt veroorzaakt door de handicap die ze hebben. Daarnaast worden nog genoemd de overgang van het voortgezet onderwijs naar het mbo en de manier van lesgeven (waarbij je teveel aan je lot wordt overgelaten).
Bij de groep die de opleiding niet in het normale tempo kan volgen ligt bij de meeste (ongeveer zeventig procent) de oorzaak hiervan bij de beperking die ze hebben. Het kan dan zijn dat ze lang niet alle lessen kunnen volgen of doordat ze concentratieproblemen hebben. Ruim tien procent geeft aan dat de oorzaak hiervan ligt bij de zwaarte van de opleiding. De opleiding is eigenlijk te moeilijk voor hen. De rest geeft andere reden waardoor ze de opleiding niet kunnen volgen.
Bijna zeventig procent van de respondenten denkt dat ze met deze opleiding kans maken op een baan. Tien procent zegt geen kans te maken op een baan en twintig procent weet het niet.
Van degene die zeggen geen kans te maken op een baan, geeft bijna veertig procent als reden hiervoor aan dat het niveau te laag is. Deze groep wil na afronden van deze opleiding doorstromen naar een hoger niveau en denkt dan wel een baan te kunnen krijgen. Bij een kwart heeft dit toch vaak met de handicap te maken en bij anderen is het verschillend maar lijkt het erop dat er een redelijke groep is die van de opleiding af gaat / een andere opleiding zoekt.
Ruim eenderde van de deelnemers met een rugzak geeft aan dat ze door hun handicap slechtere leerresultaten hebben. Ook eenderde geeft aan dat ze dankzij de rugzak de opleiding in het normale tempo kan volgen en dat de leerresultaten beter zijn.


34

De opleiding

Tabel 10 ­ In hoeverre ben je het eens met de volgende stellingen? Helemaal mee Mee oneens Neutraal Mee eens Helemaal mee oneens eens Door mijn handicap zijn mijn 24,4% 24,0% 18,7% 24,4% 8,6% leerresultaten slechter
Dankzij de ondersteuning die ik krijg 11,0% 14,7% 39,3% 27,0% 7,9% vanuit de rugzakregeling kan ik deze
opleiding in het normale tempo volgen
Dankzij de ondersteuning die ik krijg 8,7% 15,5% 38,8% 28,5% 8,5% vanuit de rugzakregeling haal ik betere
leerresultaten

7.2 Stage/ BPV / werk In het MBO is stage/ werk (beroepspraktijkvorming) de basis voor de opleiding. Ruim zeventig procent van de respondenten heeft ook al een stage gedaan of gezocht (zie bijlage 1, tabel B7.1). Van degene die al een stage gezocht/ gedaan hebben geeft iets minder dan een kwart aan dat het vinden hiervan (zeer) moeilijk ging (zie bijlage 1, tabel B7.2). De begeleiding vanuit school tijdens de stage wordt door veertig procent van de deelnemers als (zeer) goed ervaren, bij de begeleiding door de ambulant begeleider ligt dit op eenderde. Bij de begeleiding vanuit de stageplek ligt dit op een kleine zestig procent. Twintig procent van de deelnemers vindt de begeleiding vanuit de opleiding en van de ambulant begeleider (zeer) slecht. Dit ligt iets lager, namelijk op 14%, voor de begeleiding die ze krijgen vanuit stage/ werk.

Tabel 11 ­ Hoe was de begeleiding tijdens stagedoor de volgende partijen? Zeer slecht Slecht Neutraal Goed Zeer goed Vanuit % % % % % de opleiding: 6,3% 13,6% 40,8% 32,1% 7,3% stage / bpv-plek/ werk: 5,2% 8,8% 29,3% 40,6% 16,0% van de ambulant begeleider: 10,3% 9,4% 45,3% 25,6% 9,4%
7.3 Knelpunten bij het vinden en uitvoeren van een stage Van de groep respondenten die stage hebben gedaan of gezocht hebben, geeft een kwart aan hierbij knelpunten te zijn tegengekomen. De knelpunten zijn onder te verdelen naar het proces van het vinden van een stageplek en naar de stageplaats zelf. Ten aanzien van het vinden van een geschikte stageplaats wordt als knelpunt de weinige / slechte ondersteuning vanuit de school genoemd. Een stageplaats is voor deze groep lastiger te vinden dan voor een reguliere deelnemer en daardoor is extra inspanning vanuit de school noodzakelijk. Het vraagt ook om een begeleider die een goed inzicht heeft in de beperking van de deelnemer om helder naar de
35

Hoofdstuk 7

stageverlener te kunnen aangeven wat zo'n deelnemer wel en wat niet kan. Een deelnemer met een rugzak kan lang niet altijd aan alle stageverplichtingen voldoen door de belemmering van zijn/ haar beperking. Een flexibele opstelling van zowel de school áls de stageverlener ten aanzien van het vervullen van stagewerkzaamheden is vaak noodzakelijk om de deelnemer de stage succesvol te kunnen doen afronden. Dit vraagt om goede communicatie tussen school en stageverlener en tussen hen en de deelnemer. Communicatieproblemen worden door deze deelnemers regelmatig als knelpunt naar voren gebracht.

Ook op de stageplaats ontstaan knelpunten. De deelnemers geven aan dat er op de stageplek onvoldoende passende opdrachten zijn of dat de stageplek niet aangepast is op hun beperking. Verder is er regelmatig sprake van onwetendheid van de stageverlener met de beperking van zijn stagiair waardoor er diverse soorten problemen ontstaan. Juist bij deze groep deelnemers is kennis over hun beperking bij de stageverlener van groot belang voor het welslagen van de stage.
Een belangrijk aandachtspunt tot slot is dat er een gebrek is aan `passende' stages voor de deelnemers met een rugzak. Gezien de enorme toename van deelnemers met een rugzak die een MBO-opleiding gaat volgen, wordt dit probleem in de toekomst alleen maar nijpender.
7.4 Wat gaat er goed op de stageplaats?
Driekwart van de stagiaires ervaart geen knelpunten tijdens het vervullen van de stage. Interessant is daarom om te weten wat zij juist goed vinden gaan op de stageplaats. Deze open vraag leverde 343 antwoorden op. Een groot deel van de antwoorden gaat erover dat de stageverlener goed op de hoogte is van de beperking van de deelnemer en daardoor goed rekening kan houden met de stagiair. Deelnemers noemen ook dat ze in hun waarde worden gelaten en voldoende positieve aandacht krijgen. Verder noemen de deelnemers dat de stage bijzonder leerzaam was en dat het contact en samenwerking met collega's daar als prettig is ervaren. Ook wordt regelmatig aangegeven dat de deelnemer een goede begeleider hadden, die zich echt inspande om een passende stageplaats te regelen en gedurende het gehele traject contact onderhield met zowel de stagiair als de stageverlener.


36

De opleiding

De stage is een belangrijk onderdeel van de MBO-opleiding. Ervaringen van hen die al stage gelopen hebben, kunnen zeer nuttig zijn voor de nieuwe deelnemers met een rugzak. Daarom is in de vragenlijst gevraagd naar tips voor de nieuwe rugzakdeelnemers. Deze tips richten zich met name op houding en gedrag van de deelnemer zelf. Ook bij de algemene tips voor deelnemers (zie hoofdstuk 6) zagen we hetzelfde verschijnsel dat deze groep deelnemers benadrukken dat je vooral moet doorzetten, voor jezelf moet opkomen en mensen moet vinden die jou kunnen helpen. Dus een actieve houding in plaats van passief afwachten tot anderen je (gaan) helpen. Hieronder staan een aantal voorbeelden van de gegeven tips: `Alle kruiwagens gebruiken, die je kunt vinden. Alleen lukt het nooit.' `Benadruk de dingen die je wel kan en pin je niet teveel vast op de dingen die je niet kan.' `Doorzetten en kijken wat je mogelijkheden zijn.' `Er achteraan blijven gaan. `Geef de moed niet op. Zoek een stage die goed bij je beperking past.' `Duidelijk zijn wat je handicap inhoudt en wat men te verwachten heeft.'

7.5 Conclusie
In dit hoofdstuk zijn de ervaringen van de deelnemers met hun opleiding beschreven. Tweederde van de deelnemers gaf aan dat zij het tempo van de opleiding makkelijk kunnen volgen. Van diegene die het tempo met moeite of zelfs niet kunnen volgen, ligt de oorzaak hiervan toch vaak bij de beperking die ze hebben.
De meesten geven aan dat ze met deze opleiding een goede kans maken op een baan later. Hoewel een klein percentage aangeeft dat zij weinig kans maken op een baan later, is de verklaring daarvoor wel een belangrijk signaal. Zij geven namelijk als verklaring aan dat het niveau te laag is waarin zij geplaatst zijn om kans te maken op een goede baan.

Zeventig procent van de deelnemers heeft een stage gevolgd. Ongeveer een kwart geeft aan niet tevreden te zijn over de ondersteuning vanuit school en van de ambulant begeleider tijdens de stage. Daarnaast ervaart deze groep knelpunten op de stageplaats zelf. De deelnemers brengen naar voren dat de stage onvoldoende passende opdrachten heeft of dat de stageplek niet aangepast is op hun beperking. Het is wel zo dat voor de meeste de stage gelukkigerwijs prettig verlopen. Als belangrijkste tips voor het welslagen van de stageperiode wordt genoemd dat je vooral moet doorzetten en de moed
37

Hoofdstuk 7

niet moet opgeven. Een aandachtspunt in de toekomst is wel de verwachte tekorten aan passende stageplaatsen.


38

Hoofdstuk 8 Conclusies en aanbevelingen


8.1 Inleiding
In dit laatste hoofdstuk laten we de belangrijkste aandachtspunten van dit eerste onderzoek onder deelnemers met een rugzak de revue passeren. Aan het eind formuleren we een aantal aanbevelingen.

Het totaal bekijkend, kunnen we zeggen dat voor ongeveer driekwart van de deelnemers het MBO-traject, de ontvangen begeleiding en ambulante begeleiding redelijk tot goed loopt. Voor een kwart loopt het minder tot slecht. Aan hen zullen we met name in dit hoofdstuk aandacht besteden. De opgeschreven opmerkingen zijn bedoeld als discussiepunten voor verbeteringen dan wel veranderingen in de regelgeving en/ of de uitvoering van de LGF.
8.2 Achtergrondkenmerken deelnemers De gemiddelde leeftijd van de deelnemers die met dit onderzoek hebben meegedaan is 18 jaar en tweederde van de rugzakdeelnemers is van het mannelijke geslacht.

8.2.1 De huidige opleiding
Iets minder dan tweederde van de deelnemers met een rugzak is dit jaar met een opleiding op het MBO begonnen. Tachtig procent van de deelnemers volgen de beroepsopleidende leerweg (BOL). Ruim eenderde van de rugzakdeelnemers volgt de opleiding op niveau 2, terwijl iets minder dan dertig procent dit volgt op niveau 4, en respectievelijk 16 en 18 procent op niveau 1 en niveau 3.

8.2.2 Indicatiestelling
Iets meer dan de helft van de respondenten heeft een indicatie voor cluster
4, dit zijn de deelnemers met psychiatrische- of gedragsstoornissen en een
39

Hoofdstuk 8

kwart van de deelnemers heeft communicatieve handicaps (cluster 2). Ongeveer een kwart heeft een indicatiestelling voor cluster 3, dit zijn de verstandelijk- en/of lichamelijk gehandicapten.
8.3 Het verkrijgen van een rugzak
Veertig procent van de deelnemers geeft aan dat uit de informatie van de instelling of opleiding niet duidelijk naar voren komt hoe ze denken over deelnemers met een beperking. Dit ligt hoger voor de deelnemers uit cluster
4 dan voor de deelnemers uit de andere twee clusters. Ook bijna veertig procent van de deelnemers geeft aan dat de instelling niet goed is voorbereid op de plaatsing van deelnemers met een rugzak. Ook hier geven de deelnemers uit cluster vier dit vaker aan dan die uit cluster twee of drie.

De vraag naar het daadwerkelijk verkrijgen van een rugzak is door te weinig deelnemers ingevuld om hier goede conclusies uit te trekken. Het feit dat deze vraag slecht ingevuld is, is wel opmerkelijk. Waarschijnlijk vinden de deelnemers het moeilijk om hier een waardeoordeel over te geven of is het zo dat dit door anderen (de huidige opleiding of de ouders) geregeld is. De deelnemers die hierover wel hun mening hebben gegeven zijn voor het grootste deel positief over hoe dit is verlopen. Aan de andere kant geeft ongeveer veertig procent van de respondenten aan dat de informatie over de rugzakregeling en het daadwerkelijk ondersteunen van de deelnemers tijdens de eerste fase niet goed is verlopen.
8.4 Het vinden van een opleiding
De meeste deelnemers hebben zich aangemeld voor één opleiding en zitten ook op de opleiding van hun eerste keuze. Een kleine twintig procent van de deelnemers heeft zich aangemeld voor meerdere opleidingen. Ruim tien procent hiervan heeft te maken gehad met een afwijzing voor een opleiding. Eenderde van deze deelnemers geeft aan dat ze zijn afgewezen omdat ze niet hebben voldaan aan de toelatingseisen van de opleiding. De ondersteuning bij de oriëntatie op het beroep is voor een groot deel van de deelnemers onvoldoende.

40

Concluderende opmerkingen


8.5 Het handelingsplan en de deelnemer
Van 40% van de deelnemers is nog geen handelingsplan opgesteld. Ook van diegenen die in het schooljaar 2005 -2206 begonnen zijn, zegt maar 60% dat zij een handelingsplan hebben.
Specifieker gesteld gaat het om 14% die zegt dat men er nog mee bezig is,
12 % geeft aan dat er (nog) geen handelingsplan gemaakt is en 12 % weet het niet.

Ruim 80% van de deelnemers die een handelingsplan hebben, hebben deze ook ondertekend en 72% is daar ook zelf betrokken bij zijn geweest. 23% geeft aan dat zij er niet betrokken bij zijn geweest, maar wel het handelingsplan hebben doorgenomen.
Ten aanzien van gemaakte afspraken in het handelingsplan geeft 75% aan dat die ook worden nagekomen.

Van de deelnemers antwoordde 23% `ja' bij de vraag naar knelpunten die te maken hebben met het handelingsplan. Deelnemers met een cluster 4 indicatie gaven relatief de meeste knelpunten aan. Het vaakst wordt het niet nakomen van afspraken genoemd. Verder wordt genoemd dat, naar het oordeel van de deelnemers, de opleiding/begeleiders/docenten te weinig kennis hebben van het handelingsplan en te weinig af weten van hoe om te gaan met deelnemer met een handicap.
Zaken die goed gaan omtrent het handelingsplan worden ook genoemd. Belangrijkste onderwerpen die daar naar voren komen, zijn:
- goed overleg met begeleider/docenten/studiecentrum bij vragen, problemen etc.

- afspraken worden nagekomen / er worden duidelijke afspraken gemaakt.
- het opstellen en uitvoeren van het handelingsplan zoals afgesproken.
8.6 Begeleiding door de school

75% antwoordde dat zij begeleiding van school ontvangen, een kwart gaf aan geen extra hulp te krijgen. Deze laatste groep geeft dan ook in de open vragen aan dat zij graag ondersteuning / begeleiding wil krijgen.
41

Hoofdstuk 8


8.7 Knelpunten betreffende de begeleiding Van de deelnemers geeft 25% aan knelpunten betreffende de begeleiding te zijn tegengekomen. Veelal cluster 4 geeft aan dat zij knelpunten zijn tegengekomen.
Het meest genoemd zijn de volgende twee categorieën:
- Het gebrek aan voldoende kennis over zijn of haar beperking (40%) en
- De begeleider heeft weinig tot geen tijd voor de deelnemer en/of toont weinig belangstelling in hem/ haar (22%).
8.8 Wat gaat er goed bij de begeleiding die je van school krijgt.
De meeste deelnemers (34%) geven aan dat alles goed gaat rondom de begeleiding die zij krijgen. Specifieker is 29%, die verwijst naar de goede communicatie die er is tussen de begeleider en de deelnemer. Deelnemers van schooljaar 2005 ­ 2006 geven voor het overgrote deel aan dat de begeleiding dit schooljaar verbeterd is. Algemene tips voor aankomende MBO-deelnemers met een rugzak, richten zich met name op tonen van eigen initiatief en doorzettingsvermogen.
8.9 Begeleiding door de ambulant begeleider Bijna alle respondenten hebben een ambulant begeleider, een kleine tien procent van de respondenten geeft aan dat ze (nog) geen ambulant begeleider heeft. Dus meer deelnemers hebben een ambulant begeleider dan een begeleider vanuit de instelling.

85% geeft aan dat de hulp die ze hier van krijgt voldoende is om de opleiding goed te kunnen volgen. De hulp tijdens BPV/ stage of werk is voor dertig procent ontoereikend, specifiek wordt dan vaak begeleiding bij stage/werk genoemd.

8.10 Het onderwijsaanbod en voortgang
Ongeveer tweederde van de deelnemers geeft aan dat ze het tempo makkelijk kan volgen, ruim twintig procent kan het tempo met moeite volgen
42

Concluderende opmerkingen

en iets meer dan tien procent geeft aan dat de opleiding in het normale tempo voor hen niet te volgen is. Bij deze laatste groep ligt voor de meeste (ongeveer zeventig procent hiervan) de oorzaak hiervan bij de beperking die ze hebben. Van degenen die zeggen geen kans te maken op een baan, geeft bijna veertig procent als reden hiervoor aan dat het niveau van de opleiding hiervoor te laag is.

8.11 Stage/ BPV / werk
Zeventig procent van de deelnemers heeft een stage gevolgd, bij iets minder dan een kwart hiervan ging dit (zeer) moeilijk. Ongeveer een kwart geeft aan niet tevreden te zijn over de ondersteuning vanuit school en van de ambulant begeleider tijdens de stage.
De meeste de stages verlopen gelukkigerwijs goed, ongeveer kwart van de deelnemers met een rugzak ervaart wel knelpunten tijdens de stage. Deze deelnemers brengen naar voren dat de stage onvoldoende passende opdrachten heeft of dat de stageplek niet aangepast is op hun beperking. Als belangrijkste tips voor het welslagen van de stageperiode wordt genoemd dat je vooral moet doorzetten en de moed niet moet opgeven. Een aandachtspunt voor de toekomst is wel de verwachte tekorten aan passende stageplaatsen.

8.12 Aanbevelingen naar aanleiding van de monitor onder rugzakdeelnemers in het MBO
Aan de hand van de resultaten uit dit rapport, komen we tot de volgende aanbevelingen voor de overheid:

· Uit de monitor blijkt dat bijna de helft van de deelnemers met een rugzak aangeeft dat de informatievoorziening van de instellingen voor hen onvoldoende is en dat zij niet goed voorbereid zijn op plaatsing van deze deelnemers. Het is daarom belangrijk dat, vanuit de overheid, de informatievoorziening over de LGF nog duidelijker dient te zijn richting de MBO-instellingen.
· Een tweede punt is dat lang niet alle deelnemers een handelingsplan bezitten of daar te lang op hebben moeten wachten. Dit is enigszins opmerkelijk, want vanuit het ministerie zijn er voldoende voorbeelden over het opstellen van een handelingsplan en daarnaast moet volgens de regeling een handelingsplan binnen drie maanden opgesteld zijn.
43

Hoofdstuk 8

Zeker gezien het belang van het hebben van een handelingsplan en het recht van een deelnemer om inzage te hebben in gemaakte afspraken, lijkt het ons voor de overheid van belang na te denken over bijvoorbeeld meer controle op scholen bij de naleving hiervan en eventueel daar extra ondersteuning bieden waar men toch moeite blijkt te hebben bij het opstellen van een dergelijk handelingsplan.
· Deelnemers geven aan dat zij regelmatig geconfronteerd worden met docenten die over onvoldoende kennis beschikken over hun beperkingen. Op dit moment zijn er wel (vanuit de overheid) voor de instellingen diverse brochures beschikbaar over het omgaan met verschillende handicaps, maar, of deze zijn niet informatief genoeg (niet specifiek genoeg) of deze worden niet gebruikt. Oplossingen hiervoor kunnen zijn nogmaals aandacht geven aan het bestaan van deze brochures (die ook voor de docenten informatief zijn); ook zou de overheid bijvoorbeeld door middel van het aanbieden van extra voorlichting over specifieke beperkingen de lacune van kennis bij docenten kunnen dichten. Daarbij kan bijvoorbeeld het organiseren van open dagen/ trainingen of een vraagbaak garanties bieden om tegemoet te komen aan de behoefte aan didactische ondersteuning van leraren.

· Uit de open antwoorden komt een beeld naar voren van de deelnemers met een rugzak, dat ze gewend zijn om hun zaakjes zelf te regelen, omdat niemand anders dat voor ze doet. Het is niet zo dat vanuit de overheid niets gedaan wordt ­ ze biedt bijvoorbeeld via de sites www.rugzakinhetmbo.nl en www.oudersenrugzak.nl ondersteuning. Maar dit is niet voldoende; het kan zijn dat deze sites misschien te weinig bekendheid genieten of dat de informatie op de sites niet voldoende aansluit bij de vragen van de deelnemers. Mogelijk kan de overheid hier iets in betekenen door de deelnemers meer te attenderen op het bestaan van deze sites en te inventariseren of er nuttige informatie ontbreekt op de sites.
· De invoering van de LGF-regeling loopt op de ene instelling beter dan op de andere. Een idee is om instellingen en docenten te informeren over voorbeelden van goede praktijken (`good practices'). Of om `leercentra' neer te zetten als een ontmoetingsplaats om praktijkvoorbeelden, succesverhalen en valkuilen uit te wisselen.


44

Concluderende opmerkingen


8.13 Aanbevelingen aan de instellingen
Ook hebben we aanbevelingen voor de instellingen geformuleerd:
· Uit de antwoorden van deelnemers met een rugzak blijkt dat de informatievoorziening richting hen in veel gevallen ontoereikend is, instellingen dienen daarom te bekijken hoe dit te verbeteren valt.
· Instellingen dienen goede maatregelen te treffen om beter voorbereid te raken op de komst van rugzakdeelnemers. Wat is nodig om de toestroom zo vlekkeloos mogelijk te laten verlopen? Wat is hiervoor nodig vanuit de overheid?

· Instellingen dienen er op toe te zien dat voor deelnemers zo snel als mogelijk een handelingsplan opgesteld wordt.
· Docenten dienen beter voorgelicht te worden over handicaps, onder andere door gebruik te maken van beschikbare brochures. Tevens dienen ze aan te geven waar wellicht extra informatie over gewenst is.

· Meer over de `schutting' kijken van instellingen waarvan de zaken soepeler lijken te verlopen.

· Instellingen dienen meer informatie aan scholen van het voortgezet onderwijs te geven voor de oriëntatie van rugzakdeelnemers op vervolgonderwijs.

· Meer zicht creëren vanuit de Studie en Handicaps Centra op de naleving van afspraken van docenten/begeleiders richting de deelnemer(s).


45

Bijlage 1 Tabellen

TABELLEN BIJ HOOFDSTUK 3

Tabel B3.1: De leeftijd van de respondenten
Gemiddelde 18,00 Mediaan 18,00 Modus 18 Minimum 15 Maximum 25 Valide N 606 missend 11

N %
15 jaar 6 1,0
16 jaar 83 13,7
17 jaar 164 27,1
18 jaar 176 29,0
19 jaar 83 13,7
20 jaar 52 8,6
21 jaar 20 3,3
22 jaar 12 2,0
23 jaar 7 1,2
24 jaar 1 0,2
25 jaar 2 0,3 missend 11 - Totaal 617 100

Tabel B3.2: Het schooljaar begonnen met de mbo opleiding N %
2005/2006 of eerder 199 35,5
2006/2007 361 64,5 missend 57 - Totaal 617 100

Tabel B3.3: De leerweg respondenten versus landelijk RESPONDENTEN LANDELIJK N % N % BOL 488 79,7 346.00 71,3 BBL 95 15,5 139.000 28,7 ANDERS 29 4,7

Tabel B3.4: Op welk niveau volg je deze opleiding? N % Niveau 1 97 15,8 Niveau 2 226 36,8 Niveau 3 111 18,1 Niveau 4 180 29,3 missend 3 - Totaal 617 100

Tabel B3.5: Op wat voor type school zat je op het voortgezet onderwijs? N % ik zat op een school voor voortgezet Speciaal onderwijs 321 53,3 ik zat op een gewone school voor voortgezet onderwijs 273 45,3 Weet niet 8 1,3 missend 15 - Totaal 617 100


47

Bijlage

Tabel B3.6: Had je op het voortgezet onderwijs ook al een rugzak? N % Ja 133 46,7 Nee 138 48,4 Weet niet 14 4,9 Totaal 285 100,0 Missend 332

617

Tabel B3.7: Welk cluster
RESPONDENTEN % LANDELIJK % CLUSTER 2 152 24,8 337 20,2 CLUSTER 3 145 23,6 330 19,8 CLUSTER 4 317 51,6 1002 60,0 Totaal 614 1669

Tabel B3.8: Welke leerweg naar cluster
CLUSTER_INDICATIE Totaal CLUSTER 2 CLUSTER 3 CLUSTER 4 BOL N 114 125 246 485 % 23,5% 25,8% 50,7% 100,0% % 76,0% 86,2% 78,3% 79,6% BBL N 27 13 55 95 % 28,4% 13,7% 57,9% 100,0% % 18,0% 9,0% 17,5% 15,6% ANDERS N 9 7 13 29 % 31,0% 24,1% 44,8% 100,0% % 6,0% 4,8% 4,1% 4,8% Totaal N 150 145 314 609 % 24,6% 23,8% 51,6% 100,0% % 100,0% 100,0% 100,0% 100,0%

TABELLEN BIJ HOOFDSTUK 4

Tabel B4.1: In de informatie van deze instelling of opleiding komt goed naar voren hoe ze denken over deelnemers met een beperking
N % Helemaal mee oneens 78 15,0 Mee oneens 128 24,6 Neutraal 153 29,4 Mee eens 134 25,8 Helemaal mee eens 27 5,2 Valide N 520 100,0 Missend 18
Weet niet 79
Totaal missend 97
Totaal 617

In de informatie van deze instelling of opleiding komt goed Crosstabulation
20.) In de informatie van deze instelling of opleiding komt goed Totaal Helemaal Helemaal mee oneens Mee oneens Neutraal Mee eens mee eens CLUSTER 2 N 15 23 38 42 7 125 % 12,0% 18,4% 30,4% 33,6% 5,6% 100,0% CLUSTER 3 N 15 37 33 40 5 130 % 11,5% 28,5% 25,4% 30,8% 3,8% 100,0% CLUSTER 4 N 48 68 80 52 15 263 % 18,3% 25,9% 30,4% 19,8% 5,7% 100,0% Totaal N 78 128 151 134 27 518 % 15,1% 24,7% 29,2% 25,9% 5,2% 100,0%


48

Tabel B4.2: Deze instelling of opleiding is goed voorbereid op de plaatsing van een deelnemer met een rugzak N % Helemaal mee oneens 82 15,2 Mee oneens 124 23,0 Neutraal 119 22,1 Mee eens 166 30,9 Helemaal mee eens 47 8,7 Valide N 538 100,0 Missend 17 Weet niet 62 Totaal missend 79 Totaal 617

Tabel B4.2(vervolg): Deze instelling of opleiding is goed voorbereid op de plaatsing van een deelnemer met een rugzak naar cluster

20.) Deze instelling of opleiding is goed voorbereid op de plaats Totaal Helemaal mee oneens Mee oneens Neutraal Mee eens Helemaal mee eens CLUSTER 2 N 18 28 27 48 11 132 % 13,6% 21,2% 20,5% 36,4% 8,3% 100,0% CLUSTER 3 N 13 31 32 47 11 134 % 9,7% 23,1% 23,9% 35,1% 8,2% 100,0% CLUSTER 4 N 50 64 60 71 25 270 % 18,5% 23,7% 22,2% 26,3% 9,3% 100,0% Totaal N 81 123 119 166 47 536 % 15,1% 22,9% 22,2% 31,0% 8,8% 100,0%

Tabel B4.3: Hoe verliep het krijgen van een indicatie voor de opleiding (MBO) die je nu volgt? N % zeer moeilijk 9 4,9 moeilijk 26 14,2 neutraal 51 27,9 makkelijk 64 35,0 zeer makkelijk 33 18,0 Valide N 183 100,0 Missend 335 Niet van toepassing: ben met een indicatie uit het VO ingestroomd 66 Weet niet 33 Totaal missend 434 Totaal 617

Tabel B4.4: Hoe verliep het krijgen van een rugzak voor de opleiding (MBO) die je nu volgt? N % zeer moeilijk 17 6,8 moeilijk 19 7,6 niet moeilijk / niet makkelijk 72 28,8 makkelijk 77 30,8 zeer makkelijk 65 26,0 Valide N 250 100,0 Missend 306 Weet niet 61 Totaal missend 367 Totaal 617

Tabel B4.5: Bij hoeveel MBO-instellingen heb je je aangemeld voor een opleiding? N %
1 502 83,3
2 82 13,6
3 16 2,7
4 of meer 3 ,5 Valide N 603 100,0 Missend 14
Totaal 617

Tabel B4.6: De opleiding waar ik op zit is die van mijn eerste keus N % Ja 460 77,8 Nee 131 22,2 Totaal 591 100,0 Missend 26

617


49

Bijlage
Tabel B4.7: Heb je te maken gehad met afwijzingen van deze instellingen? N % Ja 67 11,1 Nee 536 88,9 Totaal 603 100,0 Missend 14

617

Tabel B4.8: Ik had genoeg informatie om te kunnen beoordelen of deze opleiding de juiste was N % Helemaal mee oneens 21 3,5 Mee oneens 53 8,8 Neutraal 119 19,9 Mee eens 276 46,1 Helemaal mee eens 109 18,2 Weet niet 21 3,5 Totaal 599 100,0 Missend 18

617

Tabel B4.9: Mijn oude school/ huidige school heeft mij goed ondersteund bij het vinden van een opleiding N % Helemaal mee oneens 84 14,4 Mee oneens 85 14,5 Neutraal 130 22,2 Mee eens 168 28,7 Helemaal mee eens 118 20,2 Totaal 585 100,0 Missend 20
Weet niet 12
Totaal 32

617

Mijn huidige MBO-instelling heeft mij goed ondersteund bij h N % Helemaal mee oneens 52 10,2 Mee oneens 56 11,0 Neutraal 207 40,5 Mee eens 142 27,8 Helemaal mee eens 54 10,6 Totaal 511 100,0 Missend 30
Weet niet 76
Totaal 106

617

Tabel B4.10: Er zijn speciale voorwaarden gesteld aan het volgen van de opleiding N % Ja 155 29,1 Nee 378 70,9 Totaal 533 100,0 Missend 84

617

Tabel B4.11: Eigenlijk is een gewone MBO opleiding niet geschikt voor mij N % Helemaal mee oneens 216 37,2 Mee oneens 165 28,4 Neutraal 90 15,5 Mee eens 66 11,4 Helemaal mee eens 44 7,6 Totaal 581 100,0 Missend 16
Weet niet 20
Totaal 36

617


50

Tabel B4.12: Mijn oude school/ huidige opleiding heeft mij goed ondersteund bij mijn oriëntatie op het beroep N % Helemaal mee oneens 79 13,7 Mee oneens 83 14,4 Neutraal 130 22,5 Mee eens 186 32,2 Helemaal mee eens 99 17,2 Totaal 577 100,0 Missend 24
Weet niet 16
Totaal 40

617

Tabel B4.12(vervolg): Mijn oude school/ huidige opleiding heeft mij goed ondersteund bij mijn N % Helemaal mee oneens 36 6,8 Mee oneens 62 11,7 Neutraal 184 34,8 Mee eens 179 33,9 Helemaal mee eens 67 12,7 Totaal 528 100,0 Missend 28
Weet niet 61
Totaal 89

617

Tabel B4.13: Ben je knelpunten tegengekomen bij het zoeken van een geschikte opleiding? N % Ja 169 28,4 Nee 427 71,6 Totaal 596 100,0 Missend 21

617

TABELLEN BIJ HOOFDSTUK 5

Tabel B5.1: Is er een handelingsplan gemaakt?
N % Ja 372 61,7 Nog mee bezig 82 13,6 Nee 76 12,6 Weet niet 73 12,1 Totaal 603 100,0 Missend 14

617

Tabel B5.2: Was/ben jij betrokken bij het opstellen van het handelingsplan? N % Ja, was/ben erbij betrokken 307 69,1 Nee, maar ik heb het wel doorgenomen / gelezen 99 22,3 Nee, en ik heb het ook niet gezien 38 8,6 Totaal 444 100,0 Missend 173
617

Tabel B5.3: Is er een handelingsplan gemaakt? * 26.) Was/ben jij betrokken bij het opstellen van het handelingsplan? Crosstabulation
Is er een handelingsplan gemaakt? 26.) Was/ben jij betrokken bij het opstellen van het handelingsplan? Totaal Ja, was/ben erbij Nee, maar ik heb het wel Nee, en ik heb het ook betrokken doorgenomen / gelezen niet gezien Ja N 265 84 17 366 % 72,4% 23,0% 4,6% 100,0% Nog mee bezig N 42 15 21 78 % 53,8% 19,2% 26,9% 100,0% Totaal N 307 99 38 444 % 69,1% 22,3% 8,6% 100,0%


51

Bijlage
Tabel B5.4: Is er een handelingsplan gemaakt naar cluster
25.) Is er een handelingsplan gemaakt? Totaal Ja Nog mee bezig Nee Weet niet CLUSTER 2 N 91 19 19 19 148 % 61,5% 12,8% 12,8% 12,8% 100,0% CLUSTER 3 N 101 20 7 17 145 % 69,7% 13,8% 4,8% 11,7% 100,0% CLUSTER 4 N 179 43 49 36 307 % 58,3% 14,0% 16,0% 11,7% 100,0% Totaal N 371 82 75 72 600 % 61,8% 13,7% 12,5% 12,0% 100,0%

Tabel B5.5: Is er een handelingsplan gemaakt naar schooljaar indicatie?
25.) Is er een handelingsplan gemaakt? Totaal Ja Nog mee bezig Nee Weet niet
2005/2006 N 79 18 14 18 129
61,2% 14,0% 10,9% 14,0% 100,0%
2006/2007 N 293 64 62 55 474 % 61,8% 13,5% 13,1% 11,6% 100,0% Totaal N 372 82 76 73 603 % 61,7% 13,6% 12,6% 12,1% 100,0%

Tabel B5.6: Heb je het handelingsplan ondertekend naar jaar indicatie IN WELK SCHOOLJAAR HAD JE AL EEN RUGZAK VOOR HET MBO 28.) Heb je het handelingsplan ondertekend? Totaal Ja Nog niet Nee
2005/2006 N 67 20 9 96 % 69,8% 20,8% 9,4% 100,0%
2006/2007 N 249 71 29 349 % 71,3% 20,3% 8,3% 100,0% Totaal N 316 91 38 445 % 71,0% 20,4% 8,5% 100,0%

Tabel B5.7: Is er een handelingsplan gemaakt en is het handelingsplan ondertekend?
25.) Is er een handelingsplan gemaakt? 28.) Heb je het handelingsplan ondertekend? Totaal Ja Nog niet Nee Ja N 304 33 29 366 % 83,1% 9,0% 7,9% 100,0% Nog mee bezig N 12 58 9 79 % 15,2% 73,4% 11,4% 100,0% Totaal N 316 91 38 445 % 71,0% 20,4% 8,5% 100,0%

Tabel B5.8: Wie zijn er betrokken bij het opstellen van het handelingsplan(n=452)? Niet aangevinkt Aangevinkt % %
27.1.) Mijn ouders/verzorgers 46,5% 53,5%
27.2.) De begeleider vanuit de opleiding 31,0% 69,0%
27.3.) Andere leerkracht(en) 81,0% 19,0%
27.4.) De ambulant begeleider (REC/VSO) 20,6% 79,4%
27.5.) Anders namelijk: 87,4% 12,6%

Tabel B5.9: Worden de gemaakte afspraken die in het handelingsplan staan ook nagekomen? N % Ja 269 74,1 Nee 24 6,6 Weet niet 70 19,3 Totaal 363 100,0 Missend 9

372

Tabel B5.10: Worden de gemaakte afspraken die in het handelingsplan staan ook nagekomen naar geslacht
29.) Worden de gemaakte afspraken die in het handelingsplan staan ook nagekomen? Totaal Ja Nee Weet niet
2.) Wat is je geslacht: Man N 180 15 52 247 % 72,9% 6,1% 21,1% 100,0% Vrouw N 88 9 18 115 % 76,5% 7,8% 15,7% 100,0% Totaal N 268 24 70 362 % 74,0% 6,6% 19,3% 100,0%


52

Tabel B5.11: Worden de gemaakte afspraken die in het handelingsplan staan ook nagekomen naar leerweg/opleiding
4.) Welke leerweg/opleiding volg je: 29.) Worden de gemaakte afspraken die in het handelingsplan staan ook nagekomen? Totaal Ja Nee Weet niet BOL: Voltijd N 199 15 51 265 % 75,1% 5,7% 19,2% 100,0% BOL: Deeltijd N 10 2 2 14 % 71,4% 14,3% 14,3% 100,0% BBL N 38 5 11 54 % 70,4% 9,3% 20,4% 100,0% AKA N 8 1 3 12 % 66,7% 8,3% 25,0% 100,0% Anders namelijk: N 11 1 3 15 % 73,3% 6,7% 20,0% 100,0% Totaal N 266 24 70 360 % 73,9% 6,7% 19,4% 100,0%

Tabel B5.12: Worden de gemaakte afspraken die in het handelingsplan staan ook nagekomen naar cluster
29.) Worden de gemaakte afspraken die in het handelingsplan staan ook nagekomen? Totaal Ja Nee Weet niet CLUSTER 2 N 66 7 15 88 % 75,0% 8,0% 17,0% 100,0% CLUSTER 3 N 79 5 14 98 % 80,6% 5,1% 14,3% 100,0% CLUSTER 4 N 123 12 41 176 % 69,9% 6,8% 23,3% 100,0% Totaal N 268 24 70 362 % 74,0% 6,6% 19,3% 100,0%

Tabel B5.13: Ben je tot nu toe knelpunten tegengekomen die te maken hebben met het handelingsplan naar cluster
31.) Ben je tot nu toe knelpunten tegengekomen die te maken hebben met het handelingsplan? Totaal Ja Nee CLUSTER 2 N 22 81 103 % 21,4% 78,6% 100,0% CLUSTER 3 N 22 99 121 % 18,2% 81,8% 100,0% CLUSTER 4 N 58 157 215 % 27,0% 73,0% 100,0% Totaal N 102 337 439 % 23,2% 76,8% 100,0%

TABELLEN BIJ HOOFDSTUK 6

Tabel B6.1: Heb je een ambulant begeleider?
Totaal Ja Nee CLUSTER 2 N 138 6 144 % 95,8% 4,2% 100,0% CLUSTER 3 N 138 4 142 % 97,2% 2,8% 100,0% CLUSTER 4 N 255 45 300 % 85,0% 15,0% 100,0% Totaal N 531 55 586 % 90,6% 9,4% 100,0%

Tabel B6.2: De hulp van de ambulante begeleider is voldoende om de opleiding te volgen? N % Ja 393 85,1 Nee 69 14,9 Totaal 462 100,0 Missend 29 Niet van toepassing 42 Totaal 71
533


53

Bijlage
Tabel B6.3: Van ambulante begeleider tijdens BPV/stage/werk N % Ja 177 70,8 Nee 73 29,2 Totaal 250 100,0 Missend 51
Niet van toepassing 232
Totaal 283

533

Tabel B6.4: Tevreden met de hulp van de ambulant begeleider N % Zeer ontevreden 35 7,0 Ontevreden 35 7,0 Neutraal 105 21,0 Tevreden 195 39,1 Zeer tevreden 129 25,9 Totaal 499 100,0 Missend 34

533

Tabel B6.4(vervolg): Tevreden met de hulp van de ambulant begeleider naar cluster
42.) Van de ambulant begeleider Totaal Zeer ontevreden Ontevreden Neutraal Tevreden Zeer tevreden CLUSTER 2 N 7 7 29 52 38 133 % 5,3% 5,3% 21,8% 39,1% 28,6% 100,0% CLUSTER 3 N 7 5 16 55 48 131 % 5,3% 3,8% 12,2% 42,0% 36,6% 100,0% CLUSTER 4 N 21 22 59 88 43 233 % 9,0% 9,4% 25,3% 37,8% 18,5% 100,0% Totaal N 35 34 104 195 129 497 % 7,0% 6,8% 20,9% 39,2% 26,0% 100,0%

Tabel B6.5: De communicatie met de ambulant begeleider verloopt naar wens N % Helemaal mee oneens 29 5,7 Mee oneens 37 7,2 Neutraal 99 19,4 Mee eens 222 43,4 Helemaal mee eens 124 24,3 Totaal 511 100,0 Missend 22
533

Tabel B6.5(vervolg): De communicatie met de ambulant begeleider verloopt naar wens naar cluster
43.) De communicatie met de ambulant begeleider verloopt naar wen Totaal Helemaal mee oneens Mee oneens Neutraal Mee eens Helemaal mee eens CLUSTER 2 N 6 12 15 66 35 134 % 4,5% 9,0% 11,2% 49,3% 26,1% 100,0% CLUSTER 3 N 2 6 21 54 49 132 % 1,5% 4,5% 15,9% 40,9% 37,1% 100,0% CLUSTER 4 N 21 19 61 102 40 243 % 8,6% 7,8% 25,1% 42,0% 16,5% 100,0% Totaal N 29 37 97 222 124 509 % 5,7% 7,3% 19,1% 43,6% 24,4% 100,0%

Tabel B6.6: Ben je knelpunten tegengekomen bij de begeleiding/ hulp die je van je opleiding hebt gekregen?
45.) Ben je knelpunten tegengekomen bij de begeleiding/ hulp die je van je opleiding hebt gekregen? Totaal Ja Nee CLUSTER 2 N 27 111 138 % 19,6% 80,4% 100,0% CLUSTER 3 N 38 100 138 % 27,5% 72,5% 100,0% CLUSTER 4 N 73 209 282 % 25,9% 74,1% 100,0% Totaal N 138 420 558 % 24,7% 75,3% 100,0%


54

Tabellen bij hoofdstuk 7

Tabel B7.1: Heb je voor deze opleiding al stage/BPV of werk gedaan of gezocht? N % Ja 419 72,1 Nee 162 27,9 Totaal 581 100,0 Missend 36

617

Tabel B7.2: Kon je makkelijk aan stage/BPV of werk komen? N % zeer moeilijk 36 8,8 Moeilijk 60 14,7 Neutraal 102 25,0 Makkelijk 104 25,5 zeer makkelijk 106 26,0 Totaal 408 100,0 Missend 11

419


55

Bijlage 2 Vragenlijst


57


59

Vragenlijst voor deelnemers met een rugzak

Beste deelnemer,

Deze vragenlijst gaat over de leerlinggebonden financiering in het MBO (LGF-MBO), waarschijnlijk bij jou beter bekend als de rugzakregeling. Vanuit deze rugzakregeling krijgt je opleiding geld dat ze kunnen besteden aan individuele begeleiding, maar ook aan andere zaken die belangrijk zijn om jou je diploma te laten behalen. Daarnaast is er een apart bedrag dat gaat naar de Regionale Expertise Centra (REC's) of naar scholen voor Voortgezet Speciaal Onderwijs (VSO) voor ambulante begeleiding. Met deze vragenlijst proberen we er achter te komen wat je tot nu toe hebt gemerkt van deze rugzakregeling.

Zou je deze vragenlijst in willen vullen?

ALGEMEEN


1. Hoe oud ben je?
Jaar


2. Wat is je geslacht:
Man
Vrouw


3. Sinds wanneer zit jij op deze opleiding? Sinds:
jaar maand


4. Welke leerweg/opleiding volg je:
BOL: Voltijd
BOL: Deeltijd
BBL
Arbeidsmarkt kwalificerend assistentenopleiding (AKA) Anders namelijk:


5. Op welk niveau volg je deze opleiding?
Niveau 1
Niveau 2
Niveau 3
Niveau 4


---

INFORMATIEVOORZIENING met betrekking tot de LGF-MBO


6. Op welke manier ben je er achter gekomen dat het mogelijk is om een rugzak te krijgen in het MBO? (meer antwoorden mogelijk) Heb ik zelf ontdekt
Hebben mijn ouders ontdekt
Via mijn huidige opleiding (MBO)
Via mijn oude school (Voorgezet (speciaal) Onderwijs) Via mijn ambulant begeleider
Via folders/internet
Anders namelijk:

INDICATIESTELLING + AANVRAAG LGF-MBO


7. Binnen welk cluster ben je geïndiceerd? Cluster 2: communicatieve handicaps (gehoor-, taal- en/of spraakproblemen) Cluster 3: verstandelijke en/of lichamelijke handicap Cluster 4: psychiatrische of gedragsstoornissen Weet niet


8. Sinds wanneer heb jij een rugzak?
Sinds:
jaar maand


9. Op wat voor type school zat je op het voortgezet onderwijs?

ik zat op een school voor voortgezet speciaal onderwijs ga naar vraag 13 ik zat op een gewone school voor voortgezet onderwijs Weet niet


10. Had je op het voortgezet onderwijs al een indicatiestelling voor je beperking?

Ja
Nee
Weet niet


11. Had je op het voortgezet onderwijs ook al een rugzak?

Ja
Nee
Weet niet


---


12. Hoe verliep het krijgen van een indicatie voor de opleiding (MBO) die je nu volgt?


1 2 3 4 5 zeer moeilijk zeer makkelijk

Niet van toepassing: ben met een indicatie uit het VO ingestroomd ga verder met vraag 14
Weet niet


13. Hoe verliep het krijgen van een rugzak voor de opleiding (MBO) die je nu volgt?


1 2 3 4 5 zeer moeilijk zeer makkelijk

Weet niet

HET VINDEN VAN EEN GOEDE OPLEIDING


14. Bij hoeveel MBO-instellingen heb je je aangemeld voor een opleiding?


1

2

3

4 of meer


15. Heb je te maken gehad met afwijzingen van deze instellingen? Ja
Nee ga verder met vraag 19


16. Welke redenen werden daarvoor gegeven? (meer antwoorden mogelijk) Ik heb niet voldaan aan de toelatingseisen van deze opleiding Onduidelijk, de argumentatie van de opleiding is niet helder De instelling kan / wil het gebouw niet aanpassen De instelling vindt dat het schoolklimaat ongeschikt is voor "kwetsbare" leerlingen De instelling heeft onvoldoende personeel om mij te begeleiden Er is binnen de opleiding onvoldoende kennis aanwezig om mij goed te helpen De opleiding zat al vol
Door mijn belemmering/handicap was er geen vooruitzicht op werk na deze opleiding
Anders namelijk:

Weet niet


---


17. Heeft de instelling die je heeft afgewezen je nog geholpen bij het vinden van een andere opleiding (niet persé op dezelfde instelling)? Ja, de instelling heeft:

Nee


18. Heb jij na deze afwijzing een beroep gedaan op de geschillencommissie gelijke behandeling?
Ja, en wat was de uitkomst hiervan:

Nee


19. Geef aan of de uitspraak hieronder overeenkomt met je actuele situatie Ja Nee De opleiding waar ik op zit is die van mijn eerste keus

Er zijn speciale voorwaarden gesteld aan het volgen van de opleiding i.v.m. mijn beperking


---


20. In hoeverre ben je het met de volgende stellingen eens? Helemaal Helemaal Mee Mee Weet mee Neutraal mee oneens eens niet oneens eens Mijn ervaring is dat MBO-
instellingen goed op de
hoogte zijn van alles wat
de rugzak betreft
Eigenlijk is een gewone
MBO opleiding niet geschikt
voor mij
Ik had genoeg informatie
om te kunnen beoordelen
of deze opleiding voor mij
geschikt is
In de informatie van deze
instelling of opleiding komt
goed naar voren hoe ze
denken over deelnemers
met een beperking
Deze instelling of opleiding
is goed voorbereid op de
plaatsing van een
deelnemer met een rugzak
Mijn oude school heeft mij
goed ondersteund bij het
vinden van een geschikte
opleiding
Mijn huidige MBO-instelling
heeft mij goed ondersteund
bij het vinden van een
geschikte opleiding
Mijn oude school heeft mij
goed ondersteund bij mijn
oriëntatie op mijn
toekomstige beroep
(beroepenoriëntatie)
Mijn huidige MBO-instelling
heeft mij goed ondersteund
bij mijn oriëntatie op mijn
toekomstige beroep
(beroepenoriëntatie)


21. Ben je knelpunten tegengekomen bij het zoeken van een geschikte opleiding? Ja
Nee ga verder met vraag 24


22. Wat zijn de twee belangrijkste knelpunten die je hierbij bent tegengekomen?
1.


2.


---


23. Hoe zouden die knelpunten verholpen kunnen worden?
1.


2.


24. Wat ging er goed bij het kiezen van een opleiding?

HET HANDELINGSPLAN


25. Is er een handelingsplan gemaakt?
Ja
Nog mee bezig
Nee ga verder met vraag 35
Weet niet ga verder met vraag 35


26. Was/ben jij betrokken bij het opstellen van het handelingsplan? Ja, was/ben erbij betrokken
Nee, maar ik heb het wel doorgenomen / gelezen Nee, en ik heb het ook niet gezien


27. Wie hebben verder dit handelingsplan mee opgesteld? (meer antwoorden mogelijk) Mijn ouders/verzorgers
De begeleider vanuit de opleiding
Andere leerkracht(en)
De ambulant begeleider (REC/VSO)
Anders namelijk:


28. Heb je het handelingsplan ondertekend?
Ja
Nog niet
Nee


29. Worden de gemaakte afspraken die in het handelingsplan staan ook nagekomen? Ja
Nee
Weet niet

6


30. In hoeverre ben je het met de volgende stellingen eens? Helemaal Helemaal Mee Mee mee Neutraal mee oneens eens oneens eens Mijn eigen ervaringen worden
serieus meegenomen in het
handelingsplan
Het handelingsplan geeft duidelijk
weer welke afspraken er zijn
gemaakt over de hulp die ik van
mijn opleiding krijg


31. Ben je tot nu toe knelpunten tegengekomen die te maken hebben met het handelingsplan?
Ja
Nee ga verder met vraag 34


32. Wat zijn de twee belangrijkste knelpunten die je bent tegen gekomen die te maken hebben met het handelingsplan?

1.


2.


33. Hoe zouden die knelpunten verholpen kunnen worden?
1.


2.


34. Wat gaat er goed bij het opstellen en uitvoeren van het handelingsplan?


---

FEITELIJKE INZET/BEGELEIDING LGF-GELDEN


35. Krijg je doordat je een rugzak hebt extra hulp bij je opleiding? Ja
Nee ga verder met vraag 37


36. Waaruit bestaat deze extra hulp? (meer antwoorden mogelijk) Extra gesprekken alleen met mijn begeleider/mentor Extra gesprekken met begeleider/mentor in (kleine) groepjes Hulp bij mijn huiswerk/studievoortgang
Regelen van aangepast materiaal
Het regelen van contacten met mijn ambulant begeleider (van het REC/VSO) Extra begeleiding tijdens BPV/stage
Extra begeleiding tijdens mijn werk dat gekoppeld is aan mijn opleiding Extra begeleiding bij de toeleiding naar werk Anders, namelijk:


37. Wat voor extra hulp zou je van je opleiding nog willen krijgen?


38. Heb je een ambulant begeleider?
Ja
Nee ga verder met vraag 41


39. Wat voor begeleiding krijg je van de ambulant begeleider? (meer antwoorden mogelijk)
Extra gesprekken alleen met mijn ambulant begeleider Extra gesprekken met mijn ambulant begeleider in een (klein) groepje Hulp bij mijn huiswerk/studievoortgang
Regelen van aangepast materiaal
Extra begeleiding tijdens BPV/stage
Extra begeleiding tijdens mijn werk dat gekoppeld is aan mijn opleiding Extra begeleiding bij de toeleiding naar werk Anders, namelijk:


40. Wat voor extra begeleiding zou je van je ambulant begeleider nog willen krijgen?


---


41. Is de hulp/begeleiding die je van de volgende instanties krijgt voldoende om je opleiding goed te kunnen volgen?
Niet van Ja Nee toepassing Van mijn huidige opleiding
Van de ambulante begeleider
Van de opleiding tijdens BPV/stage/werk
Van ambulante begeleider tijdens BPV/stage/werk


42. Hoe tevreden ben je met de hulp die je krijgt? zeer ontevreden zeer tevreden
1 2 3 4 5 Vanuit de opleiding
Van de ambulant begeleider


43. In hoeverre ben je het met de volgende stellingen eens? Helemaal Helemaal Mee Mee mee Neutraal mee oneens eens oneens eens De communicatie met de ambulant
begeleider verloopt naar wens
De communicatie tussen mij en mijn
begeleider van mijn opleiding is
goed
De begeleiding die ik van de
opleiding krijg is niet voldoende


44. Welke van de volgende voorzieningen gebruik je zodat je deze opleiding beter kunt volgen?
Assistentie bij algemeen dagelijkse levensverrichtingen (ADL) Voorziening vanuit de SFB-regeling van het UWV (UWV regeling Structurele Functionele Beperking)
Hulp van MEE
Jobcoach vanuit de Wajong-regeling
Individuele Reïntegratie Overeenkomst (IRO) Het Persoons Gebonden Budget (PGB)
Een (schrijf)tolk
Anders, namelijk:


45. Ben je knelpunten tegengekomen bij de begeleiding/ hulp die je van je opleiding hebt gekregen?
Ja
Nee ga verder met vraag 48


---


46. Wat zijn de twee belangrijkste knelpunten die je bent tegengekomen bij de begeleiding/hulp die je krijgt van de je opleiding?
1.


2.


47. Hoe zouden die knelpunten verholpen kunnen worden?
1.


2.


48. Wat gaat er goed met betrekking tot de begeleiding/hulp die je van de opleiding krijgt?

HET ONDERWIJSAANBOD EN VOORTGANG


49. Is de opleiding die jij momenteel volgt qua tempo goed bij te houden? Ik kan het tempo makkelijk volgen
Ik kan het tempo met moeite volgen
Ik kan deze opleiding niet in het normale het tempo volgen


50. Waar komt dit door?


51. Denk je dat je met deze opleiding kans hebt op een baan? Ja
Nee, en dat komt doordat:

Weet ik niet


10


52. In hoeverre ben je het met de volgende stellingen eens? Helemaal Helemaal Mee Mee mee Neutraal mee oneens eens oneens eens Dankzij de ondersteuning die ik krijg
vanuit de rugzakregeling kan ik deze
opleiding in het normale tempo
volgen
Door mijn handicap zijn mijn
leerresultaten slechter
Dankzij de ondersteuning die ik krijg
vanuit de rugzakregeling haal ik
betere leerresultaten

STAGE/BPV/WERK


53. Heb je voor deze opleiding al stage/BPV of werk gedaan of gezocht? Ja
Nee ga verder met vraag 62


54. Kon je hier makkelijk aan komen?


1 2 3 4 5

zeer makkelijk zeer moeilijk


55. Waar kwam dit door?


56. De begeleiding tijdens stage/BPV/ werk was... zeer slecht zeer goed
1 2 3 4 5 ... vanuit de opleiding:
... vanuit stage / bpv-plek/ werk:
... van de ambulant begeleider:


57. Ben je tot nu toe knelpunten tegengekomen bij het doen/zoeken van stage/BPV/werk?
Ja
Nee ga verder met vraag 60


---


58. Wat zijn de twee belangrijkste knelpunten die je bij het doen/zoeken stage/BPV/werk bent tegen gekomen?

1.


2.


59. Hoe zouden die knelpunten verholpen kunnen worden?
1.


2.


60. Wat gaat er goed op de stage / bpv-plaats?


61. Heb je nog tips voor andere deelnemers met een rugzak voor het vinden van stage/BPV/werk?


62. Heb je nog algemene tips voor andere deelnemers met een rugzak wanneer ze naar een gewone MBO-opleiding gaan?


63. Zat je in het schooljaar 2005-2006 ook al op het MBO? Ja
Nee ga verder met vraag 65


64. Had je in dat schooljaar 2005 -2006 ook een rugzak? Nee
Ja. Welke verbeteringen of verslechteringen zijn er dit schooljaar (2006-2007) ten opzichte van vorig schooljaar (2005 ­ 2006) rondom de begeleiding voor jou?


12


65. Hoe was het om deze vragenlijst in te vullen?


1 2 3 4 5

zeer moeilijk zeer makkelijk


66. Hoe lang heb je ongeveer over het invullen van de vragenlijst gedaan?
15 minuten of minder
tussen 15 minuten en een half uur
tussen een half uur en 1 uur
tussen 1 uur en 2 uur
meer dan 2 uur

BEDANKT VOOR HET INVULLEN VAN DE VRAGENLIJST


13