Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
DE INVOERING VAN DE
RUGZAKREGELING IN HET MBO
De 1e meting van de monitor over de invoering van
de leerlinggebonden financiering in het MBO onder
steunpunten en begeleiders
Drs. T. Tudjman
Drs. H. Braam
De invoering van de rugzakregeling in het mbo. De 1e
meting van de monitor over de invoering van de
leerlinggebonden financiering in het MBO onder
steunpunten en begeleiders.
Rotterdam: RISBO Contractresearch BV / Erasmus
Universiteit.
Oktober 2007
Verkoopprijs: 10,- (inclusief BTW en
administratiekosten en exclusief verzendkosten)
Secretariaat RISBO
Erasmus Universiteit Rotterdam
Postbus 1738
3000 DR Rotterdam
tel.: 010-4082124
fax: 010-4529734
Onderzoeksmedewerkers RISBO:
T. Tudjman
H. Braam
© Copyright RISBO Contractresearch BV. Alle rechten
voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden
vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel
van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze dan
ook zonder voorafgaande toestemming van de Directie
van het Instituut.
ISBN 978-90-76613-41-3
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave ...............................................................................iii
Hoofdstuk 1 Inleiding.......................................................................1
1.1 De LGF-monitor........................................................................1
1.2 Leeswijzer................................................................................2
Hoofdstuk 2 Dataverzameling ..........................................................5
2.1 De onderzoeksopzet..................................................................5
2.2 De respons...............................................................................5
Hoofdstuk 3 De organisatie van de LGF-regeling vanuit het oogpunt
van de steunpunten......................................................7
3.1 Achtergrondkenmerken instellingen .............................................7
3.2 Voorlichting over en de uitvoering van de LGF-regeling...................8
3.3 Stellingen ..............................................................................10
3.4 Conclusie...............................................................................11
Hoofdstuk 4 De organisatie van de LGF-regeling vanuit het oogpunt
van de begeleiders .....................................................13
4.1 De begeleiders........................................................................13
4.2 De deelnemers die begeleiding krijgen .......................................13
4.3 Voorlichting en de uitvoering van de LGF-regeling........................15
4.4 Conclusie...............................................................................16
Hoofdstuk 5 Het handelingsplan vanuit het gezichtspunt van de
steunpunten...............................................................17
5.1 Inleiding................................................................................17
5.2 Het opstellen van een handelingsplan.........................................18
5.3 Praktische invulling en knelpunten t.a.v. het handelingsplan..........20
5.4 Positieve kanten van het handelingsplan.....................................22
5.5 Conclusie...............................................................................22
iii
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 6 Het handelingsplan vanuit het oogpunt van de
begeleiders.................................................................25
6.1 Het opstellen van een handelingsplan.........................................25
6.2 Praktische invulling en knelpunten t.a.v. het handelingsplan..........26
6.3 Conclusies..............................................................................27
Hoofdstuk 7 Ondersteuning van de deelnemers met een rugzak
vanuit het oogpunt van de steunpunten.....................29
7.1 Inleiding................................................................................29
7.2 Maatregelen ter ondersteuning..................................................29
7.3 Knelpunten bij de ondersteuning van deelnemers met een rugzak..31
7.4 Positieve punten t.a.v. de ondersteuning van deelnemers
met een rugzak ......................................................................32
7.5 De opleiding...........................................................................33
7.6 REA-instituten ........................................................................35
7.7 Conclusie...............................................................................36
Hoofdstuk 8 Ondersteuning van de deelnemers met een rugzak
vanuit het oogpunt van de begeleiders.......................37
8.1 Maatregelen ter ondersteuning..................................................37
8.2 Knelpunten bij de ondersteuning van deelnemers met een rugzak..41
8.3 Ondersteuning door externen....................................................41
8.4 De opleiding...........................................................................42
8.5 Conclusies..............................................................................43
Hoofdstuk 9 Conclusies en aanbevelingen......................................45
9.1 Inleiding................................................................................45
9.2 Bevindingen...........................................................................45
9.3 Aanbevelingen........................................................................49
Bijlage 1: Tabellen............................................................................53
Hoofdstuk 1 Inleiding
Met ingang van januari 2006 is de subsidieregeling leerlinggebonden
financiering voor het Middelbaar Beroepsonderwijs (LGF-MBO) in werking
getreden. Deze regeling moet het makkelijker maken voor geïndiceerde
deelnemers met een handicap om met behulp van leerlinggebonden
financiering deel te nemen aan een middelbare beroepsopleiding (mbo). Deze
subsidieregeling zal worden verankerd in de Wet Educatie en
Beroepsonderwijs (WEB).
In dit deelrapport beschrijven we de resultaten van de meting bij de mbo-
instellingen. Deelnemers met een "rugzak" ondervinden beperkingen bij de
onderwijsdeelname als gevolg van een lichamelijke of verstandelijke
beperking en komen zodoende in aanmerking voor extra faciliteiten. Met een
indicatiestelling kan de mbo-instelling een subsidie voor de deelnemer
aanvragen. Met deze subsidie kan de instelling maatregelen treffen waardoor
de deelnemer in staat gesteld wordt om de opleiding te volgen. Het kan gaan
om de aanschaf van extra middelen, zoals cd-rom boeken, maar ook om
extra begeleiding. Een deelnemer met gedragsproblematiek kan bijvoorbeeld
extra begeleid worden door middel van wekelijkse mentorgesprekken waarin
samen met de deelnemer knelpunten worden besproken en naar oplossingen
wordt gezocht. In dit rapport staan de resultaten van de eerste meting naar
de invoering van deze regeling op het mbo.
1.1 De LGF-monitor
Het doel van dit onderzoek is om de uitvoering van de subsidieregeling LGF-
MBO (`rugzakregeling'') te evalueren. Deze rapportage gaat over de eerste
meting onder reguliere instellingen. Ze heeft betrekking op de eerste twee
schooljaren waarin de rugzakregeling geldt. Het gaat om de tweede helft van
het schooljaar 2005-2006 (sinds januari 2006) en het hele schooljaar 2006-
2007. Bij deze eerste meting zijn er vragenlijsten uitgezet bij degenen die
invoering van de rugzakregeling coördineren en ondersteunen (meestal zijn
dit medewerkers van de steunpunten voor Studie en Handicap) en daarnaast
bij de begeleiders (van de instelling) van de deelnemers met een handicap
(vaak docenten of mentoren).
1
Hoofdstuk 1
In dit rapport bespreken we de actuele situatie bij de invoering van de
rugzakregeling. Hierbij beantwoorden we vragen als: hoe gaat het opstellen
van een handelingsplan, de ondersteuning aan deelnemers met een rugzak,
hun beeld op de interne en externe begeleiding en de samenwerking met
partners.
Hiervoor zijn vragenlijsten ingevuld door bij medewerkers die zich
bezighouden met het aanvragen en organiseren van de rugzakregeling en
daarnaast zijn er vragenlijsten afgenomen bij de begeleiders van de
deelnemers met een rugzak. De eerste respondentgroep bestaat uit
medewerkers van de steunpunten voor Studie en Handicap. Er zijn
verschillende benamingen in omloop hiervoor. Ze heten Leercentra,
Trajectbureau, Studie en Handicap etc. Voor de overzichtelijkheid zullen we in
deze rapportage een eenduidige benaming gebruiken: "steunpunten".
Daarnaast is een vragenlijst ingevuld door begeleiders van de school zelf. Dit
zijn de personen op de instelling die specifiek de taak hebben gekregen om
de deelnemers met een rugzak te begeleiden tijdens hun opleiding.
Het onderzoek spitst zich toe op de ervaringen tot nu toe bij het aanvragen
van de subsidie en gaat daarnaast in op het handelingsplan en de begeleiding
vanuit school. De volgende vier onderzoeksvragen gaan we in dit rapport
beantwoorden:
· Is de voorlichting die voorafging aan de inwerkingtreding van de
subsidieregeling voldoende geweest?
· Wat zijn de ervaringen met de invoering van de subsidieregeling LGF?
· Kunnen de geïndiceerde deelnemers met behulp van de begeleiding de
beroepsopleiding in het normale tempo en binnen de hiervoor geldende
tijd volgen?
· Wat zijn de voornaamste knelpunten?
Bovenstaande vragen geven antwoord op de algemene vraag in hoeverre de
subsidieregeling LGF in haar opzet slaagt om het voor geïndiceerde
deelnemers mogelijk te maken een middelbare beroepsopleiding te volgen en
waar de knelpunten hierbij zitten.
1.2 Leeswijzer
Dit rapport bevat de resultaten van de eerste meting van de monitor. In
hoofdstuk 2 gaan we in op de dataverzameling, hierin wordt de opzet van het
onderzoek en de respons besproken. In de volgende hoofdstukken
beschrijven we iedere keer eerst de resultaten uit de vragenlijsten voor de
2
Inleiding
steunpunten, gevolgd door die van de begeleiders. De resultaten van de
steunpunten zeggen iets over de organisatie en invoering van de
rugzakregeling op schoolniveau. De gegevens van de begeleiders laten zien
hoe zij in hun onderwijspraktijk omgaan met deze nieuwe taak. Iedere keer
zijn er twee opeenvolgende hoofdstukken die hetzelfde onderwerp
behandelen vanuit deze twee gezichtspunten. Hoofdstukken 3 en 4 gaan over
de invoering van de regeling. Dit heeft dan betrekking op de voorlichting en
organisatie van de regeling bij de instellingen. Hoofdstukken 5 en 6 gaan
over het handelingsplan: hoe wordt dit door de instellingen ingezet en hoe
werkt dit in de praktijk voor de begeleiders? De hoofdstukken 7 en 8 gaan
daadwerkelijk in op de huidige situatie in het onderwijs: hoe gaat dit in de
praktijk qua begeleiding en ondersteuning?
In hoofdstuk 9 staan de algemene conclusies en aanbevelingen. Deze hebben
zowel betrekking op de respondenten die werkzaam zijn bij de steunpunten
als de interne begeleiders van de deelnemers met een rugzak. Daarnaast
geven we aanbevelingen voor de overheid en voor de instellingen.
3
Hoofdstuk 2 Dataverzameling
2.1 De onderzoeksopzet
Om de uitvoering van de subsidieregeling LGF-MBO te evalueren is een
monitor ontwikkeld die in drie achtereenvolgende jaren wordt uitgevoerd. Bij
deze eerste meting van de monitor zijn alle mbo-instellingen uitgenodigd
mee te doen aan het onderzoek. Hiertoe zijn vragenlijsten ontwikkeld, deze
zijn besproken in een, voor dit onderzoek ingesteld, klankbordgroep waarin
de volgende leden zitten:
- Mevr. M.T. Lelieveld, Ministerie van OCW
- Mevr. H. van Loon, Zadkine
- Dhr. F. Persijn, ID College
- Dhr. J. ten Hoften, ROC Midden-Nederland
Hun waardevolle op- en aanmerkingen zijn in de vragenlijsten verwerkt.
Daarnaast zijn tijdens een pilotstudie de vragenlijsten getest. De ervaringen
hiermee zijn ook meegenomen in de definitieve vragenlijst.
2.2 De respons
Er zijn in Nederland 70 instellingen waar onderwijs verzorgd wordt voor
deelnemers op mbo-niveau (ROC's, Aoc's en vakscholen). Deze zijn divers
qua aanbod van opleidingen en grootte (een groot aantal heeft meerdere
vestigingen). Om informatie m.b.t. de invoering en voortgang van de
rugzakregeling te verzamelen hebben we eerst contact gezocht met
medewerkers van de steunpunten voor Studie en Handicap die bij al deze
instellingen minstens op één plek aanwezig zijn. Uiteindelijk hebben we 61
instellingen weten te bereiken (van de anderen konden we geen
contactgegevens vinden of waren niet te bereiken).
Per e-mail hebben we de medewerkers de mogelijkheid geboden deze
enquête op internet in te vullen of via een HTML-pagina uit te printen en op
te sturen.
5
Hoofdstuk 2
Uiteindelijk is aan 124 medewerkers van de steunpunten gevraagd om deel
te nemen aan het onderzoek. De vragenlijst is door 75 medewerkers
ingevuld. De respons is dus 60% en dat is onderzoekstechnisch gezien erg
goed te noemen.
Van 27 instellingen hebben we daarnaast emailadressen gekregen van de
begeleiders. Deze zijn allemaal (n=418) gevraagd mee te doen aan het
onderzoek en van 191 van hen is een goed ingevulde vragenlijst
teruggekomen. Dit is een respons van 46%, uitgaande van het aantal
verstuurde lijsten. Ook dit is onderzoekstechnisch zeer representatief te
noemen. Deze 191 begeleiders, die de vragenlijst hebben ingevuld, zijn
werkzaam op 27 verschillende mbo-instellingen (van twee respondenten is dit
niet bekend). Dit betekent dat bij 39% van alle mbo -instellingen minimaal
één begeleider de vragenlijst heeft ingevuld (zie bijlage 1, tabel B2.1). De
vragen zijn niet altijd door alle respondenten (goed) ingevuld. Bij de tabellen
vermelden we daarom altijd hoeveel respondenten hebben geantwoord.
6
Hoofdstuk 3 De organisatie van de LGF-
regeling vanuit het oogpunt van
de steunpunten
3.1 Achtergrondkenmerken instellingen
Aan de respondenten van de steunpunten hebben we gevraagd hoeveel
deelnemers met een rugzak op hun instelling rondlopen. De antwoorden
hierop liepen van 1 tot 150. Gemiddeld zijn er 36 deelnemers met een
rugzak. De mediaan is 28,5. Dat betekent dat de helft van de instellingen
meer dan 28 deelnemers heeft en de andere helft maximaal 28 deelnemers.
Tabel 3.1: Aantal deelnemers met een rugzak op de instellingen (N=70)
Gemiddelde 36,00
Mediaan 28,50
Range 1-150
Ook hebben we gevraagd naar het aantal begeleiders van deelnemers met
een rugzak per instelling. De gegeven antwoorden doen bij een aantal
instellingen vermoeden dat zij het begrip `begeleider' ruim hebben opgevat
en ook in hun telling de trajectbegeleiders, stagebegeleiders etc. hebben
opgeteld waardoor het aantal begeleiders per instelling nogal uiteen loopt,
namelijk tussen de 1 en 120. De mediaan geeft in dit geval dan een redelijk
betrouwbaar beeld van het aantal begeleiders. De mediaan is 7. Dat betekent
dat de helft van de instellingen meer dan 7 begeleiders heeft en de andere
helft maximaal 7 begeleiders.
Een groot deel (85%) van de respondenten denkt dat er op de instellingen
nog deelnemers rondlopen die in aanmerking zouden komen voor een
rugzak, maar er nog geen hebben (zie bijlage 1, tabel B3.1).
Tabel 3.2: Aantal begeleiders op de instellingen voor deelnemers met een rugzak (N=58)
Gemiddelde 17,48
Mediaan 7,00
Range 1-120
7
Hoofdstuk 3
3.2 Voorlichting over en de uitvoering van de LGF-regeling
De respondenten van de steunpunten hebben we gevraagd of de landelijke
voorlichting over de invoering van de LGF voldoende is geweest (zie bijlage 1,
tabel B3.2). Iets meer dan 50% vond deze voorlichting voldoende. Ongeveer
eenderde vond van niet. Zij konden aangeven wat zij dan gemist hadden in
deze voorlichting. In onderstaand overzicht staan de gegeven antwoorden op
deze open vraag, waarbij gelijksoortige antwoorden zijn samengevoegd.
De respondenten van de steunpunten zijn duidelijk in hun antwoorden. Zij
misten vooral uitleg over de uitwerking van de regeling: welke consequenties
heeft de regeling voor de organisatie? Daarnaast worden vaak het missen
van praktische handvatten en de hoeveelheid aan extra administratieve
werkzaamheden genoemd.
Tabel 3.3: Wat er gemist werd in de landelijke voorlichting over de LGF (N=30)
Onvoldoende voorlichting over de eisen van de aanvraag
De voorlichting ging teveel over de procedure en te weinig over inhoudelijke scholing, miste handvatten voor de praktische
uitvoering, te weinig concreet (bijv. training in het schrijven van een handelingsplan.)
Voorlichting en adviezen omtrent implementatie, consequentie voor de uitvoering en alle regel- en administratieve belasting binnen
de organisatie. Geen duidelijkheid in de diverse procedures
Heel breedvoerige administratieve rompslomp. Moet over heel veel schijven.
Nog veel te veel onduidelijkheid rondom het thema. Uitleg over de complexiteit van de regeling. De verplichting voor scholen om
Onderwijskundige rapporten en handelingsplannen te schrijven en gedragsvragenlijsten in te moeten vullen voor aanvragen van
indicaties aan CvI's en de problemen bij indicatiestelling van cluster 4
Onduidelijk wat er nu precies verwacht wordt van de verschillende geledingen
Voorbeelden van hoe je de begeleiding concreet vorm kunt geven. Wat kun je van een mentor of docent vragen? Over welke
expertise moet de mentor/docent beschikken voor de begeleiding in de klas
De relatie tussen de begeleiding die het ROC verzorgt en de ambulante begeleiding van de REC's
Tips voor het oplossen van logistieke problemen
De financiële afwikkeling naar de leverende REC's
In een vervolgvraag, is nagegaan of door de voorlichting duidelijk is
geworden welke taken de steunpunten Studie en Handicap zou moeten
uitvoeren (zie bijlage 1, tabel B3.3). Voor meer dan de helft van de
respondenten van de steunpunten was dit niet duidelijk. Het blijkt dat vele
steunpunten nog `zoekende' zijn naar hun taakinvulling.
De respondenten van de steunpunten geven aan dat zij de volgende taken
zien voor hun steunpunt (tabel 3.4).
8
De organisatie van de LGF-regeling vanuit het oogpunt van de steunpunten
Tabel 3.4: Taken die uitgevoerd worden ihkv de LGF-regeling (N=72)
Het verzorgen van de aanvraag van een rugzak bij het CFI voor de deelnemers met een indicatie 82%
Ondersteunen van de docenten/het team dat te maken krijgt met deelnemers met een rugzak 79%
Ondersteunen van begeleiders/mentoren van deelnemers met een rugzak 79%
Signaleren van deelnemers die in aanmerking komen voor een rugzak 68%
Onderhouden van contacten met scholen in het voortgezet (speciaal) onderwijs zodat bekend is welke nieuwe deelnemers
in aanmerking komen voor een rugzak 67%
Ervoor zorgen dat de deelnemers met een rugzak een ambulant begeleider hebben 60%
Ondersteuning van de deelnemers met een rugzak bij de keuze voor een opleiding 59%
Afspraken maken voor de deelnemers met een rugzak met de ambulant begeleider 49%
Het verzorgen van de aanvraag van een indicatiestelling bij het LCTI voor deelnemers die in aanmerking komen 42%
Ondersteuning van deelnemers met een rugzak bij het vinden van stage/BPV-plek 36%
Ondersteuning van deelnemers met een rugzak bij de toeleiding naar werk 33%
Andere taken 33%
Op de meeste steunpunten zijn de eerst drie genoemde uitvoeringen
onderdeel van het takenpakket: het verzorgen van de aanvraag van het
budget voor deelnemers met een indicatie, de ondersteuning aan
begeleiders, docenten en het eigen team. Lang niet alle respondenten zien
het signaleren van deelnemers voor een rugzak en het onderhouden van
contacten met het voortgezet onderwijs als hun taak.
Een deel van de respondenten (33%) geeft nog andere taken aan.
Bijvoorbeeld (ondersteuning bieden bij) het maken van een handelingsplan
en Onderwijskundig Rapport, het implementeren van de regeling in de
organisatie en bezigheden rondom de administratieve procedure/organisatie,
contacten met de ouders en voorlichting geven aan hen en aan docenten die
dat wensen. Een enkeling is bezig de aanpassing in de
beroepspraktijkvorming (BPV) te regelen voor de deelnemer met een rugzak.
Daarnaast hebben we gevraagd of de steunpunten een rol hebben in
keuzebegeleiding/loopbaanbegeleiding dan wel loopbaanoriëntatie van
deelnemers met een rugzak (zie bijlage 1, tabel B3.4). Uit die bijlagentabel
blijkt dat dit voor 70% van de respondenten het geval is.
Administratieve handelingen
De invoering van de LGF-MBO heeft ervoor gezorgd dat instellingen een
andere administratieve invulling kregen. Eigenlijk alle respondenten van de
steunpunten (99%) geven aan dat de invoering tot veel extra administratieve
belasting heeft geleid (zie bijlage 1, tabel B3.5). De helft spreekt hier zelfs
van zéér veel extra administratieve belasting voor de instelling.
Deze verwachting bleek er overigens al te zijn bij een aantal oriënterend
gesprekken bij instellingen.
In de enquête is gevraagd of het steunpunt extra tijd heeft gekregen voor de
uitvoering van de rugzakregeling (zie bijlage 1, tabel B3.6). De helft van de
respondenten zegt van wel en de andere helft zegt van niet. Als men extra
9
Hoofdstuk 3
tijd krijgt, dan gaat het om ongeveer 4 uur extra per week voor de uitvoering
van de rugzakregeling (zie bijlage 1, tabel B3.7).
De respondenten geven ook aan dat deze `extra tijd' niet voldoende is om de
uitvoering te organiseren (zie bijlage 1, tabel B3.8).
3.3 Stellingen
Om meer zicht te krijgen op de gevolgen van de doorvoering van de LGF-
MBO, hebben wij de respondenten van de steunpunten een aantal stellingen
voorgelegd. Zij konden aangeven of zij zich in de gegeven stellingen konden
vinden of niet.
Tabel 3.5: Stellingen (N=66)1
Mee Niet mee
eens eens
Dankzij het extra geld van de rugzakregeling kan onze instelling deelnemers met een rugzak beter 70% 13%
ondersteunen
Het extra geld van de rugzakregeling is veel te weinig om echt iets te kunnen doen voor deelnemers met 60% 4%
een handicap
Onze instelling is goed voorbereid op de plaatsing van een deelnemer met een rugzak 23% 40%
De aanvraag bij het CFI voor het verkrijgen van een rugzak verloopt goed 40% 40%
Deelnemers met een handicap moeten zelf naar ons toe komen voor ondersteuning 20% 48%
Onze interne begeleiders/mentoren zijn voldoende opgeleid om deelnemers met een rugzak te begeleiden 7% 67%
De samenwerking met de ambulant begeleider verloopt over het algemeen goed 70% 16%
Er zijn te veel verschillende 'hulpverleners' voor de begeleiding van deelnemers met een rugzak 43% 27%
De voorlichting over de invoering van de rugzakregel was goed 41% 25%
Tweederde van de respondenten van de steunpunten is van mening dat zij
dankzij het extra geld uit de regeling hun deelnemers met een rugzak beter
kunnen ondersteunen, maar 60% is van mening dat zij daar te weinig voor
kunnen doen/bieden. Daarbij geeft maar liefst 40% van de respondenten van
de steunpunten aan dat zij slecht voorbereid zijn op plaatsing van
deelnemers met een rugzak.
Over het aanvragen bij het CFI voor het verkrijgen van een rugzak, zijn de
meningen verdeeld. De één vindt dit wel goed lopen, de ander niet.
Door de invoering van de LGF-regeling is de begeleiding/ondersteuning
verschoven van de steunpunten naar de docenten/mentoren. Ongeveer de
helft van de respondenten van de steunpunten geeft toch aan dat deelnemers
niet op eigen initiatief naar hen toe hoeven te komen voor extra
ondersteuning.
Opvallend is dat bijna driekwart van de respondenten van de steunpunten
vermeldt dat zij vinden dat hun begeleiders/mentoren onvoldoende opgeleid
1 N.B.: de percentages tellen niet op tot 100%, omdat de respondenten ook `geen
mening' konden invullen.
10
De organisatie van de LGF-regeling vanuit het oogpunt van de steunpunten
zijn om deelnemers met een rugzak te begeleiden. Wel zijn ze van mening
dat de samenwerking met de ambulant begeleider (AB-er) goed verloopt. Op
een voorlichtingbijeenkomst voor REC's kwam echter naar voren dat er een
dreigend tekort ontstaat aan ambulant begeleiders, en dat zij vaak de nodige
expertise van het mbo missen.
Bijna de helft van de respondenten van de steunpunten vindt dat er teveel
mensen betrokken zijn bij de begeleiding van deelnemers met een rugzak.
Verschillende bedragen
In de LGF-MBO worden verschillende bedragen toegekend aan drie clusters
van deelnemers met verschillende soorten beperkingen. Wij hebben de
respondenten van de steunpunten gevraagd wat zij van deze verdeling
vonden. Meer dan 80% heeft antwoord gegeven op deze vraag en op een
enkeling na vindt iedereen het een onlogische, dan wel vreemde verdeling.
De redenen die ze daarvoor aangeven zijn van verschillende aard. Men geeft
bijvoorbeeld aan dat de verdeling naar cluster niet overeenkomt met de
begeleidingstijd die er voor deze deelnemers nodig is. Met andere woorden,
een lager bedrag betekent niet een evenredig mindere
begeleidingsinvestering. Vaak wordt als voorbeeld gegeven dat een cluster 4
deelnemer doorgaans meer begeleiding nodig heeft dan een cluster 2
deelnemer, terwijl men daarvoor niet meer geld krijgt.
Verder vraagt men zich af of het bedrag past bij de zorgvraag. Een aantal
noemt het gegeven dat de ambulante begeleiding meer krijgt. In hun ogen is
dat onrechtvaardig. En tenslotte geven de meeste aan dat ze de logica achter
de toekenning van de hoogte van bedragen niet kennen en/of niet begrijpen.
Sommigen geven ook alternatieven aan voor de hoogte van toekenning,
bijvoorbeeld dat het beter zou zijn om individueel te kijken naar de
benodigde begeleidingsgraad en daar de hoogte van het toe te kennen
bedrag aan te koppelen. Andere respondenten van de steunpunten brengen
juist naar voren dat het misschien beter is om een geoormerkt totaalbudget
te geven en aan de instellingen over te laten wat nodig is per deelnemer.
3.4 Conclusie
De voorlichting over de LGF-regeling is voor eenderde van de respondenten
van de steunpunten onvoldoende gebleken. Zij vinden de regeling complex,
zien niet wat de regeling concreet aan de organisatie brengt en missen
handvatten voor de praktische uitvoering.
11
Hoofdstuk 3
Dit laatste blijkt ook uit het gegeven dat het voor ruim de helft van de
respondenten van de steunpunten nog onduidelijk is wat hun taken nu
precies zijn.
Daarnaast geven eigenlijk alle respondenten van de steunpunten (99%) aan
dat de invoering tot veel extra administratieve belasting heeft geleid.
Vooral organisatorisch lijken de steunpunten moeite te hebben met de
regeling. De respondenten vinden dat er te weinig gedaan kan worden voor
de deelnemer met dit geld, de begeleiding er onvoldoende op voorbereid is
en dat er teveel verschillende begeleiders intern en extern zich met de
deelnemers bemoeien.
12
Hoofdstuk 4 De organisatie van de LGF-
regeling vanuit het oogpunt van
de begeleiders
4.1 De begeleiders
De respondenten die de rugzakdeelnemers begeleiden hebben daarnaast op
de instelling nog vaak één of meerder andere taken. Ongeveer tweederde is
naast begeleider van de deelnemer met een rugzak nog (vak)leerkracht of
mentor. Ruim eenderde begeleidt nog andere deelnemers (buiten de
rugzakdeelnemers). Ook begeleiding tijdens de stage/
beroepspraktijkvorming en coördinatie van de leerlingbegeleiding wordt
regelmatig genoemd (zie bijlage 1, tabel B4.1).
20% van de begeleiders heeft aanvullende opleidingen/cursussen gevolgd
voor de begeleiding van de deelnemers met een rugzak (zie bijlage 1, tabel
B4.2). Het gaat dan om zeer uiteenlopende opleidingen en cursussen.
Sommige begeleiders noemen voorlichting en training van de eigen
organisatie, andere noemen externe opleidingen, zoals
begeleidingstechnieken, gesprekstechnieken, omgang autisme, doorlopende
zorglijnen VMBO MBO, remedial teaching, gedragsstoornissen etc.
4.2 De deelnemers die begeleiding krijgen
Aan de begeleiders is gevraagd om, voor maximaal vijf deelnemers2 met een
rugzak die ze begeleiden, aan te geven welke leerweg, niveau en cluster deze
volgen. De helft van de respondenten begeleidt één deelnemer, 20% twee. Er
zijn 27 begeleiders die vijf of meer deelnemers begeleiden (zie bijlage 1,
tabel B4.3a,b,c).
2 Dit om de respondenten niet teveel te belasten.
13
Hoofdstuk 4
Bijna 60% van deze rugzakdeelnemers heeft een indicatie in cluster 4, iets
minder dan een kwart in cluster 2, en 15% en 3% in cluster 3 en 3% in
cluster 13 (zie figuur 4.1).
Figuur 4.1: Clusterverdeling van de deelnemers met een rugzak die begeleid worden
(n =168)
Bijna 90% volgt de Beroeps Opleidende Leerweg en hiervan 2,5% in deeltijd.
Bijna 10% volgt de Beroeps Begeleide Leerweg en 3,5% de Arbeidsmarkt
Kwalificerende Assistentenopleiding (zie bijlage 1 figuur B4.1 en tabel B4.4.).
Hierbij volgt bijna 40% een opleiding op niveau twee, terwijl 30% een
opleiding op niveau vier volgt. Voor zowel niveau één als drie ligt dit op 15%
(zie bijlage 1, figuur B4.2).
Andere voorzieningen
Ongeveer een kwart van de begeleiders geeft aan dat de rugzakdeelnemer
die ze begeleiden, ook nog gebruik maken van andere voorzieningen dan die
uit de rugzakregeling. Hierbij gaat het dan met name om het
persoonsgebonden budget en/of een Wajong-uitkering. Hierbij merken we op
dat bijna 60% helemaal niet weet of deze deelnemers nog gebruik maken
van andere voorzieningen (zie bijlage 1, tabel B4.5 en B4.6).
3 Dit zijn deelnemers met een visuele handicap die niet onder de rugzakregeling
vallen.
14
De organisatie van de LGF-regeling vanuit het oogpunt van de begeleiders
4.3 Voorlichting en de uitvoering van de LGF-regeling
In de vragenlijst zijn een aantal vragen opgenomen waarin de begeleiders
konden aangeven wat ze vonden van de voorlichting die ze hebben gehad
over de rugzakregeling. Ruim 60% van de begeleiders geeft aan dat de
voorlichting voldoende was, maar bijna 40% vond de voorlichting
onvoldoende (zie bijlage 1, tabel B4.7). Aan hen is gevraagd wat ze hierin
dan misten (zie tabel 4.1). Tweederde van hen geeft feitelijk aan dat ze
helemaal geen voorlichting hebben gehad. De begeleiders zeggen dat ze hier
zelf achteraan moeten gaan. Iemand schrijft bijvoorbeeld: "Het is dat ik naar
een voorlichtingsmarkt ben geweest over deelnemers met handicaps, er is
landelijk naar de scholen zelf en de vakdocenten onvoldoende voorlichting
geweest!".
De anderen geven aan dat ze bij de voorlichting vaak zeer basale informatie
missen, zoals hoe de aanvraagprocedure werkt en of ze extra uren krijgen
voor de begeleiding. Op dit moment zijn inhoudelijke vragen m.b.t. de extra
begeleiding van de deelnemers met een beperking voor deze groep nog
helemaal niet aan de orde.
Tabel 4.1: Wat missen de begeleiders, die aangaven dat zij de voorlichting over de LGF onvoldoende vinden? (N=65)
N %
Heb helemaal geen / of veel te weinig voorlichting gehad: 44 67,7%
Pas in een laat stadium zelf op zoek naar informatie 12 18,5%
Specifieke informatie over praktische invulling van de regeling, financiën, uren etc. 5 7,7%
Anders 4 6,2%
Taken van de begeleiders
Ook is aan de begeleiders gevraagd of vooraf duidelijk was wat hun taak was
bij de begeleiding van de deelnemers met een rugzak. Iets minder dan de
helft geeft aan dat dit duidelijk was, maar voor meer dan de helft was dit dus
niet duidelijk (zie bijlage 1, tabel B4.8). Dit komt met name doordat er,
volgens de begeleiders, te weinig informatie is over de rugzakregeling. Ze
weten niet wat ze ermee aan moeten. Daarnaast geeft nog een redelijk grote
groep aan dat dit te maken met de nieuwheid van de regeling, maar dat nu
langzamerhand wel steeds duidelijker wordt wat hun taken zijn (zie bijlage 1,
tabel B4.9).
15
Hoofdstuk 4
4.4 Conclusie
Ruim 60% van de begeleiders geeft aan dat de voorlichting voldoende was,
maar voor 40% is deze voorlichting onvoldoende. Van deze groep geeft een
zeer groot deel aan dat ze helemaal geen voorlichting hebben gehad.
Daarnaast is voor meer dan de helft van de begeleiders niet duidelijk wat hun
taak precies is. Dit komt met name doordat zij te weinig informatie hebben
gekregen over de rugzakregeling. Ze weten niet wat ze ermee aan moeten.
16
Hoofdstuk 5 Het handelingsplan vanuit het
gezichtspunt van de steunpunten
5.1 Inleiding
In een handelingsplan staat wat men met de deelnemer in het onderwijs wil
bereiken en op welke manier. De maatregelen zoals die beschreven staan in
het handelingsplan beogen de onderwijsbelemmeringen van de deelnemer
geheel of gedeeltelijk weg te nemen.
Het handelingsplan moet in ieder geval de volgende zaken bevatten:
· het niveau van de deelnemer op het moment dat het handelingsplan tot
stand komt;
· de onderwijsdoelen die de school voor de deelnemer nastreeft;
· welke maatregelen de school neemt voor bijvoorbeeld individuele
begeleiding;
· welke externe deskundigen worden ingeschakeld;
· welke speciale voorzieningen worden getroffen;
· het aanstellen van extra begeleiding in de instelling (bijv. remedial
teacher);
· de manier waarop de vorderingen van de deelnemer worden gevolgd en
geregistreerd;
· de manier waarop ouders en school overleg hebben en hoe vaak dit
gebeurt;
· wie het initiatief neemt voor dit overleg;
· op welke wijze de ouders op de hoogte worden gehouden van de
vorderingen.
Een handelingsplan wordt opgesteld tussen de mbo-instelling, het REC
(Regionaal Expertise Centrum, de ambulante begeleiding) en de deelnemer
en/of ouders van de deelnemer (als de deelnemer jonger dan 18 is, is
betrokkenheid van de ouders verplicht).
Het handelingsplan is een bijlage bij de onderwijsovereenkomst. In dit plan
wordt specifiek beschreven welke maatregelen getroffen worden om de in het
17
Hoofdstuk 5
Persoonlijk Ondersteuningsplan (POP) gestelde doelen te realiseren in relatie
tot de gestelde indicatie4.
5.2 Het opstellen van een handelingsplan
De geënquêteerde respondenten van steunpunten zijn vrijwel allemaal actief
betrokken bij het opstellen van handelingsplannen (zie bijlage 1, tabel B5.1).
Het opstellen hiervan wordt over het algemeen (50%) als moeilijk ervaren
(zie bijlage 1, tabel B5.2). Slechts 3% vindt het makkelijk.
Bij het opstellen wordt in de helft van het aantal gevallen, naast het
steunpunt, de begeleider van de instelling betrokken. De ambulant begeleider
wordt in bijna 80% betrokken. In veel mindere mate, namelijk 35%, geldt
dat voor de deelnemer met een rugzak. Ook de ouders krijgen maar bij 30%
van de instellingen een actieve rol bij het opstellen van een handelingsplan.
Tabel 5.1: deelname aan het opstellen van een handelingsplan (N= 65)
Aangevinkt
---
Iemand van onze steunpunt 44,6%
Leerlingbegeleider 47,7%
Leraar 12,3%
Deelnemer met een rugzak 33,8%
Ouders 29,2%
Ambulant begeleider 76,9%
Remedial teacher 1,5%
Anders 12,3%
Wij hebben de respondenten van de steunpunten gevraagd (zie bijlage 1,
tabel B5.3) of zij de richtlijnen voor het opstellen van een handelingsplan,
zoals geformuleerd door het LCTI, volgen. Vrijwel alle respondenten hebben
hier bevestigend op geantwoord. Aansluitend vroegen we hen wat er in hun
handelingsplannen staat. Daarbij hebben wij bovenstaand lijstje van de
inleiding gegeven en hieraan hebben we enkele zaken toegevoegd met name
rondom BPV/stage afspraken en taken van de ambulante begeleiding.
Dit zijn de volgende:
· Hoeveel extra uren de begeleider ingezet wordt voor de deelnemer;
· De taken van de ambulant begeleider t.a.v. de deelnemer;
· De taken van de ambulant begeleider t.a.v. de begeleider;
· Ondersteuning van de deelnemer tijdens BPV/ stage;
· Bemiddeling naar een BPV/ stageplaats;
· Aanpassingen van de BPV-plaats/ stageplek;
· Begeleiding van de deelnemer tijdens BPV/ stage;
4 Zie www.lcti.nl
18
Het handelingsplan vanuit het gezichtspunt van de steunpunten
· Sollicitatietraining van de deelnemer.
Geen enkel element is door iedereen aangevinkt. Puntsgewijs zullen we de
resultaten weergeven.
· De eerste vijf (van beginniveau tot speciale voorzieningen) zijn ongeveer
door 60% tot 70% van de respondenten van de steunpunten aangevinkt,
met een uitschieter van 90% bij de maatregelen die de instellingen
nemen voor de deelnemer (zoals rondom de begeleiding).
· Bijna de helft noemt het aanstellen van extra begeleiding in hun
handelingsplan.
· Ruim de helft beschrijft de manier waarop ouders en instelling overleg
hebben, 40% geeft ook aan wie voor een dergelijk overleg het initiatief
neemt.
· Slechts 23% beschrijft de wijze waarop ouders op de hoogte worden
gehouden van de vorderingen van hun kind.
· 30% beschrijft in het handelingsplan de manier waarop vorderingen van
de deelnemer worden gevolgd en geregistreerd.
· Tussen de 60% en de 70% van de respondenten van de steunpunten
noemt ook de taken van de ambulante begeleider t.a.v. de deelnemer en
begeleider.
· 64% geeft aan hoeveel extra uren begeleiding voor de deelnemer ingezet
wordt.
· Ten aanzien van de BPV/stage beschrijft 64% de wijze van ondersteuning
in het handelingsplan. Minder dan de helft noemt de overige beschreven
zaken rondom BPV/stage in hun handelingsplannen.
Tevens konden de respondenten van de steunpunten extra elementen
noemen die niet in ons lijstje voorkwamen. Enkele respondenten van de
steunpunten hebben dat gedaan. Zij beschreven ook de volgende zaken in
hun handelingsplannen:
· Afspraken over (tussen)evaluatie;
· Afspraken over begeleidingsmomenten;
· Benodigde extra voorzieningen/aanpassingen voor het volgen van het
onderwijstraject;
· Zaken waar de deelnemer tegenaan loopt bij het volgen van het
onderwijsprogramma;
· De inzet en de te ondernemen activiteiten van de deelnemer zelf.
19
Hoofdstuk 5
5.3 Praktische invulling en knelpunten t.a.v. het
handelingsplan
Het opstellen van een handelingsplan is de start. Vervolgens is het belangrijk
om te kijken hoe dit plan in de praktijk gebruikt wordt. Met een open vraag is
hiernaar gevraagd. 56 steunpunten hebben deze vraag beantwoord. De
gegeven antwoorden zijn onder te brengen in vier clusters (zie tabel 5.2).
In 44% van de respondenten van de steunpunten wordt het handelingsplan
gebruikt als leiddraad voor de begeleiders. Het geeft de informatie over de
deelnemer en is het afsprakenkader waarbinnen gehandeld kan worden.
Opvallend is dat maar liefst 23% het document slechts als schriftelijke
verantwoording gebruikt. Van de respondenten zegt 14% het met name te
gebruiken als `controlemiddel' van de afspraken. Ten slotte geeft 19% aan
dat het handelingsplan met name gebruikt wordt bij de evaluatie.
Tabel 5.2: Gebruik handelingsplan in de praktijk (N=56)
leiddraad voor begeleiding; basisdocument voor uitvoeringsplannen 44%
schriftelijke verantwoording, weinig praktisch gebruikt (als checklist) 23%
evaluatie 19%
contract voor afgesproken inzet 14%
We hebben de respondenten van de steunpunten gevraagd of zij knelpunten
zijn tegengekomen met betrekking tot het handelingsplan. Meer dan de helft
zegt van wel (zie bijlage 1, tabel B5.4). Daarnaast is gevraagd naar
mogelijke oplossingen.
De knelpunten zijn na analyse onder te brengen in een aantal hoofdclusters,
namelijk: inhoudelijke knelpunten, de organisatie van het opstellen en de
contacten en samenwerking met REC's.
In onderstaand schema (tabel 5.3) zijn de knelpunten aangegeven die men
bij de hoofdcategorieën ervaart. Bij de categorie `inhoudelijk' komen vooral
onduidelijkheden omtrent de invulling van zo'n handelingsplan naar voren.
20
Het handelingsplan vanuit het gezichtspunt van de steunpunten
Tabel 5.3a: Knelpunten en oplossingen handelingsplan (N=42)
Knelpunten Oplossingen
Inhoudelijk
- Aan welke eisen moet een handelingsplan voldoen? - Meer duidelijkheid over wat er allemaal in het handelingsplan
- Wat zet je er wel/niet in? moet komen te staan
- Mate van detaillering in de omschrijving van taken. - Meer concreter stappenplan voor het invullen van een
- Hoe moet je vanuit het handelingsplan komen tot een praktisch handelingsplan.
uitvoeringsplan. - Betere voorlichting en deskundigheidsbevordering. De
- Hoe 'verkoop' je dat aan docenten? instellingen faciliteren met adequate knowhow.
- Formuleren van bij behoeftes passende begeleiding - Deelnemers met een rugzak beter voorbereiden op de
- Het juist formuleren van begeleidingsvragen vaardigheden die in het mbo verwacht worden, zodat zij een
- Hoe specifiek/ algemeen moet een handelingsplan zijn. grotere kans krijgen om onderwijsdoelen te behalen.
- Het competentiegericht onderwijs maakt het moeilijk - Meer uitwisseling tussen ROC's onderling onder deskundige
onderwijsdoelen voor deelnemers te realiseren. begeleiding over de praktische gang van zaken rond
- Geen richtlijn voor de financiële verantwoording LGF/Handelingsplan.
- Hoe concreet formuleer je welke inspanning de partijen gaan - Uniformiteit in de procedurele gangen.
leveren, versus hoeveel ruimte laat je voor flexibiliteit - Bewaken van de gemaakte afspraken
- Gemaakte afspraken worden niet nagekomen.
- Waar komen tussentijdse aanpassingen in het handelingsplan
- Hoe verwerk je informatie uit een evaluatiegesprek
Rondom de organisatie wordt de administratieve belasting die de uitvoer van
de LGF-MBO vergt benadrukt. Daarnaast ook dat er teveel personen bij het
opstellen zijn betrokken waardoor het opstellen en het ondertekenen lang
duurt.
Tabel 5.3b: Knelpunten en oplossingen handelingsplan (N=42)
Organisatie
- Administratieve rompslomp - Afspraken moeten duidelijk opgesteld worden en uitgevoerd
- Tijdgebrek in de uitvoering worden
- Toekenning van de formatie - Er moet meer geld komen
- Organisatorisch moeilijk in te plannen wegens drukke roosters - Duidelijke afspraken maken
leraren. - `Papierwinkel' terugdringen
- Teveel personen bij betrokken: ondertekening duurt lang - Ondertekening door minder verantwoordelijken laten doen.
- Aan het begin van het jaar rekening houden met LGF en de
lesroosters.
De derde categorie betreft een externe factor, nl: de contacten van de
steunpunten met de REC's en specifiek met de ambulante begeleiding. De
respondenten van de steunpunten ervaren een, voor hen, niet gewenste
manier van ambulante begeleiding bij het opstellen van een handelingsplan.
Dat komt omdat zij meer gebruik maken van eigen documenten, te
afwachtend zijn met het invullen van het handelingsplan, of doordat zij dat
gedurende de rit (schoollooptijd) pas willen invullen etc. Verder ervaren de
respondenten van de steunpunten dat de ambulante begeleiders te weinig
begeleidingstijd hebben en het mbo-schoolsysteem niet voldoende kennen.
21
Hoofdstuk 5
Tabel 5.3c: Knelpunten en oplossingen handelingsplan (N=42)
REC / Ambulant Begeleiding
- Teveel extra overleg, - Een duidelijk productenboek over ambulante dienstverlening
- AB-ers geven vaak niet aan hoe het handelingsplan in te vullen; opstellen.
of ze gebruiken eigen documenten; - Samen een document maken waarin alle taken en rollen
- Te weinig kennis, afwachtend hoe het gaat lopen. concreet staan beschreven.
- Onbekendheid met het mbo - Duidelijkheid krijgen over beschikbaarheid van AB-ers.
- Moeilijk benaderbaar in de beginsituatie - Gedwongen winkelnering afschaffen.
- Concrete afspraken met hen maken is moeilijk. - Duidelijkheid over de taak van de ambulante begeleider; wat
- Onduidelijkheid bij de instelling over wat van een REC verwacht kunnen we van hem verwachten. Duidelijke afspraken.
mag worden - Vaste informatie-uitwisseling tussen ROC's en REC's en
- AB-ers hebben weinig besteedbare begeleidingstijd concrete openheid van zaken
- Er lopen teveel AB-ers in school rond - Minder verschillende AB-ers in de school.
- Onvoldoende overleg
- Invulling van een handelingsplan is verschillend per REC en dat
is een knelpunt als men met meerdere REC's te maken heeft.
5.4 Positieve kanten van het handelingsplan
Door de nadelige kanten van het handelingsplan te bespreken, zou het beeld
kunnen ontstaan dat men nergens tevreden over is. Dit is onjuist. In een
open vraag konden de respondenten van de steunpunten aangeven wat zij
juist goed vonden aan het handelingsplan. Ruim 80% heeft deze vraag
ingevuld.
Het meest wordt genoemd dat er door het opstellen van een handelingsplan
structuur en duidelijkheid komt in de gemaakte afspraken en dat er een
beschrijving ligt van welke begeleiding er gegeven gaat worden, zowel intern
als extern door de ambulante begeleiding. Ook de beschrijving van de
samenwerking met een REC wordt hierbij genoemd als positief element.
Het handelingsplan is tevens belangrijk voor controle en evaluatiemomenten.
Daarnaast wordt door velen aangegeven dat het hebben van een
handelingsplan aangeeft dat er serieus en bewust met de deelnemer
omgegaan wordt. Een enkeling noemt als positieve kant van het
handelingsplan dat de ouders inzicht hebben in het schooltraject van hun
kind.
5.5 Conclusie
In dit hoofdstuk is naar voren gekomen dat vrijwel alle steunpunten bezig
zijn met het opstellen van handelingsplannen, maar zij vinden dit niet
gemakkelijk. Bij het opstellen worden de deelnemers en hun ouders weinig
betrokken. De begeleiders en ambulant begeleiders worden wel vaak
betrokken.
22
Het handelingsplan vanuit het gezichtspunt van de steunpunten
De meesten gebruiken het handelingsplan als leiddraad voor de te geven
begeleiding, maar bijna een kwart zegt het slechts als schriftelijke
verantwoording te gebruiken.
Van de respondenten geeft 70% aan knelpunten te ervaren met betrekking
tot het handelingsplan. Deze knelpunten zijn te rubriceren onder inhoudelijke
knelpunten, de organisatie van het opstellen en de contacten en
samenwerking met REC's.
Positief is dat het handelingsplan wel wordt gezien als een bruikbaar handvat
waarin de gemaakte afspraken staan en dat tevens een beschrijving geeft
van welke begeleiding er gegeven gaat worden. Het handelingsplan dwingt
ook dat er serieus en bewust wordt omgegaan met deelnemers met
beperkingen.
23
Hoofdstuk 6 Het handelingsplan vanuit het
oogpunt van de begeleiders
6.1 Het opstellen van een handelingsplan
Tweederde van de begeleiders zijn betrokken bij het schrijven van het
handelingsplan, 20% was hier niet bij betrokken maar heeft het plan wel
gezien. Ongeveer 10% heeft het helemaal niet gezien en bij ruim 3% moet
het nog geschreven te worden (zie bijlage 1, tabel B6.1). De meeste
begeleiders zijn dus wel betrokken bij het schrijven van het handelingsplan.
Van degenen die hierbij betrokken waren geeft 30% aan dat ze dit (zeer)
moeilijk vonden. Ongeveer 20% vond dit (zeer) makkelijk. De grootste groep
vult hier neutraal in (zie figuur 6.1 en bijlage 1, tabel B6.2).
zeer moeilijk moeilijk neutraal makkelijk zeer makkelijk
1
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
Figuur 6.1: Hoe moeilijk was het om een dergelijk handelingsplan te maken? (n =120)
25
Hoofdstuk 6
6.2 Praktische invulling en knelpunten t.a.v. het
handelingsplan
Aan de begeleiders (die een handelingsplan gebruiken) is gevraagd hoe ze dit
in de praktijk gebruiken. Ruim de helft geeft aan dat ze dit gebruiken als een
leiddraad voor de begeleiding; 12% gebruikt het meer achteraf op momenten
van evaluatie om terug te kijken hoe het tot nu toe is gegaan. Iets minder
dan 10% geeft aan dat het wordt ingezet als een contract voor afspraken
waar ze op terug kunnen vallen. Slechts 4% zegt het te gebruiken puur als
schriftelijke verantwoording en 10% gebruikt het helemaal niet (zie bijlage 1,
tabel B6.3).
Evaluatie
Driekwart van de respondenten heeft al een keer de voortgang van de
deelnemer met een rugzak geëvalueerd (zie bijlage 1, tabel B6.4). Hierbij
zijn bijna altijd de deelnemer, de ambulant begeleider en de respondent zelf
betrokken (zie tabel 6.1).
Tabel 6.1: Wie worden er betrokken bij deze evaluatie? (N=124)
Aangevinkt
---
Ambulant begeleider 92,0%
Ikzelf 90,4%
Deelnemer met een rugzak 84,0%
Ouders 64,0%
Andere leerkrachten 28,8%
Iemand van de afdeling 'Studie en Handicap' (steunpunt) 20,0%
Anderen 12,0%
Bij bijna tweederde van de gevallen zijn ook de ouders hierbij betrokken. In
veel mindere mate worden hierbij andere leerkrachten en medewerkers van
de afdeling `Studie en Handicap' (steunpunt) betrokken.
Positieve kanten en knelpunten van het handelingsplan
Aan de begeleiders is ook gevraagd waarover ze tevreden zijn m.b.t. het
handelingsplan. Bijna de helft geeft aan dat het goed werkt als basis voor
afspraken. Het is een plan waarin taken vastliggen. Ruim 15% is over alles
tevreden. Interessant is dat ongeveer 10% aangeeft dat er dankzij het
handelingsplan meer duidelijkheid is gekomen over de hulpvraag van de
deelnemers, die is beter in kaart gebracht. Daarnaast geeft nog eens ruim
10% aan dat er door het handelingsplan meer en beter overleg is tussen de
instelling en externen, zoals de AB-er, andere externe begeleiders, de ouders
en de deelnemers zelf (zie bijlage 1, tabel B6.5).
26
Het handelingsplan vanuit het oogpunt van de begeleiders
Toch signaleert 30% van de begeleiders knelpunten die te maken hebben met
het handelingsplan(zie bijlage 1, tabel B6.6).
Tabel 6.2: Welke knelpunten signaleert u m.b.t. het handelingsplan? (N=78)
Totaal:
N %
Te weinig tijd 22 28,2%
Te weinig geld 5 6,4%
Onduidelijkheid wat er in moet staan 10 12,8%
Deelnemer 7 9,0%
Andere knelpunten 34 43,6%
Belangrijkste knelpunten zijn een tekort aan tijd en/of geld (zie tabel 6.2).
Daarnaast geeft ruim 10% aan dat het voor hen niet helemaal duidelijk is
wat er in het handelingsplan moet staan of hoe dit in de praktijk gebruikt
moet worden. Een kleine 10% signaleert knelpunten m.b.t. de uitvoering van
het handelingsplan die te maken hebben met de deelnemer. Hierbij gaat het
dan om het feit dat de beperkingen van de deelnemer zo belemmerend zijn
voor de afgesproken ondersteuning dat hiermee de afspraken uit het
handelingsplan in gevaar komen.
6.3 Conclusies
Tweederde van de begeleiders zijn betrokken bij het schrijven van het
handelingsplan Van hen geeft 30% aan dit (zeer) moeilijk te vinden. Het
handelingsplan wordt in de praktijk door ruim de helft van de begeleiders
gebruikt als leiddraad voor de begeleiding (zoals bedoeld). Daartegenover
gebruikt 10% dit helemaal niet.
Bijna de helft van de begeleiders geeft aan dat het plan goed werkt als basis
voor afspraken. Ongeveer 10% geeft aan dat er meer duidelijkheid is
gekomen over de hulpvraag van de deelnemers, die is beter in kaart
gebracht. Daarnaast geeft nog eens ruim 10% aan dat er door het
handelingsplan meer en beter overleg is tussen de instelling en externen,
zoals de AB-er, andere externe begeleiders, de ouders en de deelnemers zelf.
30% van de begeleiders signaleert knelpunten die te maken hebben met het
handelingsplan. De belangrijkste knelpunten hebben te maken met tijd en of
geld voor de uitvoering van het handelingsplan.
27
Hoofdstuk 7 Ondersteuning van de deelnemers
met een rugzak vanuit het
oogpunt van de steunpunten
7.1 Inleiding
In dit hoofdstuk zullen we dieper ingaan op de maatregelen die de
steunpunten verder ondernemen ter ondersteuning van de deelnemers met
een rugzak. Ook zullen knelpunten rondom de ondersteuning aan deze
deelnemers en mogelijke oplossingen hiervoor besproken worden.
Het onderwijsaanbod neemt ook een belangrijke plaats in. Zo hebben wij de
respondenten van de steunpunten gevraagd naar de mogelijkheden en
onmogelijkheden van het bieden van passend onderwijs.
7.2 Maatregelen ter ondersteuning
Na het opstellen van het handelingplan, ligt de `vaste' begeleiding in handen
van een begeleider, vaak een mentor/docent van de opleiding waar de
deelnemer zijn of haar studie volgt. De rol van de steunpunten is daarmee na
de invoering van de LGF-regeling in januari 2006 veranderd. Wij hebben de
respondenten van de steunpunten gevraagd welke taken zij (kunnen)
ondernemen bij de ondersteuning van deelnemers met een rugzak. Een
kleine driekwart van de respondenten van de steunpunten heeft deze vraag
beantwoord. Deze antwoorden hebben we gecategoriseerd in tabel 7.1.
Tabel 7.1: Taken van steunpunt ter ondersteuning van deelnemers met een rugzak (N=50)
---
Extra advies, hulp, begeleiding en voorlichting aan docenten en betrokkenen. 44
Vraagbaakfunctie; en (beroepskeuze)advies aan deelnemers 22
Organisatie, implementatie LGF in de instelling regelen 14
Begeleiding, regulatie instroom nieuwe deelnemers met rugzak 10
Contacten met externe (ondersteunings)organisaties 10
Totaal 100
Veel respondenten geven als extra maatregelen ter ondersteuning van de
deelnemers aan dat zij de begeleiders van de opleiding met raad en daad
29
Hoofdstuk 7
bijstaan. Dit kan door middel van voorlichting gebeuren, maar ook door als
achtervang hulp te bieden en te adviseren waar nodig. Tevens bieden ze
voorlichting aan andere betrokkenen zoals de ouders etc.
Een kleiner deel zegt zich meer te richten als vraagbaak voor deelnemers met
een rugzak over scholing, werk etc. De derde categorie betreft de
administratieve taken van de steunpunten, zoals de implementatie van de
LGF-regeling in de organisatie.
Verder wordt door enkele steunpunten de regulering van nieuwe deelnemers
en de contacten met externe organisaties genoemd. Onder deze laatste
vallen organisaties zoals de REC's, het UWV etc.
De meeste antwoorden betreffen dus het adviseren, ondersteunen van de
mentoren en begeleiders van de deelnemers. Interessant in dit verband is
dan de volgende stelling, die wij gesteld hebben:
`de begeleiders binnen de instelling missen de noodzakelijke expertise voor
de ondersteuning van deelnemers met een rugzak'
Van de gevraagde steunpunten (zie bijlage 1, tabel B7.1) heeft bijna iedereen
hier een antwoord op gegeven. Bijna de helft is van mening dat de
begeleiders onvoldoende expertise bezitten voor het vervullen van de
ondersteuning aan deelnemers met een rugzak. Een goede 40% antwoordt
hier neutraal.
In het onderdeel maatregelen hebben we de respondenten van de
steunpunten gevraagd of de voortgang van de deelnemers met een rugzak
geëvalueerd wordt (zie bijlage 1, tabel B7.2).
Dit gebeurt in de meeste gevallen wel (80%), hoewel een aantal
respondenten van de steunpunten aangeeft dat niet te weten.
Tabel 7.2: Deelname aan evaluatie voortgang deelnemer met rugzak (N=57)
nee Ja
% %
Ik zelf of iemand anders van mijn afdeling 27,5% 72,5%
Leraren, begeleiders 25,5% 74,5%
Ouders 17,6% 82,4%
Ambulant begeleider 7,8% 92,2%
Deelnemer met een rugzak 13,7% 86,3%
Anders, nl. 86,3% 13,7%
Bij die evaluaties zijn meestal de volgende personen aanwezig: iemand van
het steunpunt, de begeleiders van de deelnemers, de deelnemers zelf, de
ouders, de ambulant begeleider en externe deskundigen, zoals jeugdzorg,
stagedocenten, jobcoaches etc.
30
Ondersteuning van de deelnemers met een rugzak vanuit het oogpunt van de
steunpunten
7.3 Knelpunten bij de ondersteuning van deelnemers met
een rugzak
Bij de ondersteuning van de deelnemers geeft 87% van de respondenten van
de steunpunten aan dat zij daarbij knelpunten signaleren (zie bijlage 1, tabel
B7.3). Deze knelpunten laten zich als volgt rubriceren (tabel 7.3).
Tabel 7.3: Knelpunten t.a.v. de ondersteuning van deelnemers met een rugzak (N=54)
N %
begeleiders beschikken over onvoldoende kennis en expertise voor de ondersteuning van deelnemers met
een rugzak 20 24
begeleiding ambulant begeleider: onder de maat 16 19
tijd tekort 16 19
grote administratieve last 13 15
organisatorisch leidt de LGF invoering tot moeilijkheden 13 15
duurt lang voordat er geld komt en het is te weinig 4 5
stageplekken zijn ongeschikt 3 4
Grofweg zijn de knelpunten in twee categorieën te verdelen. Enerzijds
worden er knelpunten gesignaleerd rondom de interne en externe
begeleiding, anderzijds gaat het om de ervaren administratieve
lastenverhoging.
In de vorige paragraaf kwam als reactie op de door ons gegeven stelling naar
voren dat bijna de helft van de respondenten van steunpunten vindt dat de
begeleiders in hun eigen instelling over onvoldoende kennis en expertise
beschikken om deelnemers met een rugzak goed te begeleiden. Dit gegeven
speelt dusdanig een belangrijke rol dat in de open antwoorden rondom de
knelpunten nogmaals door een kwart van de steunpunten ditzelfde euvel ter
sprake wordt gebracht. Verder spelen de volgende knelpunten mee: 19%
brengt naar voren dat zij vinden dat de ondersteuning van de ambulante
begeleiding onvoldoende is. We zullen daar verderop in dit rapport dieper op
ingaan. De implementatie en daarbij de administratieve lasten en
organisatorische rompslomp leiden tot flinke problemen. Een toename van de
werkdruk in tijd uitgemeten wordt ook door velen genoemd.
We hebben tevens de respondentgroep gevraagd welke oplossingen zij zien
voor de bovenbeschreven knelpunten.
Ten aanzien van de `kennislacune' onder begeleiders oppert men meer
voorlichting geven oftewel het verbeteren van de interne
informatieverstrekking. Daarnaast wordt bijscholing van docenten geopperd.
Voor het inhuren van de ambulante begeleiding wil men grotendeels zelf
kunnen bepalen met wie of welke instantie ze in zee gaan. Met andere
woorden: men wil de verplichte winkelnering afschaffen. Aansluitend hierop
31
Hoofdstuk 7
vinden de meesten dat de deskundigheid van de REC's verbeterd dient te
worden.
Voor de interne organisatie is het van belang dat er goede afspraken met de
directie worden gemaakt; zij moeten ervan doordrongen raken welke
administratieve en organisatorische problemen de LGF-MBO schept voor hun
organisatie. Daarbij moeten de steunpunten gefaciliteerd worden bij de
uitvoer van de LGF-MBO. Ook de verdeling van uren en taken moet bij veel
steunpunten herzien worden.
Opvallend is dat een aantal steunpunten aangeeft nog zoekende te zijn naar
de precieze invulling van hun functie. Dit concludeerden we ook al in
hoofdstuk 3 waarbij de steunpunten aangaven onduidelijkheden te ervaren in
hun taakinvulling. Door een verbetering van de interne organisatie kan de
procesgang rond de LGF functioneler gaan lopen.
Enkelen brengen naar voren dat betrokken instanties meer hun krachten
zouden moeten bundelen en van elkaar zouden moeten leren. Verder zijn
respondenten van de steunpunten van mening dat er meer geld vrijgemaakt
moet worden voor de LGF, maar ook een andere verdeling, meer verdelen
naar school dan naar deelnemer.
7.4 Positieve punten t.a.v. de ondersteuning van deelnemers
met een rugzak
Ook konden de steunpunten, net zoals bij de vragen rondom het
handelingsplan, aangeven waar zij juist tevreden over zijn als het gaat om de
ondersteuning van de deelnemers met een rugzak. 70% van hen heeft deze
vraag beantwoord. De antwoorden zijn opvallend eenduidig en in drie
categorieën onder te brengen. Ten eerste wordt de aandacht en de erkenning
voor deze doelgroep genoemd. Dankzij de LGF-MBO staan deze deelnemers
meer in de belangstelling. Ten tweede wordt de inzet en toewijding van de
docenten/begeleiders gewaardeerd. Ten derde zeggen velen dat de
samenwerking met de REC's en de ambulante begeleider goed is. Daarmee is
een duidelijke afspiegeling te zien tussen de steunpunten. De helft ervaart in
de contacten met de REC's juist problemen (genoemd als knelpunt) terwijl
andere steunpunten juist goede ervaringen hebben met REC's (zie bijlage 1,
tabel B7.4).
32
Ondersteuning van de deelnemers met een rugzak vanuit het oogpunt van de
steunpunten
Ambulante begeleiding
Zoals eerder aangegeven, zullen we in deze paragraaf dieper ingaan op de
ervaren knelpunten rondom de ambulante begeleiding.
De helft van de respondenten van de steunpunten geeft aan problemen met
de REC's te ervaren. Het merendeel duidt op het gebrek aan kennis van de
structuur en de cultuur van het mbo. Het gaat dan om de volgende zaken:
· de complexiteit van de inrichting van het onderwijs
· de onbekendheid met het mbo
· onbekendheid met de eisen met betrekking tot de BPV (wezenlijk anders
dan op het VO)
· onbekendheid met de organisatiestructuur van een (grote) ROC
Verder wordt, zoals we eerder ook aangaven, de verplichte winkelnering als
probleempunt aangekaart. Daarnaast vinden enkele respondenten van
steunpunten dat er teveel verschillende ambulante begeleiders op de
instelling rondlopen.
Opvallend is dat de bovenbeschreven problemen met name bij de ambulante
ondersteuning voor deelnemers uit cluster 4 worden ervaren.
7.5 De opleiding
In de vorige hoofdstukken hebben we geconcludeerd dat er zowel op
administratief en organisatorisch vlak problemen worden ervaren. Tevens
worden er problemen betreffende de begeleiding gerapporteerd. Wat nog niet
besproken is, is of het onderwijsaanbod zelf wel voldoende passend is voor
deelnemers met een rugzak. In de enquête hebben we de respondenten van
de steunpunten daarover bevraagd (zie bijlage 1, tabel B7.5). Hierop wisten
de meeste steunpunten geen duidelijk antwoord te geven. Meer dan de helft
gaf een neutraal antwoord: niet passend /niet onpassend; 37% van de
steunpunten gaf aan dat het onderwijsaanbod niet passend is voor de
deelnemers met een rugzak. Slechts een klein percentage vindt het
onderwijsaanbod passend.
Van belang is dat een instelling er zoveel mogelijk voor zorgt dat deelnemers
met een rugzak een passende opleiding kunnen krijgen. Het blijkt dat
steunpunten het over het algemeen lastig vinden om goed richting te geven
aan het passend maken van het onderwijsaanbod. Het is vooral nog zoeken
en uitproberen van methoden om het onderwijsaanbod zo passend mogelijk
te maken. Vooral het gegeven dat deelnemers met een rugzak teveel van
elkaar verschillen in menig opzicht, maakt een individueel plan per
33
Hoofdstuk 7
deelnemers onoverkomelijk. Dit creëert wel organisatorische en
begeleidingsmoeilijkheden voor de instelling.
Wat instellingen nu doen ligt op het vlak van:
· het bieden van extra begeleiding,
· individueel maatwerk regelen,
· meer aanpassingen, voorzieningen in het gebouw regelen,
· diverse capaciteiten- en beroepsoriëntatietesten houden.
Passend onderwijsaanbod is één onderdeel van de opleiding, een andere
belangrijke is het lopen van stage. Logischerwijs is dat niet gemakkelijk voor
deze doelgroep. Van de respondenten van de steunpunten geeft 70% (zie
bijlage 1, tabel B7.6) dan ook aan dat er problemen ontstaan bij het vinden
van een BPV-/stageplek. Genoemde problemen zijn (in aflopende volgorde
van meest genoemd):
· Stagebedrijven zijn vaak onvoldoende voorbereid op deelnemers met een
rugzak of zijn niet bereid er aan mee te werken.
· Weinig toegankelijke/passende stageplaatsen voorhanden
· Het ontbreekt zowel de instelling als de stagegevers aan voldoende tijd
en deskundigheid om de deelnemer goed te begeleiden,
· Deelnemers met een rugzak gaan (soms) onvoldoende voorbereid op
stage
Met name bij cluster 4 deelnemers is dat vaak moeilijk. Door
gedragsproblemen zijn zij vaak moeilijker te handhaven en te begeleiden
door bedrijven die stageplekken leveren. Ook komt het relatief vaak voor dat
de deelnemer er zelf mee stopt. Het onderwijsveld blijkt zelf bezig te zijn met
het lanceren van initiatieven ter verbetering op dit vlak. Meer informatie
hierover is terug te vinden op de site www.pipmbo.nl.
Om een vergelijking met andere schooljaren te kunnen maken, hebben wij de
respondenten van de steunpunten gevraagd (zie bijlage 1, tabel B7.7) of zij
dit schooljaar (2006 -2007) in vergelijking tot vorig schooljaar verbeteringen
dan wel verslechteringen hebben geconstateerd met betrekking tot de
rugzakregeling. Van hen zegt 40% dat de situatie niet veranderd is; van de
overige 60% geeft de overgrote meerderheid (85%) aan dat er verbeteringen
zijn, de rest spreekt van verslechteringen. Zaken die verbeterd zijn volgens
de respondenten van de steunpunten zijn:
· Er is het afgelopen jaar veel ervaring opgedaan, de bekendheid met LGF
is gegroeid, daardoor is er meer duidelijkheid over de manier van werken
en beginnen de procedures helderder te worden.
34
Ondersteuning van de deelnemers met een rugzak vanuit het oogpunt van de
steunpunten
· Netwerk is gegroeid en daardoor worden zaken beter op elkaar
afgestemd.
· De samenwerking met de REC's en andere ROC's is verbeterd.
Verslechteringen die vaak genoemd zijn:
· Door een explosieve toename van het aantal aanmeldingen van
deelnemers met een rugzak, vormt de implementatie, organisatie en het
overzicht problemen.
· De toename aan werkzaamheden zonder dat er extra tijd voor is
bijgekomen.
7.6 REA-instituten
Niet alle jonggehandicapten kunnen met de LGF-regeling onderwijs volgen
aan een reguliere mboinstelling. Voor een aantal is het onderwijsaanbod
vanwege hun handicap te hoog gegrepen. Zij hebben alleen de mogelijkheid
om een gespecialiseerde beroepsopleiding te volgen. Vijf REA-instituten
bieden deze bijzondere begeleiding/scholing. Onderwijs aan REA-instituten is
zeer specifiek gericht op feitelijke handicaps en afgestemd op de
opleidingsmogelijkheden van gehandicapte jongeren.
Interessant in het kader van het onderzoek naar de LGF-regeling is de vraag
of er samenwerkingverbanden bestaan tussen de reguliere instellingen en de
REA-instituten (zie bijlage 1, tabel B7.8) en wat deze samenwerking inhoudt.
De antwoorden van de respondenten van de steunpunten geven een heel
divers beeld: 20% antwoordt van niet, 12% weet het niet en 68% zegt van
wel. Van die laatste categorie spreekt iets meer dan de helft van een
incidentele samenwerking, de andere helft van een structurele
samenwerking.
Samenwerking vindt op verschillende gronden plaats. De meeste
steunpunten spreken van een samenwerkingsovereenkomst met een REA-
instituut voor kennisoverdracht, diverse overleggen en voor het inwinnen van
advies. Verder vindt er (warme) overdracht plaats van deelnemers naar een
REA-instituut als blijkt dat het onmogelijk is om een passend, regulier
onderwijstraject aan te bieden.
Enkele respondenten zeggen dat sommige deelnemers van een REA-instituut
aan hun instellingen enkele lessen volgen. Tenslotte bieden de REA-instituten
35
Hoofdstuk 7
voorlichting, workshops en ambulante begeleiding aan aan het reguliere
mboonderwijs.
7.7 Conclusie
In dit hoofdstuk is naar voren gekomen dat de steunpunten de deelnemers
met een rugzak helpen door het geven van advies, voorlichting etc. aan
begeleiders, docenten en betrokkenen. Daarnaast dienen ze als
vraagbaakfunctie voor de deelnemers met een rugzak. Samenwerking met
REA-instituten vindt op verschillende gronden plaats. De meeste
respondenten van de steunpunten spreken van een
samenwerkingsovereenkomst met een REA-instituut voor kennisoverdracht,
diverse overleggen en voor het inwinnen van advies.
De meeste respondenten van steunpunten zijn van mening dat de
begeleiders onvoldoende expertise bezitten voor het ondersteunen van
deelnemers met een rugzak. Dit heeft zowel betrekking op de interne als de
externe begeleiding (de ambulante begeleiding). Daarbij wordt ook, net zoals
in het vorige hoofdstuk, de administratieve lastenverhoging genoemd als
knelpunt. De (studie)voortgang van de deelnemers wordt regelmatig
geëvalueerd.
Positief zijn deze: de toewijding van docenten en het feit dat deelnemers
eindelijk ruim in de belangstelling zijn komen te staan door de LGF-regeling.
Moeilijkheden zijn er met het voldoende passend maken van de opleiding
voor de meeste deelnemers met een rugzak en het zoeken en regelen van
geschikte stageplekken.
De meeste respondenten van de steunpunten vinden dat de algehele situatie
rondom de LGF-regeling binnen hun instelling verbeteringen kent ten
opzichte van vorig schooljaar.
36
Hoofdstuk 8 Ondersteuning van de deelnemers
met een rugzak vanuit het
oogpunt van de begeleiders
8.1 Maatregelen ter ondersteuning
Aan de begeleiders is gevraagd hoeveel extra tijd ze krijgen per week voor de
begeleiding van de deelnemers met een rugzak. Hierbij geeft bijna 30% aan
hier helemaal geen extra tijd voor te krijgen. De overige begeleiders krijgen
gemiddeld 24 minuten extra tijd voor begeleiding per rugzakdeelnemer per
week. Hierbij moet wel worden opgemerkt dat deze vraag door bijna 30%
van de totale groep respondenten niet of niet goed is ingevuld. Het lijkt erop
dat er een grote groep is die niet weet of en zo ja hoeveel tijd ze hebben
voor deze begeleiding (zie bijlage 1, tabel B8.1).
Daarnaast is gevraagd om aan te geven hoeveel tijd ze daadwerkelijk kwijt
zijn voor deze begeleiding (zie bijlage 1, tabel B8.2). Gemiddeld geven de
begeleiders aan ongeveer 35 minuten per week kwijt te zijn. Ruim de helft
van de begeleiders besteedt meer tijd aan de begeleiding dan ze hier voor
krijgen.
ruim onvoldoende onvoldoende neutraal voldoende ruim voldoende
1
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
Figuur 8.1: Is de tijd die u krijgt voor de begeleiding van deelnemers met een rugzak voldoende? (n =172)
37
Hoofdstuk 8
Daarnaast is als stelling nog gevraagd of de tijd die ze voor de begeleiding
krijgen voldoende is. Ruim 30% geeft aan van wel, maar bijna 40% zegt dat
de toegekende tijd (ruim) onvoldoende is (zie figuur 8.1 en bijlage 1, tabel
B8.3).
Expertise voor de begeleiding
Gevraagd is of de respondenten zich capabel voelen om rugzakdeelnemers te
begeleiden (zie figuur 8.2). Ruim eenderde zegt van wel. Daar tegenover
staat dat ruim een kwart aangeeft dat ze de noodzakelijke expertise missen.
De rest is hier neutraal over.
helemaal mee oneens mee oneens neutraal mee eens helemaal mee eens
Ik mis de noodzakelijke
expertise, om deelnemers
met een handicap te
begeleiden
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
Figuur 8.2: Ik mis de noodzakelijke expertise, om deelnemers met een handicap te begeleiden (n=169)
De inhoud van de begeleiding
Bijna 90% van de respondenten geeft aan dat de begeleiding van de
rugzakdeelnemer anders is dan die van een reguliere deelnemer (zie bijlage
1, tabel 8.4). Dit heeft met name te maken met meer intensieve begeleiding,
meer tijd vrijmaken voor gesprekken etc. Bij 8% komt dit door meer overleg
met de AB-er, ouders en/of andere leerkrachten. Bij 5% heeft dit betrekking
op een aanpassing van de les, het stagerooster en bijvoorbeeld het lesgeven
bij een deelnemer thuis (zie tabel 8.1).
Tabel 8.1: Op welke manier is de begeleiding van de rugzakdeelnemers anders dan die van de reguliere deelnemers?
(N=147)
N %
Intensievere begeleiding 119 81,0%
Intensievere begeleiding AB-er 3 2,0%
Aanpassingen (van lessen; stage etc.) 8 5,4%
Meer overleg 12 8,2%
Anders 11 7,5%
38
Ondersteuning van de deelnemers met een rugzak vanuit het oogpunt van de
begeleiders
Tijdsbesteding begeleiders in de LGF-MBO
Waaraan besteden de begeleiders in de praktijk de (extra) tijd die ze krijgen
vanuit de rugzakregeling (zie figuur 8.3)?
Extra begeleidingsgesprekken met de deelnemer met 85,9%
een rugzak
Afstemmingsoverleg met de ambulante begeleiding 82,4%
Extra overleg met andere docenten 75,9%
Extra gesprekken met ouders 72,9%
Zoeken naar een geschikte stage / BPV 62,9%
Extra aandacht bij de lessen 62,4%
Het regelen van het contact tussen ambulant begeleider 37,6%
en de
Extra sociale ondersteuning bij omgang andere 37,1%
leerlingen
Regelen van aangepast materiaal 32,4%
Regelen van overige aanpassingen 30,6%
Overleg / contact met een REA-instituut 21,2%
Extra begeleiding bij het zoeken naar werk 14,1%
Anders 10,0%
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100
---
Figuur 8.3: Waarvoor zet u de extra tijd die u krijgt voor de begeleiding van deelnemers met een rugzak in?
(N=168)
Wat begeleiders extra doen is gesprekken voeren met de deelnemer en de
ambulant begeleider en of anderen (docenten, ouders). Hier gaat het dan
met name over afstemming en afspraken om elkaar op de hoogte houden.
Daarnaast geeft bijna tweederde aan dat ze de deelnemer extra
ondersteunen tijdens de lessen en bij het zoeken van een stage/bpv-plek.
Iets minder dan 40% draagt ook zorg voor de contacten met andere
deelnemers en de ambulant begeleider. Daarnaast geeft ongeveer 30% aan
dat ze praktische aanpassingen realiseren, zoals aangepast materiaal.
Wat voor specifieke afspraken maken die begeleiders met de deelnemers
zelf?
De meeste begeleiders maken concrete afspraken voor extra gesprekken en
begeleiding. Een deel refereert hier aan het handelingsplan, dat de basis is
voor de begeleiding (8%). Daarnaast geeft ongeveer 15% van de begeleiders
aan dat de afspraak met de deelnemer is dat deze naar hen toekomt op het
moment dat dit nodig is. Ongeveer 7% van de respondenten heeft helemaal
39
Hoofdstuk 8
geen afspraken gemaakt met de rugzakdeelnemer. Dit komt door
uiteenlopende redenen: zo kan het zijn dat de deelnemer geen extra
begeleiding nodig heeft (deze deelnemer heeft dan bijvoorbeeld alleen extra
hulpmiddelen nodig).
Over het algemeen verlopen in de praktijk de contacten met anderen (AB-er,
school, deelnemer) over de rugzak goed (zie bijlage 1, figuur B8.1). Minder
dan 10% van de begeleiders geeft aan dat de contacten tussen de school en
zichzelf (zeer) slecht verlopen.
zeer slecht slecht neutraal goed zeer goed
In welke mate houdt de
deelnemer met een rugzak zich
aan deze afspraken?
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
Figuur 8.4: In welke mate houdt de deelnemer met een rugzak zich aan deze afspraken?
Het lijkt er op dat de deelnemers zich redelijk aan deze afspraken houden.
Volgens de begeleiders houdt 60% zich hier (zeer) goed aan. Bij ongeveer
16% gaat dit niet goed (zie figuur 8.4).
Vergelijking met het schooljaar 2005-2006
Ruim 20% van de respondenten begeleidde ook al een rugzakdeelnemer in
de tweede helft van het schooljaar 2005-2006. De grootste groep is pas sinds
dit schooljaar begeleider en heeft dus net één schooljaar ervaring met de
rugzakregeling (zie bijlage 1, tabel B8.5). De begeleiders die ook al in de
tweede helft van schooljaar 2005-2006 een rugzakdeelnemer begeleidden is
gevraagd of ze verandering zien. Driekwart hiervan geeft aan dat het nu
anders is. De meesten zien verbetering, doordat er dit schooljaar al een (iets)
betere structuur ligt, betere faciliteiten, betere handelingsplannen zijn en dat
er meer informatie voor handen is voor de begeleiders (zie tabel 8.2).
40
Ondersteuning van de deelnemers met een rugzak vanuit het oogpunt van de
begeleiders
Tabel 8.2: Welke verandering ziet u t.o.v. van vorig schooljaar? (n=24)
Structuur 9 37,5%
Betere handelingsplannen 5 20,8%
Betere faciliteiten 3 12,5%
Meer informatie 1 4,2%
Sneller handelen 2 8,3%
Totaal verbetering 20 83,3%
Een verslechtering 4 16,7%
8.2 Knelpunten bij de ondersteuning van deelnemers met
een rugzak
Ruim 40% van de respondenten signaleert knelpunten t.a.v. de begeleiding
van de rugzakdeelnemers. Dit betekent dat de grootste groep (60%) hierbij
dus geen knelpunten ondervindt (zie bijlage 1, tabel B8.6).
Tabel 8.3: Welke knelpunten worden er genoemd m.b.t. de begeleiding? (N=68)
---
Tijd en geld 25 36,8%
Deelnemer komt afspraken niet na 28 41,2%
Slechte afstemming/communicatie 16 23,5%
Te weinig kennis / informatie over belemmering 13 19,1%
Praktische knelpunten (bijv. rooster) 5 7,4%
Overig 27 39,7%
68
Knelpunten die hier vaak worden genoemd, zijn een tekort aan tijd en geld.
Opvallend is echter dat nog meer wordt aangegeven dat de deelnemers zelf
de afspraken niet nakomen. Het lijkt er op dat dit laatste veroorzaakt wordt
doordat sommige deelnemers zelf niet openstaan voor de rugzak dat ze
helemaal geen extra aandacht willen/denken nodig te hebben. Daarnaast
wordt regelmatig als knelpunt genoemd dat er geen goede afstemming/
communicatie is tussen de verschillende personen die de deelnemer
begeleiden (of met de ouders). Een deel van de begeleiders geeft aan dat ze
te weinig kennis/informatie hebben over de belemmering van de deelnemer
zelf, waardoor ze niet goed in staat zijn om deze goed te begeleiden (zie
tabel 8.3).
8.3 Ondersteuning door externen
De rugzakregeling voorziet in de mogelijkheid dat de begeleider zelf een
beroep kan doen op de AB-er. Bijvoorbeeld als ze vragen hebben m.b.t. de
belemmering van de rugzakdeelnemer en voor overleg etc. Dat blijkt bij een
grote groep van de respondenten helemaal niet bekend. Maar een kwart van
41
Hoofdstuk 8
de respondenten heeft deze vraag beantwoord, de rest niet (zie bijlage 1,
tabel B8.7 en B8.8).
Tabel 8.4: Aantal deelnemers met een rugzak op de instellingen (N=70)
Krijgt minuten per week besteedt minuten per week
Gemiddelde 27,38 11,21
Mediaan 30,00 10,00
Range 0-60 0-60
Van degenen die hier iets ingevuld hebben, antwoordt een kwart 0 minuten.
Met andere worden: zij geven dus aan helemaal geen beroep te (mogen)
doen op de AB-er. De begeleiders doen minder een beroep in tijd op de
ambulante begeleider als toegestaan is. Gemiddeld doet de begeleider 11
minuten per week een beroep op de AB-er. De mediaan is 10. Dat betekent
dat de helft van de begeleiders meer 10 minuten per week een beroep doet
op de AB-er en de andere helft maximaal 10 minuten (zie tabel 8.4).
Een tiende van de respondenten geeft aan dat ze naast ondersteuning vanuit
de ambulant begeleider ook nog ondersteund wordt door een deskundige van
een REA-instelling. Van degenen die hier ondersteuning van krijgen geeft
ruim 40% aan dat dit goed verloopt, er zijn 2 begeleiders die expliciet
aangeven dat dit moeizaam verloopt (zie bijlage 1, tabel B8.9 en B8.10).
8.4 De opleiding
Aanpassing onderwijsaanbod
Ruim 20% van de begeleiders ziet (zeer) veel mogelijkheden binnen de
instelling om het onderwijsaanbod aan te passen voor de rugzakdeelnemer.
Daar tegenover staat dat ruim 40% aangeeft dat ze (zeer) weinig
mogelijkheden zien hier toe. De meningen hierover zijn dus duidelijk verdeeld
(zie bijlage 1, tabel B8.11).
Tabel 8.5: Welk effect heeft de rugzakregeling op de leerprestaties van de deelnemers?
zeer negatief negatief neutraal positief zeer positief
effect 3,8% ,6% 38,8% 50,6% 6,3%
Ruim 40% van de begeleiders denkt wel dat de rugzakregeling de deelnemer
ondersteunt bij het succesvol afronden van de opleiding, maar ruim 10% van
hen aan dat de regeling weinig ondersteunend is (zie bijlage 1, tabel B8.11).
42
Ondersteuning van de deelnemers met een rugzak vanuit het oogpunt van de
begeleiders
Meer dan de helft denkt dat de rugzakregeling een positief effect heeft op de
leerprestaties, bijna 40% antwoordt neutraal en bijna niemand geeft aan dat
dit een negatief effect heeft (zie tabel 8.5).
Stage BPV-plek
Ongeveer de helft van de begeleiders die hier al mee in aanraking zijn
gekomen, ondervinden problemen bij het vinden van een bpv/stageplek. Dit
komt eigenlijk bijna altijd omdat het gewoon moeilijk is om voor deze
deelnemers een plek te vinden die past bij hun belemmering. Ook wordt er
redelijk vaak aangegeven dat de bedrijven afhaken wanneer ze horen van de
beperking van de rugzakdeelnemer. Daarnaast is het zo dat het soms moeilijk
is om bij de bedrijven adequate begeleiding voor deze deelnemers te regelen
(zie bijlage 1, tabel B8.12).
Opmerkingen
Aan de begeleiders is gevraagd of ze nog aanvullende opmerkingen hebben
(open vraag). Tweederde van hen heeft hier niks ingevuld. De teneur van de
gegeven antwoorden is vrij eenduidig: de regeling geeft tot nu toe teveel
rompslomp en men ziet nog niet veel terug qua tijd en geld in de praktijk.
Over het algemeen wordt de meerwaarde van zo'n soort regeling echter wel
gezien.
8.5 Conclusies
Een vrij grote groep heeft het gevoel niet over de noodzakelijke expertise te
beschikken om de deelnemers te begeleiden.
Ruim 40% van de respondenten signaleert knelpunten t.a.v. de begeleiding
van de rugzakdeelnemers. Vaak worden genoemd: een tekort aan tijd en
geld, maar ook dat de deelnemers zelf de afspraken niet nakomen.
Ruim 40% geeft aan dat ze binnen de instelling (zeer) weinig mogelijkheden
zien om het onderwijsaanbod voor de rugzakdeelnemer aan te passen.
Ongeveer de helft van de begeleiders die hier al mee in aanraking zijn
gekomen, ondervinden problemen bij het vinden van een bpv/stageplek.
Dat ze zelf ook een beroep kunnen doen op de ambulant begeleider is bij een
grote groep van de respondenten helemaal niet bekend.
43
Hoofdstuk 9 Conclusies en aanbevelingen
9.1 Inleiding
Door de LGF-regeling is de deelnemer met een rugzak volop in de aandacht.
In dit rapport zijn de ervaringen van de steunpunten en de begeleiders met
deze regeling uitvoerig besproken. In dit laatste hoofdstuk zullen we de
onderzoeksvragen, die we aan het begin van dit rapport opgesteld hebben
beantwoorden. De vier onderzoeksvragen luiden:
· Is de voorlichting die voorafging aan de inwerkingtreding van de
subsidieregeling voldoende geweest?
· Wat zijn de ervaringen met de invoering van de subsidieregeling LGF?
· Kunnen de geïndiceerde deelnemers met behulp van de begeleiding de
beroepsopleiding in het normale tempo en binnen de hiervoor geldende
tijd volgen?
· Wat zijn de voornaamste knelpunten?
Daarnaast wordt aandacht geschonken aan de aanbevelingen die hieruit
voortkomen.
9.2 Bevindingen
Voorlichting over de LGF-regeling
Eenderde van de respondenten van de steunpunten vonden de voorlichting
over de LGF-regeling onvoldoende. Zij vinden de regeling complex: zij zien
niet wat de regeling concreet aan de organisatie brengt. Zij missen
handvatten voor de uitvoering. Daaraan gekoppeld blijkt dat voor de meeste
respondenten van de steunpunten niet precies duidelijk is welke taken het
steunpunt zou moeten uitvoeren betreffende studeren met een handicap.
Bijna de helft (40%) van de begeleiders geeft aan dat de voorlichting
onvoldoende was of zelfs dat zij helemaal geen voorlichting heeft gehad. Zij
vinden dat zij te weinig informatie over de rugzakregeling krijgen en
daardoor is niet duidelijk wat hun taak precies moet zijn. Aangezien uit het
45
Hoofdstuk 9
onderzoek ook blijkt dat er onduidelijkheid is over taakverdeling en dat
begeleiders vaak weinig tijd hebben, is het ook mogelijk dat zij niet actief
zoeken naar informatie en/of bestaande informatie niet vinden.
Ervaringen met de invoering van de subsidieregeling LGF
Op organisatorisch gebied lijken de instellingen moeite te hebben met de
regeling. Alle respondenten van de steunpunten geven aan dat de invoering
tot veel extra administratieve belasting heeft geleid. Men vindt bovendien dat
er te weinig gedaan kan worden voor de deelnemer voor dit geld, de
begeleiding is er onvoldoende op voorbereid en ze vinden dat teveel
verschillende begeleiders intern en extern zich met de deelnemers bemoeien.
Zowel bij begeleiders als bij de respondenten van steunpunten blijkt vaak
onduidelijkheid te bestaan over de taken die de LGF-regeling met zich
meebrengt en over de taakverdeling. De meeste respondenten van de
steunpunten geven aan dat zij de begeleiders van de opleiding met raad en
daad bijstaan. Dit kan door middel van voorlichting gebeuren, maar ook door
als achtervang hulp te bieden en te adviseren waar nodig. Tevens bieden ze
voorlichting aan andere betrokkenen zoals de ouders, begeleiders etc. De
(studie)voortgang van de deelnemers wordt regelmatig geëvalueerd. Veel
begeleiders weten niet of ze extra tijd krijgen voor de ondersteuning van
deelnemers met een rugzak of zij krijgen minder tijd dan zij daadwerkelijk
nodig hebben.
De meeste steunpunten zijn van mening dat de begeleiders onvoldoende
expertise bezitten voor het vervullen van de ondersteuning aan deelnemers
met een rugzak. Dit heeft zowel betrekking op de interne als de externe
begeleiding (de ambulante begeleiding). De begeleiders zijn daar meer over
verdeeld. De één vindt dit ook van zichzelf, de ander heeft het gevoel dat hij/
zij genoeg expertise heeft om de rugzakdeelnemers te begeleiden. Veel
respondenten van de steunpunten geven aan zelf te willen bepalen met wie
of welke instantie ze in zee gaan voor ambulante begeleiding.
Een belangrijke basis van de LGF-regeling is het opstellen van een
handelingsplan. De geënquêteerde steunpunten zijn hier vrijwel allemaal
actief bij betrokken. Het opstellen hiervan wel door velen als moeilijk
ervaren. Ook de meeste begeleiders zijn betrokken bij het schrijven van het
handelingsplan, bijna 1 op de 3 gaf aan dit moeilijk te vinden.
46
Conclusies en aanbevelingen
Verder wordt bij het opstellen de ambulant begeleider bijna altijd betrokken.
In veel mindere mate, namelijk 35%, de deelnemer met een rugzak en zijn/
haar ouders. De meeste steunpunten gebruiken het handelingsplan als
leiddraad voor de begeleiding, maar bijna een kwart zegt het slechts als
schriftelijke verantwoording te gebruiken. Ook de meeste begeleiders
gebruiken het handelingsplan in de praktijk als een leiddraad voor de
begeleiding.
Positieve elementen van het handelingsplan zijn dat het een bruikbaar
handvat is waarin de gemaakte afspraken staan en dat het tevens een
beschrijving kent van welke begeleiding er gegeven gaat worden.
De knelpunten rondom het handelingsplan worden verderop besproken.
Opbrengsten van de LGF-regeling
Of de geïndiceerde deelnemers met behulp van de begeleiding de
beroepsopleiding in het normale tempo en binnen de hiervoor geldende tijd
kunnen volgen, is op dit moment nog niet duidelijk. Deelnemers die in het
volgend schooljaar niet meer studeren zullen worden benaderd om te vragen
naar hun kansen op werk (als ze een diploma gehaald hebben) of hun
redenen om te stoppen met hun opleiding (als ze voortijds gestopt zijn).
Deelnemers die in het volgend schooljaar nog wel studeren zullen opnieuw
benaderd worden om te vragen naar hun ervaringen. Ook begeleiders en
steunpunten worden opnieuw benaderd (in het schooljaar 2007-2008 en in
het schooljaar 2008-2009)
Een positief gevolg van de LGF-regeling is dat deze kwetsbare groep
deelnemers expliciet in de belangstelling is komen te staan. Het
handelingsplan wordt gezien als een bruikbaar handvat waarin de gemaakte
afspraken staan en dat tevens een beschrijving geeft van welke begeleiding
er gegeven gaat worden. Er is meer duidelijkheid gekomen in de hulpvraag
van de deelnemers, maar dat is nog lang niet voldoende. Aan kennis over
diverse handicaps en mogelijkheden voor ondersteuning ontbreekt het nog.
De meeste instellingen blijken moeilijkheden te ondervinden bij voldoende
passend maken van de opleiding voor de deelnemers met een rugzak en ook
het zoeken en regelen van geschikte stageplekken is erg lastig.
De begeleiders kunnen ook zelf een beroep doen op de ambulant begeleider.
Daarmee kunnen ze hun kennis over handicaps en hun handelen daarin
vergroten. Helaas blijkt dit bij een grote groep van de respondenten niet
bekend.
Wel wordt er kennis opgedaan doordat de samenwerking met REA-instituten
meer gestalte krijgt. De meeste steunpunten spreken van een
47
Hoofdstuk 9
samenwerkingsovereenkomst met een REA-College voor kennisoverdracht,
diverse overleggen en voor het inwinnen van advies.
Knelpunten
Een aantal belangrijke knelpunten zijn hierboven al genoemd: de LGF-
regeling brengt veel administratie met zich mee en de toegekende bedragen
zijn lang niet altijd genoeg om de benodigde ondersteuning te realiseren. Het
blijft moeilijk om opleidingen passend te maken en de begeleiders ontbreekt
het vaak aan deskundigheid en informatie.
De knelpunten t.a.v het handelingsplan, genoemd door de respondenten van
de steunpunten, zijn na analyse onder te brengen in een aantal
hoofdclusters, namelijk inhoudelijk, de organisatie van het opstellen en de
contacten en samenwerking met REC's.
Bij de categorie `inhoudelijk' komen vooral onduidelijkheden omtrent de
invulling van zo'n handelingsplan naar voren.
Rondom de organisatie wordt de administratieve belasting, die de uitvoering
van de LGF-regeling vergt, benadrukt. Daarnaast vindt men dat er teveel
personen bij het opstellen zijn betrokken waardoor het opstellen en het
ondertekenen ervan lang duurt.
De derde categorie knelpunten heeft betrekking op externe invloeden. Het
behelst de contacten tussen de steunpunten met de REC's en specifiek met
de ambulante ondersteuning. Sommige respondenten van de steunpunten
ervaren een, voor hen, niet gewenste manier van ambulante begeleiding bij
het opstellen van een handelingsplan.
Belangrijkste knelpunten bij de begeleiders hebben te maken met tijd en/of
geld bij de uitvoering van het handelingsplan. Daarnaast ervaren zij een
toename van de werkdruk en komt duidelijk naar voren dat een aantal
deelnemers de afspraken niet nakomt.
Ten slotte
Zowel de respondenten van de steunpunten als de begeleiders zien de
meerwaarde van de LGF-MBO. Zij vinden echter dat het effect in de praktijk
vaak nog niet zo zichtbaar is.
Wel zien beide onderzochte partijen dat de algehele situatie rondom de LGF-
MBO binnen hun instelling verbeteringen heeft ten opzichte van vorig
schooljaar. De respondenten van de steunpunten vinden dat er het afgelopen
jaar veel ervaring is opgedaan; de bekendheid met LGF-MBO is gegroeid;
daardoor is er meer duidelijkheid over de manier van werken en beginnen de
procedures helderder te worden. De begeleiders zeggen dat er dit schooljaar
48
Conclusies en aanbevelingen
al een (iets) betere structuur ligt; betere faciliteiten; betere
handelingsplannen en dat er meer informatie voor handen is voor de
begeleiders.
9.3 Aanbevelingen
Aan de hand van de resultaten uit dit rapport, komen we tot de volgende
aanbevelingen voor de overheid en voor de instellingen.
Aanbevelingen voor de overheid
Organisatie:
· Een belangrijk aandachtspunt is dat de LGF-regeling veel administratieve
lasten oplevert bij de mbo-instellingen. Bekeken zou kunnen worden op
welke wijze deze administratieve lasten te bestrijden zijn.
· Ervaringen uitwisselen rondom het begeleiden van deelnemers met een
rugzak is nuttig en leerzaam. De overheid zou mogelijkheden hier
rondom kunnen faciliteren.
· In het rapport zijn de moeilijkheden rondom stage/BPV besproken. De
overheid zou kunnen bekijken op welke wijze zij stagegevers zou kunnen
faciliteren bij het aannemen van deelnemers met een rugzak. Daarnaast
zou mogelijk door het creëren van stageplaatsen voor deze doelgroep
binnen overheidsinstellingen aan de krapte van stageplaatsen
bijgedragen kunnen worden.
· Men vindt de toegekende bedragen te laag om deelnemers met een
beperking goed te kunnen ondersteunen. Daarnaast vindt men de
verdeling van gelden over de vieren clusters onlogisch. Deze bedragen
moeten beter worden toegelicht en/of heroverwogen.
· Gezien de problemen rondom de verplichte winkelnering van ambulante
begeleiding, zou bekeken kunnen worden welke alternatieven voor
handen zijn.
Informatievoorziening:
· De voorlichting rondom LGF-regeling is volgens respondenten van de
steunpunten en begeleiders nog niet duidelijk genoeg. Zij zijn met name
op zoek naar concrete handvatten bij het uitvoeren van de regeling. Men
zou daarbij kunnen denken aan meer informatie over de achtergrond en
problemen bij de verschillende handicaps en mogelijke oplossingen/
49
Hoofdstuk 9
maatregelen. Deels bestaat deze informatie al, maar de doelgroep vindt
die blijkbaar niet. Daarnaast zou het goed zijn om te zoeken naar
mogelijkheden om kennis en ervaringen uit te wisselen.
· Enkele respondenten van de steunpunten geven aan dat er deelnemers
rondlopen die wel recht op een rugzak hebben, maar geen indicatie
bezitten. Er zou nagedacht moeten worden over manieren om deze
deelnemers te bereiken. Daarbij rekeninghoudend met het feit dat
sommige deelnemers de regeling stigmatiserend vinden en daarom niet
willen.
Deskundigheidsbevordering:
Er is behoefte aan het bevorderen van deskundigheid van:
· docenten die begeleider zijn van een deelnemer met een rugzak door
middel van voorlichting, training etc.
· docenten ten aanzien van stage.
· ambulante begeleiders ten behoeve van hun kennis over het mbo.
Aanbevelingen voor de instellingen
Organisatie:
· Voor veel onderwijsinstellingen geldt dat de organisatie rondom de LGF-
regeling nog verder moet uitkristalliseren. De regeling schept
administratieve en organisatorische problemen. Zeker nu ook het aantal
deelnemers met een rugzak blijft toenemen. Zowel steunpunten als
begeleiders hebben behoefte aan méér duidelijkheid over de taken en
taakverdeling.
· Het lijkt erop dat er ook een toename aan werkzaamheden is gekomen
zonder dat er altijd extra tijd voor is bijgekomen. Nagegaan moet worden
of hiervoor extra personeel nodig is en/of een herverdeling van
werkzaamheden.
· Daarbij moet blijken welke taken de steunpunten hebben nu directe
begeleiding van deelnemers met een rugzak is gedecentraliseerd.
· Mbo-instellingen moeten aandacht besteden aan het bevorderen van
deskundigheid van hun begeleiders.
· Het blijft moeilijk om alle deelnemers met een rugzak passend onderwijs
te geven. Dit verdient een continue aandacht van de instellingen. Hierbij
moet uitgegaan worden van een passend zorgarrangement voor iedere
zorgleerling. Om die conditie te creëren betekent allereerst voor een
50
Conclusies en aanbevelingen
instelling: een duidelijke visie hebben, deskundige professionals inzetten
en goede randvoorwaarden creëren.
Informatievoorziening:
· Het blijkt dat vele begeleiders onvoldoende op de hoogte zij van de LGF-
regeling. Belangrijk is daarom dat de interne informatieverstrekking
verbeterd wordt.
· Verder is er onduidelijkheid in de taakverdeling van begeleiders. Het lijkt
erop dat begeleiden van deelnemers met een rugzak naast hun werk als
docent erbij komt. Daarom is het belangrijk dat instellingen oog hebben
voor de hoeveelheid tijd die het begeleiden kost ten opzichte van overige
werkzaamheden.
Deskundigheidsbevordering:
· In het rapport komt het gebrek aan expertise van de begeleiders naar
voren. Mbo-begeleiders moeten meer weten over handicaps en de
ambulante begeleiders over het mbo-veld.
· De mbo-instellingen zouden kunnen zoeken naar mogelijkheden om
kennis en ervaringen uit te wisselen.
· De respondenten van de steunpunten zijn overwegend positief over de
functie van het handelingsplan, desondanks wordt bij het opstellen ervan
moeilijkheden ervaren en duurt het vaak lang. Daarom is het belangrijk
dat helder wordt welke informatie in een handelingsplan behoort te staan,
hoe deze moet worden opgesteld en op welke wijze dit plan operationeel
wordt.
51
Bijlage 1: Tabellen
Tabel bij hoofdstuk 2
Tabel B2.1: Instellingen waar de begeleiders werkzaam zijn
aantal respondenten aantal instellingen
Albeda 10 1
Alfa College 19 1
AOC De Groene Welle 3 1
Arcuscollege 2 1
Aventus 7 1
De Mondriaan Onderwijsgroep 8 1
ID College 1 1
Landstede Harderwijk 1 1
Landstede Zwolle 15 1
Leeuwenborgh Opleidingen 7 1
Menso Alting College 1 1
Nimeto 2 1
Noorderpoort 10 1
Onderwijsgroep Noord 1 1
Regio College Zaanstreek-Waterland 6 1
Rijnijssel 14 1
ROC A12 18 1
ROC de Leijgraaf 10 1
ROC Eindhoven 6 1
ROC Friese Poort vest. Leeuwarden/Dokkum 3 1
ROC Gilde Opleidingen 8 1
ROC Leiden 5 1
ROC Midden-Nederland 17 1
ROC Ter AA 4 1
ROC van Amsterdam 6 1
ROC Westerschelde 3 1
Zadkine 10 1
Onbekend 2 0
Totaal 199 27
53
Hoofdstuk 9
Tabellen behorend bij hoofdstuk 3
Tabel B3.1: Lopen er op uw instelling op dit moment deelnemers rond die naar uw mening een rugzak zouden moeten
hebben maar deze niet hebben?
N %
Ja 58 87,9
Nee 1 1,5
Weet niet 7 10,6
Totaal 66 100,0
Missend -1 8
Totaal 74
Tabel B3.2: Was de landelijke voorlichting over de invoering van de rugzak voldoende?
N %
Ja 35 53,0
Nee. Wat miste u dan bij 22 33,3
de voorlichting?
Weet niet 9 13,6
Totaal 66 100,0
Missend -1 8
Totaal 74
Tabel B3.3: Werd door deze voorlichting duidelijk welke taken uw afdeling moest gaan uitvoeren?
N %
Nee 32 52,5
Ja 29 47,5
Totaal 61 100,0
Missend -1 13
Totaal 74
Tabel B3.4: Heeft uw afdeling een rol in keuzebegeleiding / loopbaanbegeleiding / loopbaanoriëntatie van deelnemers
met een rugzak?
N %
Ja 46 69,7
Nee 18 27,3
Weet niet 2 3,0
Totaal 66 100,0
Missend -1 8
Totaal 74
Tabel B3.5: Levert de invoering van de rugzakregeling voor uw afdeling veel extra administratieve belasting op?
N %
Zeer veel 38 57,6
Veel 27 40,9
Neutraal 1 1,5
Totaal 66 100,0
Missend -1 8
Totaal 74
Tabel B3.6: Kreeg uw afdeling extra uren voor de uitvoering van de rugzakregeling?
N %
Nee 32 49,2
Ja 30 46,2
Weet niet 3 4,6
Totaal 65 100,0
Missend -1 9
Totaal 74
54
Conclusies en aanbevelingen
Tabel B3.7: Hoeveelheid extra uren per week:
N %
2 2 8,7
4 7 30,4
5 1 4,3
6 1 4,3
8 3 13,0
12 2 8,7
14 1 4,3
16 1 4,3
20 2 8,7
24 1 4,3
40 1 4,3
50 1 4,3
Totaal 23 100,0
Missend -1 50
900 1
Totaal 51
Totaal 74
Tabel B3.8: Is deze extra tijd voldoende om de organisatie van de rugzakregeling uit te voeren?
N %
Ja, dit is voldoende tijd 4 12,5
Nee, dit is te weinig tijd 28 87,5
Totaal 32 100,0
Missend -1 42
Totaal 74
55
Hoofdstuk 9
TABELLEN BEHORENDE BIJ HOOFDSTUK 4
Tabel B4.1: De overige taken van de rugzakbegeleiders (N=189)
---
(Vak)leerkracht 66,7%
Mentor 65,1%
Andere werkzaamheden, nl. de volgende: 52,8%
- Leerlingbegeleider 35,0%
- BPV begeleider 19,4%
- Coördinator 17,5%
- Decaan 2,9%
- Overig 25,2%
Tabel B4.2: Heeft u aanvullende opleidingen/ cursussen etc. gevolgd voor de begeleiding
N %
Nee 135 78,5
Ja 37 21,5
Totaal 172 100,0
Missend -1 19
Totaal 191
Tabel B4.3a: Voor hoeveel deelnemers is iets ingevuld door de respondenten?
N %
1,00 94 49,7
2,00 36 19,0
3,00 15 7,9
4,00 17 9,0
>=5 27 14,3
Totaal 189 100,0
Missend 2
Totaal 191
Tabel B4.3b: De verdeling van de rugzakdeelnemers naar cluster? (N= 189)
cluster 1 cluster 2 cluster 3 cluster 4
% % % %
1 3,0% 31,0% 19,6% 46,4%
2 3,4% 22,7% 13,6% 60,2%
3 5,3% 10,5% 14,0% 70,2%
4 2,1% 14,9% 6,4% 76,6%
5 ,0% 18,5% 11,1% 70,4%
Totaal
Tabel B4.3c: De verdeling van de rugzakdeelnemers naar leerweg? (n= 176)
BOL Voltijd BOL Deeltijd BBL AKA
% % % %
1 88,1% 1,1% 8,0% 2,8%
2 83,3% 2,2% 12,2% 2,2%
3 80,3% 3,3% 13,1% 3,3%
4 78,3% 4,3% 10,9% 6,5%
5 82,8% 6,9% 3,4% 6,9%
Totaal 84,3% 2,5% 9,7% 3,5%
56
Conclusies en aanbevelingen
14,8% niv. 1
niv. 2
niv. 3
30,0% niv. 4
39,7%
15,5%
Figuur B4.1: Studierichting van de deelnemers met een rugzak die begeleid worden (N = 176)
Tabel B4.4: De verdeling van de rugzakdeelnemers naar niveau? (N= 176)
niv. 1 niv. 2 niv. 3 niv. 4
1 13,4% 41,9% 16,9% 27,9%
2 15,6% 37,8% 15,6% 31,1%
3 11,9% 37,3% 15,3% 35,6%
4 15,6% 37,8% 13,3% 33,3%
5 25,9% 40,7% 11,1% 22,2%
Totaal
3,5% BOL Voltijd
9,7% BOL Deeltijd
BBL
2,5% AKA
84,3%
Figuur B4.2: Verdeling over het niveau van de opleiding van de deelnemers met een rugzak (N= 172)
57
Hoofdstuk 9
Tabel B4.5: Maakt uw deelnemer met een rugzak gebruik van aanvullende voorzieningen naast die uit de rugzakregeling?
N %
Nee 31 18,3
Weet niet 97 57,4
Ja, welke voorzieningen zijn dat? 41 24,3
Totaal 169 100,0
Missend -1 22
Totaal 191
Tabel B4.6: Zo ja, om welke voorzieningen gaat dat dan?
N %
PGB 17 42,5%
Wajong 15 37,5%
Doventolk 3 7,5%
Andere extra materialen/ begeleiding 6 15,0%
Anders/ weet niet 3 7,5%
Missend 1
Totaal 40
Tabel B4.7: Is de voorlichting over de invoering van de subsidieregeling LGF, die u van de instelling kreeg, voldoende
geweest?
N %
Ja 110 61,1
Nee, wat miste u? 70 38,9
Totaal 180 100,0
Missend -1 11
Totaal 191
Tabel B4.8: Was bij invoering van de rugzak in het MBO voor u duidelijk wat uw taken zouden zijn bij de begeleiding van
de deelnemers met een rugzak?
N %
Ja 89 48,9
Nee, waardoor komt dat? 93 51,1
Totaal 182 100,0
Missend -1 9
Totaal 191
Tabel B4.9: Waardoor komt het dat het voor u niet duidelijk is wat uw taken zijn bij de begeleiding van de deelnemers
met een rugzak? (open antwoord)
N %
Omdat er over het algemeen te weinig informatie over rugzakregeling is 45 53,6
Taken zijn/waren onduidelijk omdat het allemaal nieuw is voor de instelling 24 28,6
Anders: 15 17,9
Missend 9
Totaal 84
58
Conclusies en aanbevelingen
TABELLEN BEHORENDE BIJ HOOFDSTUK 5
Tabel B5.1: Wordt uw afdeling betrokken bij het opstellen van handelingsplannen voor de deelnemers met een rugzak
N %
Ja, hier zijn we bij 57 86,4
betrokken
Nee, maar we lezen ze 5 7,6
wel allemaal door
Nee daar zijn we
helemaal niet bij 2 3,0
betrokken
Weet niet 2 3,0
Totaal 66 100,0
Missend -1 8
Totaal 74
Tabel B5.2: Is het eenvoudig om een handelingsplan te maken?
N %
zeer moeilijk 2 3,3
moeilijk 26 43,3
niet moeilijk / 30 50,0
niet makkelijk
makkelijk 2 3,3
Totaal 60 100,0
Missend -1 14
Totaal 74
Tabel B5.3: Worden de richtlijnen voor het opstellen van het handelingsplan gevolgd?
N %
Ja 48 80,0
Nee 3 5,0
Weet niet 9 15,0
Totaal 60 100,0
Missend -1 14
Totaal 74
Tabel B5.4: Bent u tot nu toe knelpunten tegengekomen m.b.t. het handelingsplan
N %
Ja 42 70,0
Nee 18 30,0
Totaal 60 100,0
Missend -1 14
Totaal 74
59
Hoofdstuk 9
TABELLEN BEHORENDE BIJ HOOFDSTUK 6
Tabel B6.1: Was u betrokken bij het schrijven van het handelingsplan?
N %
Ja, was erbij betrokken 121 66,1
Nee, maar ik heb het wel doorgenomen / gelezen 39 21,3
Nee en ik heb het ook helemaal niet gezien 17 9,3
Dient nog geschreven te worden 6 3,3
Totaal 183 100,0
-1 8
Totaal 199 100,0
Tabel B6.2: Hoe was het om een dergelijk handelingsplan te maken?
N %
zeer moeilijk 3 2,5
moeilijk 33 27,5
neutraal 61 50,8
makkelijk 22 18,3
zeer makkelijk 1 ,8
Totaal 120 100,0
Missend -1 1
Totaal 121
Tabel B6.3: Hoe wordt het handelingsplan in de praktijk gebruikt?
N %
Leiddraad Voor Afspraak 84 56,0%
Schriftelijke Verantwoording 6 4,0%
Tijdens Evaluatie Meer Achteraf 18 12,0%
Contract Voor Afspraken 14 9,3%
Niet 15 10,0%
Anders 10 6,7%
N.V.T. 3 2,0%
Totaal 150
Missend 10
Tabel B6.4: Is er al een keer een evaluatie over de voortgang van de deelnemers?
N %
Ja 125 74,0
Nee 41 24,3
Weet niet 3 1,8
Totaal 169 100,0
Missend -1 22
Totaal 191
Tabel B6.5: Over welke zaken ben je tevreden m.b.t. het handelingsplan?
N %
Plan waarin de verschillende afspraken goed vast liggen 62 45,6%
Verduidelijking van de hulpvraag van de deelnemers 13 9,6%
Tevreden over alles 22 16,2%
Tevreden over externe overleg (ab-er, deelnemers en ouders etc.) 16 11,8%
Handelingsplan veroorzaakt concrete effectiviteit 7 5,1%
Overig 16 11,8%
Totaal 136
Missend 55 28,8%
Totaal 191
Tabel B6.6: Zijn er knelpunten t.a.v. het handelingsplan?
N Percent % Cumulative Percent
Ja 46 28,8 30,7 30,7
Nee 104 65,0 69,3 100,0
Totaal 150 93,8 100,0
Missend -1 10 6,3
Totaal 160 100,0
60
Conclusies en aanbevelingen
TABELLEN BEHORENDE BIJ HOOFDSTUK 7
Tabel B7.1: In welke mate bent u het met de volgende stelling eens: De begeleiders binnen de instelling missen de
noodzakelijke expertise voor de ondersteuning van deelnemers met een rugzak
N %
helemaal mee oneens 3 4,7
mee oneens 4 6,3
neutraal 26 40,6
mee eens 23 35,9
helemaal mee eens 8 12,5
Totaal 64 100,0
Missend -1 10
Totaal 74
Tabel B7.2: Wordt de voortgang van de deelnemers met een rugzak geëvalueerd?
N %
Ja 51 79,7
Nee 4 6,3
Weet niet 9 14,1
Totaal 64 100,0
Missend -1 10
Totaal 74
Tabel B7.3: Zijn er knelpunten waar u tegenaan loopt bij de ondersteuning van deelnemers met een rugzak?
N %
Ja 54 87,1
Nee 8 12,9
Totaal 62 100,0
Missend -1 12
Totaal 74
Tabel B7.4: Is de Ambulant Begeleider voldoende toegerust op het geven van begeleiding/ ondersteuning aan uw
instelling?
N %
Ja 30 50,8
Nee, welke knelpunten 29 49,2
constateert u?
Totaal 59 100,0
Missend -1 15
Totaal 74
Tabel B7.5: Is het onderwijsaanbod voldoende passend voor de deelnemer met een rugzak?
N %
niet passend 23 37,7
neutraal 35 57,4
passend 3 4,9
Totaal 61 100,0
Missend -1 13
Totaal 74
Tabel B7.6: Zijn er vaak problemen bij het vinden van een stage-/bpv-plek voor uw deelnemers?
N %
Nee 13 22,0
Niet van toepassing 6 10,2
Ja. Om welke problemen gaat 40 67,8
dat zoal?
Totaal 59 100,0
Missend -1 15
Totaal 74
61
Hoofdstuk 9
Tabel B7.7: Zijn er dit schooljaar (2006 -2007) in vergelijking tot vorig schooljaar verbeteringen/ verslechteringen te
merken m.b.t. de rugzakregeling?
N %
Nee, is hetzelfde 22 42,3
Ja, namelijk de volgende
verbeteringen / 30 57,7
verslechteringen:
Totaal 52 100,0
Missend -1 22
Totaal 74
Tabel B7.8: Is er samenwerking tussen uw instelling en een REA-instituut (REA-college/ EEGA)
N %
Nee 13 20,6
Ja, incidenteel 24 38,1
Ja, structureel 18 28,6
Weet niet 8 12,7
Totaal 63 100,0
Missend -1 11
Totaal 74
62
Conclusies en aanbevelingen
TABELLEN BEHORENDE BIJ HOOFDSTUK 8
Tabel B8.1: Hoeveel extra tijd krijgt u voor de begeleiding van de deelnemer met een rugzak minuten?
N %
0 38 28,1
1 1 ,7
2 1 ,7
5 3 2,2
10 6 4,4
13 1 ,7
15 13 9,6
20 6 4,4
30 27 20,0
45 13 9,6
48 1 ,7
50 3 2,2
60 22 16,3
Totaal 135 100,0
Missend -1 40
70 1
75 1
80 1
90 2
120 5
180 1
210 1
240 1
480 1
Totaal 54
Totaal 189
Tabel B8.2: Hoeveel extra tijd krijgt en gebruikt u voor de begeleiding van de deelnemer met een rugzak?
Tijd per deelnemer per week:
krijgt: besteedt:
N 135 130
Missend 56 61
Gemiddelde 24,59 35,41
Mediaan 20,00 30,00
Modus 0 60
Minimum 0 0
Maximum 60 60
Tabel B8.3: Is de tijd die u krijgt voor de begeleiding van de deelnemers met een rugzak voldoende?
N %
ruim onvoldoende 20 11,6
onvoldoende 48 27,9
neutraal 48 27,9
voldoende 50 29,1
ruim voldoende 6 3,5
Totaal 172 100,0
Missend -1 19
Totaal 191
Tabel B8.4: De begeleiding die u geeft aan een reguliere deelnemer anders dan aan een deelnemer met een rugzak?
(N=189)
N %
Nee 23 13,3
Ja, namelijk: 150 86,7
Totaal 173 100,0
Missend -1 18
Totaal 191
63
Hoofdstuk 9
Zeer slecht Slecht Neutraal Goed Zeer goed Weet niet
21.) Tussen de ambulant
begeleider en mezelf
21.) Tussen de ambulant
begeleider en de deelnemer
21.) Tussen de school en
mezelf
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
Figuur B8.1: Hoe verlopen de volgende contacten m.b.t. de begeleiding van deelnemer(s) met een rugzak?
Tabel B8.5: Was u in het schooljaar 2005-2006 ook begeleider van een deelnemer met een rugzak?
N %
Nee 128 78,0
Ja 36 22,0
Totaal 164 100,0
Missend -1 27
Totaal 191
Tabel B8.6: Zijn er knelpunten t.a.v. de begeleiding?
N %
Ja 69 42,1
Nee 95 57,9
Totaal 164 100,0
Missend -1 27
Totaal 191
Tabel B8.7: Hoeveel tijd per week kunt u een beroep doen op de ambulant begeleider?
N %
Tijd: 39 24,8
Weet niet 118 75,2
Totaal 157 100,0
Missend -1 34
Totaal 191
64
Conclusies en aanbevelingen
Tabel B8.8: Aantal minuten per week waarop een beroep wordt gedaan op de ambulante begeleiding. (N=189)
%
0 25,4
1 2,2
2 ,7
3 2,2
5 15,7
10 25,4
15 11,9
20 4,5
30 6,0
40 ,7
45 1,5
50 ,7
60 3,0
Totaal 100,0
Missend -1
120
180
450
Totaal
Totaal
Tabel B8.9: Wat is uw oordeel over de ondersteuning door de ambulant begeleider?
N %
Slecht 10 6,0
Neutraal 45 26,9
Goed 87 52,1
zeer goed 25 15,0
Totaal 167 100,0
Missend -1 24
Totaal 191
Tabel B8.10: Wordt u ondersteund door een deskundige van een REA-instituut?
N %
Nee 143 89,4
Ja, hoe verloopt dit? 17 10,6
Totaal 160 100,0
Missend -1 31
Totaal 191
Tabel B8.11: Stellingen (N=189)
zeer
weinig weinig neutraal veel zeer veel Totaal
% % % % % %
Zijn er mogelijkheden binnen de instelling om het
onderwijsaanbod aan te passen voor de deelnemer met een 8% 32% 37% 21% 2% 100%
rugzak?
In welke mate ondersteunt de rugzakregeling uw deelnemer 5% 7% 45% 34% 9% 100%
met een rugzak bij het succesvol afronden van de opleiding?
Tabel B8.12: Ondervindt u en/of de instelling problemen bij het vinden van een bpv/stageplek?
N %
Nee 63 38,4
Nog niet van toepassing 44 26,8
Ja, welke problemen zijn / 57 34,8
waren dat?
Totaal 164 100,0
Missend -1 27
Totaal 191
65